Minister Van der Stee: evenwichtige prijsvorming van landbouwgrond bevorderen! R andvoorwaarde voor zijn beleid is, dat bij de oplossing van de problemen grote aandacht besteed moet worden aan de meest kwetsbare groepen. Daarbij denkt hij onder meer aan oudere agrariërs zonder opvolger met weinig perspektiefbie- dende bedrijven, aan agrariërs die ter verbetering van de eko- nomische basis van hun bedrijf relatief veel grond tegen hoge prijzen aankochten en aan diegenen die staan voor overname en/of vergroting van hun bedrijf, maar uitzonderlijk hoge grondprijzen niet kunnen financieren. D e prijsontwikkeling op de markt voor pachtvrije grond heeft geleidelijk aan effekt op de landbouw in zijn totaliteit. De om vang van de prijsstijging en daarmee samenhangende gevolgen moeten in het kader van een totaal oordeel als ongunstig voor de ekonomische positie van de landbouw worden beschouwd. De beoogde wettelijke maatregelen om de prijsontwikkeling op de markt voor pachtvrije gronden weer in reëlere banen te leiden, zijn dan ook een belang voor de landbouw in zijn totaliteit. Dit geldt ook voor de velen die niet aan het grondverkeer op de markt voor pachtvrije grond deelnemen. Voor een goede on derbouw van het te voeren beleid en ten behoeve van een ve rantwoorde oordeelsvorming over de effekten daarvan, zal mi nister Van der Stee het grondmarktonderzoek verder uitbou wen. H et is duidelijk dat de kritieke situatie op de agrarische grondmarkt een beheerst optreden door of namens de overheid op deze grondmarkt vergt. Het nastreven hiervan leidt vaak tot een bijzonder moeilijk afwegingsproces tussen enerzijds de ur gentie en de omvang van de belangen waarvoor grond verwor ven moet worden en anderzijds de bepaling van hetgeen de grondmarkt in de betreffende regio kan verdragen. De S.B.L. oriënteert zich dan ook bij voortduring op de ontwikkelingen van de prijs en het aanbod op die grondmarkten, waarop zij aktief moet optreden. D e Kommissie van Advies voor het Grond- en Pachtprijspeil heeft zich met betrekking tot de vraag, of de frequentie van bijstelling van de pachtnormen wijziging zou behoeven, op het standpunt gesteld, dat daartoe geen aanleiding bestaat. De be windsman had de Kommissie deze vraag voorgelegd. Wel zou de datum van inwerkingtreding zodanig moeten worden geko zen dat de groep, die als eerste te maken krijgt met nieuwe pachtnormen, niet steeds dezelfde is. In het verder overleg wordt dit advies betrokken. Veel aandacht voor gewasbescherming Een gemeenschappelijk EG beleid zal nationale offers vragen LANDBOUWBEGROTING 1979 Landbouwbegroting 1979 landbouwbegroting 1978 D e doelstelling van het agrarische grondbeleid van minister Van der Stee zal zijn het bevorderen van een evenwichtige prijsvorming van landbouwgrond. Dit beleid zal gericht moeten zijn op de markt voor landbouwgrond in zijn totaliteit. Het zal met name ook aandacht moeten schenken aan gebieden waar aankopen voor niet-agrarisch gebruik van landbouwgronden plaatsvinden. Dit mede in verband met het efTekt van die aankopen op de vraag in de blijvend agrarische gebieden. Dit o.m. blijkt uit de paragraaf "Grond- en Pachtzaken" van de Memorie van Toelichting die minister Van der Stee (landbouw) geeft op de begroting van zijn departement voor het dienstjaar 1979. De meest kwetsbare groepen Tegen deze achtergrond staat hem een samenhangend pakket van beleidsmaatregelen voor ogen, zoals: Snelle invoe mg van een wettelijke regeling voor landbouw kundige toetsing bij grondoverdracht naar kriteria die passen in het beoogde landbouwstruktuurbeleid (Wet vervreemding landbouwgronden). Verbetering van het funktioneren van het pachtstelsel, waar bij onder meer aandacht wordt besteed aan vergroting van de mobiliteit van pachtgrond (bijvoorbeeld door aanpassingen in het kontinuatierecht). Voortzetting van een grondbankbeleid, dat is gericht op de oplossing van de financieringsproblemen van de meest kwetsbare groepen bij bedrijfsovername en/of -vergroting. Het grondbankstelsel zal aansluiting moeten krijgen op het te ontwikkelen beleid inzake de landbouwkundige toetsing. Verruiming van het aanbod door uitgifte van gronden in Zuidelijk Flevoland. Voortzetting van een "beheerst" optreden van de Stichting Beheer Landbouwgronden (S.B.L.) bij aankoop van