Terugblik op de resultaten van onze "nationale boerderij" T en opzichte van vorig jaar gaf 1977-1978 voor de diverse sektoren nogal uiteenlopende ontwikkelingen te zien. Voor de landbouwsektor in zijn totaliteit week in 1977-1978 het beeld echter weinig af van dat van het voorgaande jaar. Dit blijkt uit de jaarlijkse exploitatierekening voor de landbouwsektor' die het Landbouw Ekonomisch Instituut (LEI) heeft opgesteld. H et verschil tussen de produktiewaarde (op brengsten) en de kosten van door andere be drijfstakken geleverde goederen en diensten (non-faktorkosten) is de netto toegevoegde waarde in de landbouw. Zij bedroeg in 1977- 1^78 5,8 mld.; een toename van ruim 2% in vergelijking met het voorgaande jaar. I n de volgende tabel wordt een overzicht ge geven van de ontwikkeling van de gemiddelde arbeidsopbrengst per ondernemer in de ver schillende kategorieën bedrijven waarvoor het LEI een bedrijfsekonomische boekhouding voert. De resultaten van ons "nationale glastuinbouwbedrijf" Stand van de wetgeving Landbouwbegroting 1979 Akkerbouwbedrijven Weidebedrijven Gemengde bedrijven Gemiddelde arbeidsopbrengst per ondernemer in guldens (op pachtbasis) 1973/74 1974/75 1975/76 1976/77 1977/78 1973/74 1974/75 1975/76 1976/77 1977/78.* Noordelijk kleigebied 63.400 62.300 76.400 186.300 44.000 Droogmakerij en en IJssel- meerpolders Grotere bedrijven Zuidwestelijk kleigebied 75.100 63.700 109.000 217.200 12.000 43.500 23.500 82.200 75.100 - 5.000 Kleigebieden Veenkolonieën Kleinere bedrijven 16.400 17.800 31.100 47.900 15.000 19.400 16.800 11.500 9.000 Veenkoloniën en Noordelijk zandgebied 33.700 51.100 36.400 39.100 28.000 1973/74 1974/75 1975/76 1976/77 1977/78 Noordelijk kleigebied 29.600 23.600 28.700 21.300 45.000 Westelijk weidegebied Zandgebieden Grotere bedrijven 22.400 21.700 13.900 14.800 26.000 27.000 15.500 3.200 34.000 34.000 Weide- en zand gebieden Kleinere bedrijven 14.100 9.000 14.400 9.000 19.000 Overwegend Overwegend rundvee Aanmerkelijke akkerbouw verdeling op klei Grotere Grotere Kleinere Grotere Kleinere bedrijven bedrijven bedrijven bedrijven bedrijven 1973/74 31.300 23.600 9.600 22.800 16.300 1974/75 21.900 8.800 1.400 7.800 2.400 1975/76 49.300 25.100 7.700 44.800 15.600 1976/77 65.700 9.000 - 5.200 16.100 4.300 1977/78 15.000 30.000 6.000 30.000 10.000 De opbrengsten V olgens de voorlopige berekeningen be droeg de opbrengstwaarde van de landbouw sektor in 1977-1978 ca. 18.800 min.; ruim 1% minder dan in het voorgaande jaar. Dit was een gevolg van een forse daling van de opbrengst- waarde in de akkerbouwsektor. Deze laatste bleef in 1977-1978 namelijk ca. 33% achter bij het voorgaande jaar. Een en ander werd in het bijzonder veroorzaakt door de sterke daling van de aardappelprijzen, die in 1976-1977 overigens op een buitengewoon hoog peil la gen. De opbrengst van de melkproduktie groeide met ca. 8,5%. Dit was een gevolg van een stijging van de opbrengstprijs met 6,5% en een uitbreiding van de produktie met ca. 2%. Ook de opbrengstwaarde van de rundvleespro- duktie vertoonde een sterke groei, nl. ruim 23,5%. Aan deze groei lagen zowel een uitbrei ding van de produktie als een stijging van de opbrengstprijzen ten grondslag. De produktiewaarde van de intensieve vee houderij nam ten opzichte van 1976-1977 met bijna 7% toe. In de varkenshouderij en de leg- pluimveehouderij nam het volume van de pro duktie verder toe, terwijl in de pluimveemeste- rij het volume van de produktie enigszins te rugliep. In de kalvermesterij stegen de prijzen ten opzichte van het voorgaande jaar met ca. 15%, in de varkenshouderij met ongeveer 3%. In de legpluimveehouderij daalden daarente gen de prijzen met ca. 3%. De non-faktorkosten O nder de non-faktorkosten worden verstaan de kosten van de uit andere bedrijfstakken aangetrokken goederen en diensten. De non- faktorkosten, die ruim 60% van de totale kosten uitmaken, namen ten opzichte van 1976-1977 met bijna 2% af; het volume daalde met 1,5%, het prijsniveau met ca. 0,5%. Het belangrijkste bestanddeel van de non-faktorkosten vormt het veevoeder. Hiervan werd in 1977-1978 3% minder verbruikt tegen 5,5% lagere prijzen. De ten opzichte van het voorgaande jaar sterk verbeterde ruwvoedervoorziening is hierop van grote invloed geweest. Bij de meststoffen trad vrijwel geen teruggang in het verbruik op bij - in