KNLC KOMMENTAAR gn» M inister Van der Stee bouwt in zijn Memorie van Toelichting duidelijk voort op het door hem de laatste jaren gevoerde beleid. Wijzigingen betreffen meer ombuigingen onder invloed van ve randerde omstandigheden, dan werkelijke koersveranderingen. De grote vraag is in feite of de minister zijn, over het algemeen ons wel aansprekende in woorden weergegeven, beleidsvoorne mens kan waarmaken gezien de beperkte geldmiddelen die hem ter beschikking staan voor 1979. Eerlijk gezegd twijfelen wij daar sterk aan. U iteraard besteedt de Menorie van Toelichting uitgebreid aandacht aan de agrarische grondpolitiek. Landbouwschap bezorgd over teruggang landbouwbegroting H I n de Troonrede wordt 2een aandacht besteed aan de nositie en stemt in met zijn voornemen om, speciaal met het oog op de Landbouwbegroting 1979 Mooie woorden, weinig geld D e eerste "echte" mi-joenenndtit van het kahinet Van Agt vertoont in al zijn geledingen duidelijk Voortzetting beleid Grondzaken D e rentenier, b. v. die van zijn rente moet leven, voelt de jaarlijkse aanslag in de vermogensbelasting als een steeds zwaarder drukkende last. de sporen van de bezuinigingsplannen uit Bestek '81. Bij het bestuderen van de landbouwbegroting 1979 wordt al gauw duidelijk dat het Ministerie van Landbouw een forse bijdrage heeft moeten leveren aan de bezuinigingen. Iets wat we overigens na het bekend worden van Bestek '81 al wisten. Nu blijkt uit de cijfers inderdaad dat minister Van der Stee zeker voor 1979 behoorlijk moet inleveren. Wij vragen ons af of het niet wat minder had gekund, dan wel dat de bezuinigingen op landbouw niet wat evenrediger over 1979, 1980 en 1981 verspreid hadden kunnen worden. Nu drukt wel erg veel op 1979. Overigens willen wij er geen misverstand oïer laten bestaan dat, waar wij forse (mogelijk meer dan de 10 miljard die nu ter tafel ligt) bezuinigingen op de overheidsuitgaven zonder meer gewenst achten, een evenredige bijdrage door het Ministerie van Land bouw en Visserij aanvaardbaar is. Als we zien dat de landbouw begroting voor 1979 in guldens zelfs lager is dan in 1978 (- 36 miljoen) dan lijkt de bijdrage toch meer dan evenredig. Immers in guldens uitgedrukt blijven de totale rijksuitgaven nog stijgen. Zo benadrukt de minister nog eens dat het boereninkomen in de eerste plaats uit de markt moet kunnen komen. Versterking van het markt- en prijsbeleid dus. Terecht geeft hij daarbij aan dat daarom versterking van de konkurrentiekracht van de Neder landse landbouw gewenst is en ook dat daar waar het markt- en prijsbeleid moeizaan werkt, het instrument van de lastenverlich ting gehanteerd zal moeten worden. Evenwel in de begrotings cijfers is daar maar w einig van terug te vinden. Of het zou de 20 miljoen overheidsbijdrage in de keuringskosten moeten zijn, waarmee half 1979 gestart zal worden. Een bijdrage die in 3 jaar zal oplopen tot ruim 70 miljoen (stond er in Bestek '81 niet f 80 miljoen overigens!). Verder lijkt er van extra inspanningen om de konkurrentiekracht te verbeteren niet veel terecht te kunnen komen. Immers de middelen van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds worden met ruim 16 miljoen tot zo'n 90 miljoen ingekrom pen. Nauwelijks voldoende om bestaande verplichtingen na te komen, laat staan nieuwe initiatieven te ontplooien. Nu was voor ons een herziening van de O. S.