land bouwgrond. De grondmarkt T eneinde te voorkomen, dat aankopen met rijksmiddelen - anders dan in het kader van een onteigeningsprocedure - de draagkracht van de grondmarkt in de diverse gebieden over treft, zijn de aankopen van landbouwgrond, die in belangrijke mate met rijksmiddelen plaatsvinden, gekoncentreerd bij de S.B.L. De markt voor landbouwgrond valt uiteen in drie deelmarkten: A overdracht in het kader van bedrijfsopvolging in de familie sfeer: B vervreemding van de verpachte grond, (waar de pachter een wettelijk voorkeursrecht heeft); C vervreemding van pachtvrij aangeboden grond. Het meest duidelijk bestaat een marktsysteem bij de pachtvrije grond. Dit geldt in iets mindere mate voor verpacht'e grond, omdat in die gevallen het voorkeursrecht vaak de koper bepaalt. Bij het spreken over een verontrustende ontwikkeling van de prijzen van landbouwgronden wordt in de eerste plaats gedacht aan het prijsverloop op de markt van pachtvrije grond. De volgende tabel geeft daarin duidelijk inzicht. Gemiddelde prijs voor onverpachte en verpachte objekten (in gld/ha) Verslechterde verhoudingen tussen vraag en aanbod liggen ten grondslag aan dit verschijnsel. Er is enerzijds minder aanbod omdat praktisch geen afvloeiing door beroepsverandering plaatsvindt. Anderzijds is het aanbod kleiner, omdat oudere boeren zonder opvolger vaak zeer geleidelijk hun bedrijfsvoe ring beëindigen en overigens hun grond zo lang mogelijk vast houden. De gesignaleerde prijsontwikkeling maakt van land bouwgrond een meer dan waardevaste belegging. Dat telt te meer, omdat rendementen van andere voor de hand liggende beleggingen vergelijkenderwijs veel minder aantrekkelijk zijn. Het afzien van beroepsverandering door ondernemers van be drijven, die in de bestaande bedrijfsopzet in de gevarenzone verkeren, versterkt de potentiële vraag op de grondmarkt. Deze bedrijfshoofden zoeken veelal naar verbreding van hun ekono- mische basis. Naast voornoemde aangelegenheden spelen vaak plaatselijke, regionale of incidentele faktoren een rol in de grondprijsont wikkeling. Voor wat betreft het afgenomen aanbod, is voor 1976-1977 op zijn gunstigst sprake van een stabilisatie. De tendens tot afne mend aanbod in de kategorie gehele bedrijven zette zich overi gens voort. Grondmarktonderzoek uitbouwen Stichting Beheer Landbouwgronden Dankzij de hervatting van de uitgifte van domeingronden, door een eerste uitgifte in Zuidelijk Flevoland, kan de Stichting een belangrijk deel van haar aankopen verrichten buiten de kon- Jaar Boerderijen Los bouwland Los grasland 1969/1970 onverpacht verpacht onverpacht verpacht onverpacht verpacht 9.820 7.310 9.520 7.730 7.740 6.360 1970/1971 9.830 7.600 9.250 7.650 7.480 6.220 1971/1972 11.320 7.600 9.340 7.760 8.250 6.490 1972/1973 14.600 8.600 10.410 8.480 9.720 7.190 1973/1974 18.070 9.890 12.960 9.660 12.650 9.120 1974/1975 21.370 12.290 14.780 10.670 14.870 10.040 1975/1976 25.260 14.250 18.780 13.990 18.420 11.940 1976/1977 42.816 17.122 29.646 17.246 30.196 17.499 Voorlopige cijfers. kurrentie met derden op de vrije grondmarkt. Het middel van ruimte scheppen door domeinverplaatsing zal bij voorrang ge richt worden op gebieden met een geringe grondmobiliteit. Als zodanig is het uitgiftebeleid een bijzonder belangrijk instrument voor noodzakelijke aankopen met overheidsmiddelen. Pachtzaken Ten aanzien van de adviesaanvrage inzake eventuele nadere differentiatie van de pachtnormen, waarbij gedacht kan worden aan de bedrijfsgrootte in relatie tot de pachtwaarde en een kavelgroottetoeslag naast de overige toeslagen en aftrekken, heeft de Kommissie van Advies voor het Grond- en Pachtprijs- peil nog geen definitief standpunt bepaald. Door de steeds toenemende internationale handel in plan ten en voortkwekingsmateriaal sluipt ook zo nu en dan een nieuwe ziekte mee ons land binnen. Dit geldt met name voor diverse bloemisterij gewassen uit tropische landen. Daarom zal er een strengere kontrole op binnenkomende produkten plaats moeten vinden. Dit geldt overigens voor iedereen die van buiten onze grenzen materiaal aanvoeren. Meer begeleiding en kontrole zijn noodzakelijk. De koloradokever krijgt ook meer aandacht. Enkele van deze kevers in nederlands graan dat naar Engeland ging hebben onze export moeilijkheden bezorgd, omdat