vergelijking met voorgaande jaren - slechts matig gestegen prijzen. De prijsstijging van zaaizaad en pootgoed bedroeg 13,5%. De faktorkosten O nder faktorkosten worden verstaan de vol gens bepaalde uitgangspunten berekende kos ten van de in de landbouw werkzame primaire produktiefaktoren (arbeid, grond, kapitaal). De handenarbeid van ondernemers en mee werkende gezinsleden wordt hierbij gewaar deerd tegen de loonkosten per uur volgens de c.a.o. voor een vakarbeider. Voor werknemers zijn de betaalde arbeidskosten in rekening ge bracht. De kosten van het vermogen, dat is belegd in grond en in de bij de grondgebonden produktie behorende gebouwen, zijn berekend op pacht basis. Zodoende wordt de gebruikelijke netto opbrengst bij verpachting van boerderijen (bruto-pacht minus eigenaarslasten) als bere kende beloning van het vermogen beschouwd. Voor het overige vermogen - gewaardeerd tegen vervangingswaarde - wordt een gemid delde rente in rekening gebracht, die aansluit bij de in de landbouw gangbare kredietvormen met een korting voor de in de rente begrepen inflatievergoeding. De faktorkosten stegen in 1977-1978 opnieuw minder sterk, n.l. met ca. 4,5%. De oorzaak hiervan is gelegen in de aanzienlijk kleinere stijging van zowel de berekende arbeidskosten als de kosten van het in grond en gebouwen en in overige kapitaalgoederen vastgelegde ver mogen. De in de berekening gebruikte uur loonkosten stegen met ca. 7%, terwijl het ar beidsvolume met ca. 2% daalde. De kosten van het in grond en gebouwen en in overige kapi taalgoederen vastgelegde vermogen namen ten opzichte van 1976-1977 met slechts ca. 3% toe. Deze, in verhouding tot voorgaande jaren, ge ringe stijging was met name het resultaat van de daling van de in de berekening gehanteerde rentevoet. De netto toegevoegde waarde De netto toegevoegde waarde van de land bouwsektor in zijn totaliteit is ongunstig beïn vloed door de vrij scherpe teruggang van de resultaten in de akkerbouwsektor. De oorzaak hiervan lag - zoals reeds opgemerkt - met name in de daling van de aardappelprijzen. De rentabiliteit van de bedrijven De arbeidsopbrengst is een rentabiliteitsken- getal, dat wordt bepaald door de opbrengsten Deze cijfers dragen een voorlopig karakter te verminderen met de werkelijk gemaakte kosten en de berekende kosten, iDaarvan is het voor de ondernemer ingekalkuleerde arbeidsloon uitgezonderd. De berekende kos ten, die aan de hand van bepaalde gekozen uitgangspunten worden vastgesteld, zijn niet altijd daadwerkelijke uitgaven. De arbeidsop brengst wijkt daardoor doorgaans af van bij voorbeeld het ondernemersinkomen of het fis- kaal inkomen. Bij deze rentabiliteitscijfers zijn als kosten voor gepachte grond en gebouwen de werkelijk be taalde pachtsommen in rekening gebracht. Voor grond en gebouwen in eigendom zijn de kosten berekend op het niveau van de pacht prijzen, die voor vergelijkbare objekten in het zelfde gebied in hetzelfde jaar gangbaar zijn. De kosten van grond en gebouwen "op eigen domsbasis" liggen hoger. Deze bevatten naast de op eigendom rustende kosten van eigenaar slasten en afschrijving, onderhoud en verzeke ring op gebouwen, drainage, bedrijfswegen e.d., tevens een rentevergoeding voor het in de grond en bedrijfsgebouwen vastgelegde ver mogen. Landelijk wordt voor 1977-1978 het verschil geraamd op ca. 750,— per ha (gro tere bedrijven). Deze raming betekent niet dat het feitelijke inkomensverschil tussen pacht- en eigendombedrijven ook zoveel bedraagt. In de eerste plaats hebben vele landbouwers het be drijf, met name de daartoe behorende grond, voor een lagere prijs overgenomen dan de waarde, waarop de grond in de onderhavige berekening is getaxeerd. In de tweede plaats vormen de kosten voor rente in grond en be drijfsgebouwen tevens een inkomensfaktor, voor zover deze produktiefaktoren een onder deel vormen van het eigen vermogen. Uit de LEI-gegevens blijkt dat de rentabiliteit van de weidebedrijven in 1977-1978 een niet onbe langrijk herstel heeft vertoond. De ten opzichte van het voorgaande jaar sterk verbeterde ruw- voederpositie en de daarmee samenhangende teruggang in de krachtvoederkosten zijn hierbij belangrijke faktoren geweest. Ook bij de vere- delingsbedrijven viel een verbetering van de rentabiliteit waar te nemen. Deze werd met name veroorzaakt door een stijging van de op