-fondsuitgaven wel aanvaard baar geweest, zeker als we de gunstige werking van de WIR voor de landbouw erbij betrekken. Tegen de nu voorgestelde drasti sche verlaging zullen wij ons sterk verzetten. Ook op het gebied van ruilverkaveling en kultuurtechnische werken lijkt er voor komend jaar minder mogelijk. Weliswaar houdt de minister vast aan 40.000 ha RvK per jaar; maar we vragen ons af of het met 15 miljoen ingekrompen budget niet wat erg krap wordt. Be perking vindt plaats op bijdragen voor kultuurtechnische werken buiten ruilverkavelingsverband en ook een heropening van de PCW (naast de tijdelijke openstelling voor grondverbeterende werkën) zit er niet in. Als we dan ook nog de wat verdekte aankondiging meenemen dat op langere termijn rekening moet worden gehouden met enige verdere inkrinping van de voorlichting, dan blijft er van de werkelijke konkurrentiepositie-versterkende impulsen vanuit het Ministerie van Landbouw niet te veel over. Ik moet konstateren dat de grote lijn, waarbinnen de minister zoekt naar een oplossing, steeds dichter bij onze KNLC-uit- gangspunten komt te liggen. Zo omschrijft de minister zijn doelstelling als het bevorderen van een evenwichtige prijsvor ming van landbouwgrond. Dat lijkt me een reëel uitgangspunt. Wat de maatregelen betreft gaat de minister nu ook duidelijk verder dan alleen de landbouwkundige toetsing met mogelijk een wijziging van de Pachtwet (verlengingsrecht). Met name daar waar hij onderkent het effekt van aankopen voor niet- agrarisch gebruik op de prijsvorming en ook waar een verrui ming van het aanbod door uitgifte in Zuidelijk Flevoland wordt aangeduid. Overigens wordt geen tijdstip genoemd wanneer de minister met zijn definitieve voorstellen voor een landbouwkundige toetsing zal komen. Wat de relatie landbouw-iandschap en de beheerso vereenkomsten betreft,, wordt in de Memorie van Toelichting toch wel verder gewandeld op de weg terug naar het realisme, namelijk dat beheersovereenkomsten slechts in beperkte mate een oplossing kunnen geven en dat overigens de land- en tuin bouw een redelijke ruimte moeten blijven krijgen om zich te ontwikkelen. De voortgang bij het afsluiten van beheersove reenkomsten is duidelijk trager dan voorzien. Voor 1979 is dan ook slechts 11 miljoen op de begroting opgenomen in plaats van de eerst voorgenomen 14 miljoen. Voorts stelt de minister dat de financiële middelen grenzen stellen aan de mogelijkhe den van toepassing van het stelsel van beheersregelingen. Dat naar verwachting, gezien de huidige stand van zaken, in de komende vier jaren dan ook voor slechts 30.000 ha beheers plannen tot stand zullen komen, lijkt de minister met het oog op de financiën wel goed uit te komen. Het geeft voor ons meteen de beperkte mogelijkheden weer die in zijn algemeenheid het instrument van beheersovereenkomst biedt. We zullen er als bedrijfsleven dan ook nauwlettend op moeten toezien dat bij hét planologisch vastleggen van de bestemmin gen van het buitengebied en bij het aanwijzen van gebieden waar de landbouw met beperkingen te maken krijgt, geen (voorlopi ge) beperkingen worden opgelegd waarvoor ook op langere ter mijn geen vergoedingen verstrekt zullen kunnen worden. Het is gewenst dat net name de provinciale en vele gemeentelijke plannenmakers van deze beperkte mogelijkheden doordrongen worden. Alles bijeen dus een weinig spectaculaire landbouwbegroting. Eigenlijk wist zo'n begroting een belangrijk stuk landbouwpoli tiek, omdat over het Brusselse beleid slechts een beschrijving wordt gegeven zonder dat een bijdrage wordt geleverd ter op lossing van belangrijke problemen. Zoals op het gebied van de zuivel, de ontwikkeling van de graanmarkt (substituten), de prijsaanpassingen en het EG-struktuurbeleid. Op zich is dit uit een oogpunt van onderhandelingspositie in Brussel natuurlijk best verklaarbaar; alleen het maakt het totale beeld