Enge land deze kever als een ernstige bedreiging voor haar aardappelteelt blijft zien! De iepziekte breidt zich nog uit. In Zuid-Limburg is het alzover dat er niets meer aan te doen is. Elders nog wel en daarvoor heeft het ministerie voor de komende jaren een bedrag uitge trokken van ongeveer 14 miljoen gulden. Er wordt naar ge streefd om nog dit jaar het gehele nederlandse iepenbestand op gezondheid te kontroleren. Bakterievuur In 1977 bleef het optreden van bakterievuur in de boomkwekerij zeer beperkt. In de fruitteelt breidt het aantal gevallen zich uit' hoewel de totale schade beperkt blijft. Overigens komt de ziekte zeer verspreid voor, zodat voortdurende waakzaamheid gebo den is. Daarom worden de kwekerijen en de naaste omgeving van boomkwekerijen intensief geinspekteerd waarbij eventuele besmettingen worden uitgeroeid, teneinde de infektiekansen zoveel mogelijk te beperken. De teelt en de aanplant van zeer vatbare boomkwekerijgewassen, die een belangrijke infektie- bron kunnen vormen, zullen met kracht worden afgeraden. In overleg met het betrokken bedrijfsleven worden voorstellen uitgewerkt om de voor bakterievuur vatbare gewassen uit de sierteeltsektor onder de wettelijke keuring door de Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor boomkwekerijgewassen te brengen. Aanpassing Plantenziektenwet Het blijkt noodzakelijk de Plantenziektenwet aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden. Aanleiding hiertoe is o.a. de samenhang tussen de voorgenomen, op de Landbouwkwali- teitswet te baseren, keuring van de kwaliteit van bloembollen en de ziektebestrijding in bloembollen op grond van de Planten ziektenwet. De Bloembollenziektenwet 1937 zal hierbij komen te vervallen. Vervanging Bestrijdingsmiddelenbeschikking Een vervanging van de Bestrijdingsmiddelenbeschikking 1964 is in voorbereiding. Dit is onder meer nodig om de regelen aan te passen aan de in 1975 gewijzigde Bestrijdingsmiddelenwet. Een belangrijk aspekt van de nieuwe beschikking betreft o.m. de verbetering van de toelatingsprocedure, waardoor de aanvra gers van toelatingen een grotere rechtszekerheid wordt geboden. Daarnaast wordt een nieuw systeem ingevoerd van klassifikatie van bestrijdingsmiddelen met de daarbij passende gevaren- symbolen voor het onderkennen van de akute gevaren voor de gebruiker van de middelen. Dit laatste vormt een aanpassing aan de EG-richtlijn inzake de indeling, verpakking en het ken merken van gevaarlijke preparaten (bestrijdingsmiddelen). In zijn begroting komt ook minister van der Stee tot de konklusie dat de uitbreiding van de EEG met de drie zui delijke landen tot verscherpte konkurrentie voor de ne derlandse land- en tuinbouw kan leiden. De prijsverschillen tussen de nieuwe staten en de "oude" EEG zijn te groot. Om die konkurrentie op te vangen stelt de minister voor om de overgangsperiode waarin de nieuwe leden volledig in het EEG fraamwerk worden ingepast zo lang te laten duren tot de scherpe kantjes er voor onze agrariërs af zijn. De toetreding van de nieuwe leden mag in geen geval het ge meenschappelijke beleid zoals ^dat tot nu toe werd gevoerd doorkruisen en moet van de eerste dag af in werking worden gesteld. De Europese Kommissie doet nog geen konkrete voor stellen over de tijdsduur van de overgangsperiode. Van der Stee is van mening dat een Gemeenschap waarvan straks twaalf landen lid zullen zijn steeds meer moeite zal hebben om voort varend te werken aan de verdere eenwording van Europa. De minister blijft van mening dat voor ons land het gemeenschap pelijk landbouwbeleid bijzonder gunstig heeft gewerkt. Uit de gemeenschappelijke middelen vloeide in 1977 ruim 3,2 miljard gulden toe aan onze agrarische bedrijfstak, via o.m. export res tituties en interventie-aankopen. Wel vindt de minister dat de besluitvorming in Brussel steeds moeizamer verloopt. De uitbreiding tot 9 lidstaten (Engeland) heeft dit mede veroorzaakt. Veel landen laten het nationale belang prevaleren. Nederland mag daar niet aan mee doen en we zullen bereid moeten zijn ten dienste van het EEG belang soms maatregelen te aksepteren die voor ons land ongunstig zijn. Aan deze bereidheid zal het goed funktioneren van het gemeenschappelijk beleid gekoppeld zijn. 5

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 5