brengstprijzen voor mestkalveren en varkens. De rentabiliteit van de akkerbouwbedrijven is ten opzichte van het - zeer gunstige - jaar 1976-1977 in belangrijke mate teruggelopen. De oorzaak van deze ongunstige ontwikkeling moet in de eerste plaats worden gezocht in de eerdergenoemde sterke teruggang in de op brengstprijzen, met name van aardappelen en uien. LANDBOUWBEGROTING 1979 Het Landbouw-Ekonomisch Instituut (LEI) heeft voor de glastuinbouw de jaarlijkse exploitatierekening opgesteld. De opbrengstwaarde van de glastuinbouw als geheel nam in 1977 met bijna 7,5% toe tot naar schatting 2.890 min. Deze stijging is geheel toe te schrijven aan de snijbloemen- en pot plantenteelt, waar sprake was van een vrij gunstige prijsont wikkeling. Voor snijbloemen waren de opbrengstprijzen ca. 13% hoger dan in 1976, voor de potplanten was dat 6,5%. De op brengstwaarde van de glasgroententeelt verminderde echter als gevolg van een daling van de opbrengstprijzen met ca. 5%. De non-faktorkosten namen in 1977 met ca. 10% toe. Met name energiekosten stegen met ca. 15%. De faktorkosten, waarvan de berekende arbeidskosten de belangrijkste post vormden, stegen met ca. 7%, In vergelijking met de voorgaande jaren betekent dit een relatief geringe stijging. Voor de vollegrondsgroenten waren, in vergelijking met het voorgaande jaar, de bedrijfsresultaten in 1977 ongunstig Dit werd veroorzaakt door de lage opbrengstprijzen, die weer het gevolg waren van een groot aanbod zowel in ons land als in de omliggende landen. De resultaten in de bloembollensektor waren in 1977 bevredi gend. Met name voor tulpenbollen waren de opbrengstprijzen gunstig. Eveneens bevredigend waren de resultaten in de boomkwekerijsektor. Na een aantal minder gunstige jaren wa ren de resultaten in de fruitteelt in 1977 goed..Dit werd met name veroorzaakt door de goede opbrengstprijzen van appelen en peren. De uitkomsten in de champignonsektor die in 1976 reeds gunstig waren, verbeterden in 1977 nog verder. Met name gedurende het eerste halfjaar van 1977 was sprake van zeer goede opbrengstprijzen. Deze cijfers dragen een voorlopig karakter De uitkomsten over de jaren 1973 en 1974 hebben betrekking op de provincies Zuid- en Noord-Holland. Landbouwwet: Aanpassing aan de gewijzigde Comptabili teitswet en versterking van kontrolebevoegdheden bij de pro- duktschappen. Indiening 1978. Uitvoering Landbouwkwaliteitswet: Totstandkoming 1978/1979 van besluiten inzake boter, kaas, scharreleieren, bloembollen, vis en visprodukten. Gezondheidswet voor dieren: O.a. wijziging schadevergoe dingsregeling en bevoegdheden tot het stellen van eisen aan bedrijven, op het gebied van gezondheid en welzijn van dieren. Nieuwe regeling ter vervanging van de Veewet, Vogelziekten- wet e.d. Indiening 1978/1979. Diergeneesmiddelenwet: Nieuwe regeling voor diergenees middelen, alsmede voor veterinaire sera en entstoffen. Indiening 1978/1979. Uitoefeningswet diergeneeskunst: Regeling tuchtrecht; her ziening regeling beperkte bevoegdheid van veeverloskundigen en castreurs. Indiening 1978/1979. Uitvoering Wet dierenvervoer: Regelingen voor het vervoer over de weg en per schip en vliegtuig. Totstandkoming 1978. Meststoffenwet: Herziening wegens veroudering; aan ban den leggen van gebruik van ongewenste meststoffen. In voorbereiding: Zaaizaad- en Plantgoedwet: Herziening in verband met de EG-regeling rassenlijsten en eventueel in verband met op han den zijnde wijziging van het Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (UPOV-verdrag). In voorbereiding: Landinrichtingswet: Nieuwe regeling ter vervanging van de Ruilverkavelingswet. Indiening rond de jaarwisseling Pachtwet (le ondertekenaar Justitie): Herziening ter beper king van het kontinuatierecht na de 65-jarige leeftijd ter ver vroeging van de wettelijke overdrachtsleeftijd, en om inbreng van pacht in een maatschap mogelijk te maken. In voorbereiding: Boswet: Herziening in verband met strooiselroof versterking van de beheersaspekten. Indiening 1979. Wet Vervreemding Landbouwgronden: Regeling van de landbouwkundige toetsing bij overdracht van landbouwgron den. Indiening 1978. Beheerswet voor landbouwgebieden: Wettelijke regeling met betrekking tot beheersovereenkomsten en gebieden waarvoor deze kunnen worden gesloten. Indiening 1979. 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 7