wel erg inkompleet. Ik vraag mij toch af of het wat uitgebreider aange ven van de uitgangspunten van het Nederlandse beleid ten aan zien van Brussel, ook met betrekking tot de meest aktuele problemen, niet mogelijk is. Het zou er in elk geval toe kunnen bijdragen dat de landbouwbegroting een meer kompleet beeld van het voorgenomen landbouwbeleid van de regering geeft dan nu het geval is. LUTEIJN. De vermogensbelasting is destijds ingesteld met als meestgewichtige motivering dat diegene die over vermogen beschikt qua draagkracht een sterkere positie inneemt dan diegene die wat zijn inkomen betreft puur afhankelijk is van inkomen dat vrucht is van arbeid. Vermogensinkomsten zoals rente werden qua tarief voor de inkomstenbelasting dus gelijk belast als inkomsten uit ar beid maar kregen een surplus te verwerken op grond van de aanslag in de vermogensbelasting. In 1892 reeds dacht men dat zulk een vermogensbelasting rechtvaardig was. In dat tijdverschil van ruim 80 jaren is er veel verandert, zeker op het gebied van de inkomensverhoudingenmaar de vermogensbelasting staat nog altijd recht overeind. De onrechtvaardigheid van deze belasting komt vooral in een inflatie tijdperk extra naar voren. Dit met een voorbeeld te staven is niet zo moeilijk. Laten wij als voorbeeld nemen iemand die zo in de jaren 1960-1965 zijn aktieve arbeidsperiode afsloot en die door middel van een levensverzekering had gespaard. Hij kreeg als uitkering een bedrag van f 100.000,— Zijn geldmiddelen in zijn bedrijf waren f 50.000,— Zijn inventaris verkocht hij voor f 100.000,— Zijn onroerende goederen waren waard f 100.000,— Totale vermogen f 350.000,- IIij kocht voor al zijn geldmiddelen Nederlandse staats fondsen n.l. f 100.000,— 4 72 Nederland 1963 f 100.000,— f 150.000,- 5% Nederland 1964 f 150.000,- Het onroerend goed (10.- HA bouwland) f 100.000,- werd verpacht Hij had in 1965 een inkomen aan rente f 4.250,- 7.500, - f 11.750, - Pacht netto 2% van f 100.000,- f 2.000,- Wij laten nu de A O W-uitkering buiten beschouwing omdat dit voor ons geval niet relavant is. Per 1 januari was de vermogensbelasting 8 0/00 terwijl de belastingvrije som bedroeg f 97.000,— voor iemand die 65 jaar of ouder is. Zijn inkomen is sedert 1963 praktisch gesproken hetzelfde gebleven. Toen had hij inkomen uit vermogen van f 13.750,— en nu is dat nog zo, als wij aannemen dat van de effekten niets is verkocht of uitgeloot en de netto pacht hetzelfde is gebleven. Weliswaar is de pacht verhoogd maar de lasten zijn dit eveneens. Vergelijken wij dit nu eens met een rijksambtenaar die in dezelfde tijd werd gepensioneerd. Diens pensioen is ongeveer verhoogd mei de vermenigvul- digingsfaktor 1,8 d.w.z. 1,8 maal f 13,750,— is f 24.750,- Zijn inkomen is gestegen met f 11.000,— maar de last van de vermogensbelasting drukt op hem niet. Over draagkracht gesproken. De vermogensbezitter zou een grotere draagkracht bezitten. Het is duidelijk dat de maat schappelijke verhoudingen zodanig veranderd zijn dat voor de vermogensbelasting althans dit argument volledig zijn kracht heeft verloren. No, veel indringender wordt de vraagstelling t.a.v. de rechtvaardiging van de vermogensbelasting als wij de prijs stijgingen van onroerende goederen in onze beschouwingen betrekken. Dan blijkt telkens weer dat meer moet worden betaald ter wijl het rendement niet is gestegen. Het probleem is slechts in zijn eenvoudigste merites gesteld, er valt veel meer over te zeggen, maar dat was niet de bedoeling van dit stukje. Hier werd alleen het draagkrachtsprincipe aan de orde ge steld. Verwacht u niet dat de vermogensbelasting zal verdwijnen. Dat zou o. i. een ijdele verwachting zijn. En bovendien, zo er al een belasting verdwijnt (b.v. grond belasting) komt er iets zwaarders voor in de plaats (b.v. onroerend goed belasting). Paauwe Eerste kommentaar op de Troonrede en de Landbouwbegroting et Dagelijks Bestuur van het Landbouwschap konstateert, dat de Landbouwbegroting 1979 in guldens (1,7%) daalt, vijl de Rijksbegroting met ongeveer 10% stijgt. Het landbouwbedrijfsleven aanvaardt in het zicht van de ernstige (flpmt'tl U'QQrvnnr nrl ctaat i\t> v<vranluY\<vrrfloliiL' hoi/1 Am to molinnn ITot f onrlhrviiu lion KotrAiirt /iat /Ia f 13.750,- terwijl uv UIVt VHgVI wl 1V/I> 1XV, lunuimu I/VUl TVII UMIITMCIIUI 111 11VI X.IV1II T U I UV Vlll^llgV problemen, waarvoor Nederland staat, de verantwoordelijkheid om te matigen. Het Landbouwschap betreurt, dat de voorgenomen bezuinigingen sterker op de begroting van landbouw tot uitdrukking komen dan elders. problemen voor de tuinbouw een langere overgangsperiode te bepleiten. Het Landbouwschap is teleurgesteld over een verminderde aandacht voor het struktuurbeleid (Ontwikkelings- en Sane ringsfonds, voorlichting). Voorts zijn de bijdragen voor lasten verlichting te laag en gaat deze lastenverlichting naar de me ning van het Landbouwschap op een te laat tijdstip in. Het Landbouwschap is teleurgesteld over de passage inzake het grondbeleid, waarin gedoeld wordt op het bevorderen van een evenwichtiger prijsvorming van landbouwgronden. Het beleid zal volgens het Landbouwschap gericht moeten worden op een duidelijke ombuiging van de prijsontwikkeling van landbouwgronden. Met voldoening is kennisgenomen van het Regeringsbesluit om voor de komende jaren het uitvoeringsprogramma voor ruilverkavelingen te handhaven op gemiddeld 40.000 hektare per jaar. De voor ruilverkavelingen bestemde middelen zijn ondanks de kostenstijgingen verminderd. De minister zegt voldaan te zijn over het feit, dat het budget de in 1979 uit te voeren werken dekt. Het Landbouwschap wijst erop, dat dit mogelijk is omdat de doelstelling om 40.000 hektare ruilver kaveling in uitvoering te nemen in de afgelopen jaren niet is gehaald. Het budget voor ruilverkavelingen zal in de komende jaren dan ook aanzienlijk verhoogd moeten worden. n de Troonrede wordt geen aandacht besteed aan de positie van de land- en tuinbouw. Het Landbouwschap konstateert, dat in het regeringsbeleid wel een aantal algemene maatrege len wordt gehandhaafd, die voor de land- en tuinbouw van belang zijn. Het mist echter een nadere uitwerking van reeds eerder aangekondigde sociale regelingen. In de Troonrede wordt gesteld, dat het kabinet meer aandacht zal besteden aan bedrijfstakken, die zijn opgewassen tegen de internationale konkurrentie. De agrarische bedrijfstak heeft zich volgens het Landbouwschap op eigen kracht en begeleid door het landbouwbeleid binnen de Europese Gemeenschap kunnen handhaven. De land- en tuinbouw heeft een belang rijke bijdrage geleverd aan de export. Het Landbouwschap ziet dan ook geen reden om de inspanningen van de overheid ten behoeve van de land- en tuinbouw te verminderen. Het Bestuur van het Landbouwschap zal in de openbare ver gadering van 4 oktober aanstaande, nader ingaan op de ver schillende onderdelen van de landbouwbegroting. Reeds nu merkt het Landbouwschap op, dat het belang van de agrarische export door de minister van Landbouw wordt er kend maar dat deze erkenning niet vertaald is in konkrete maatregelen. H et Landbouwschap is met minister Van der Stee bezorgd over de aanstaande uitbreiding van de Europese Gemeenschap 3

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 3