G
H
G
H
B
N a de injektie en het eventuele terugploegen
dient de grond tenminste 2 tot 3 weken, afhan
kelijk van de grondtemperatuur, ongestoord te
blijven liggen om het middel te laten uitwer
ken. Daarna, om verdwijning van restanten
van het middel te bevorderen, grof ploegen of
opentrekken met een vastetand-kultivator. In
zaai van wintertarwe is mogelijk 4 6 weken na
de ontsmetting.
Voorlopige resultaten wintertarwerassen
D oor het late oogsttijdstip van de wintertarwe zijn er op
dit moment helaas nog weinig gegevens beschikbaar over
rassenproeven. In de volgende tabel zijn dan ook alleen de
resultaten weergegeven, die op "De Kandelaar" zijn vast
gesteld. Bij de beschrijving van de rassen en het voorlopige
advies is ook gebruik gemaakt van globale gegevens van
enkele andere proefvelden.
V
ING. K.J. SCHREUDER (uit: Aspekten van de landbouw. C.A.R. IJsselmeerpolders)
n Zeeland wordt in enkele gebieden veel aandacht besteed aan grondontsmetting ter
bestrijding van bet bietecvstenaaltje. Daarom lijkt het zinvol om enkele aanwijzingen voor
de uitvoering onder de aandacht te brengen van de (adspirant-)gebruikers.
W a 11 neer grondo 11 tsmetting?
rondontsmetting wordt meestal uitgevoerd
met als doel de bestrijding van het bietecyste-
naaltje. Om te weten of grondontsmetting no
dig is. moet eerst nagegaan worden hoe hoog
de besmetting van de grond is. Dit kan men
alleen te weten komen door het laten onder
zoeken van grondmonsters. Aan de hand van
de uitkomst daarvan kan men de volgende ta
bel gebruiken:
dieper wordt geïnjekteerd neemt de kans op
een onvoldoende aaltjesdoding toe.
Toestand van de grond tijdens de ontsmetting
et middel wcrdt als vloeistof in de grond
gebracht waar het wordt omgezet in gasvorm.
Het gas moet de hele bouwvoor doordringen en
hierbij spelen de volgende faktoren een be
langrijke rol'
Adviesbasis voor grondonderzoek op bietecvstenaaltjes
wachtjaren
uitslag grondonderzoek zonder chem. middelen met chem. middelen
niet aantoonbaar 0 0
zeer licht 0 0
licht 0 0
matig 1 a 2 0
vrij zwaar 3 a 4 1
zwaar 4 a 5 2
zeer zwaar 5 a 7 3 a 4
Wil men van de gelegenheid gebruik maken om ontheffing te krijgen van de 1 4-teelt van
aardappelen, dan dient men de grondontsmetting binnen veertien dagen na de behandeling bij de
Plantenziektenkundige Dienst te Goes te melden. Een formulier hiervoor kan men bij deze Dienst
telefonisch aanvragen (01100 - 16440).
Omstandigheden
rondontsmetting in de akkerbouw kan het
beste worden uitgevoerd in de nazomer 'of
vroege herfst, zo kort mogelijk na de oogst van
het gewas. Op gronden tot 30% slib levert
een goed uitgevoerde grondontsmetting mees
tal voldoende aaltjesdoding op (minimaal
80%). Zwaardere en moeilijk bewerkbare
gronden vragen extra zorg om een goed resul
taat te bereiken. Bij grondontsmetting worden
ook andere aaltjes bestreden zoals uienstenge-
laaltje (kroef) en het vrij levende aaltje Tri-
chodorus. De meest gebruikte middelen zijn
dichloorpropeen en metam-natrium.
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen de
behandeling op onbegroeid land en de zoge
naamde onderdoorbehandeling. Voor het in
werken wordt gebruik gemaakt van deschaar-
injekteur, al of niet voorzien van een inge
bouwd freeselement voor het verkruimelen van
de toplaag om de steelsporen te dichten
en om samen met een speciale kapkonstruktie
de grond te egaliseren. De werkdiepte is regel
baar. Plaatselijk wordt in Zeeland, met name
op lichte tot zeer lichte grond, voor dit doel ook
nog wel de ploeginjekteur gebruikt. Bij zorg
vuldig werken levert deze eveneens goed werk.
Op zwaardere en moeilijk bewerkbare grond is
vaak een intensieve voorbewerking noodzake
lijk. Naast hakenfrezen kunnen aangedreven
eggen hiervoor dienen. Voorkom het boven
halen van verse moeilijk te verkruimelen
grond.
Injektiediepte
et middel moet op een diepte van 18 a 20
cm (gemeten na afdichting van de grond) in de
bouwvoor worden geïnjekteerd. Naarmate on-
le Vochtgehalte van de grond. De meest ideale
situatie is die waarbij de bouwvoor tot op 20
cm' licht droog tot normaal vochtig is, d.w.z.
in een toestand zoals men die het meest juist
acht voor een zaaivoor in het voorjaar. Het
gas kan dan overal doordringen en men kan
tevens een goede afdichting bewerkstelli
gen. De mogelijkheid van een grondonts
metting staat of valt met het al of niet goed
kunnen afdichten van de grond. In natte
grond is de verdeling onvoldoende. In te
droge grond is er, vooral bij hoge tempera
turen en gebruik van dichloorpropeen te
veel ontsnapping van het gas. In droge
grond verdient metam-natrium de voor
keur. Bij het vorderen van de herfst neemt
de kans op een te hoog vochtgehalte (bij te
lage temperatuur) toe en daarmee de kans
op het mislukken van de ontsmetting.
2e Grondtemperatuur De bodemtemperatuur
moet op injektiediepte niet lager zijn dan 7
graden C, bij voorkeur zelfs boven 10 gra
den C. Als regel moet grondontsmetting
dan ook voor half oktober worden uitge
voerd.
3e Struktuur van de grond. De bouwvoor moet
een gelijkmatig fijne, losse struktuur heb
ben en moet tijdens de ontsmetting goed
kunnen worden afgedicht. Verdichte lagen
en vaste kluiten met een doorsnede groter
dan 8 cm verhinderen een vlotte gelijk
matige verspreiding van het gas.
4e Gewasresten Gewasresten. zoals stoppels
en aardappelloof, zijn vaak hinderlijk voor
een goede afdichting. Organische mest o.a.
stalmest, dient pas enige tijd na de injektie
te worden gegeven.
Terugploegen van de grond
O oms kan een verbetering van de aaltjesdo
ding worden bereikt door op het juiste moment
goed kerend te ploegen. Dit moét tenminste op
injektiediepte gebeuren en er moet weer goed
worden afgedicht. Als men geen kans ziet voor
een goede afdichting te zorgen, kan men beter
niet terugploegen.
Bij een grondtemperatuur van rond 15 graden
C moet men na 3-5 dagen terugploegen, bij een
temperatuur beneden de 10 graden C na 10-14
dagen.
Inzaai van groenbemestingsgewassen
ij gebruik van dichloorpropeen geeft inzaai
van een groenbemestingsgewas geen proble
men. Bij gebruik van metam-natrium is het
beter een wachtperiode van ongeveer 2 weken
in acht te nemen. Kans op enige schade en
groeiremming blijft bij beide middelen aan
wezig. Niet direkt na de ontsmetting inzaaien
omdat dan de afdichting van de toplaag wordt
verstoord. Een direkt na de ontsmetting inge
zaaide groenbemester is ongeschikt voor vee-
Grondontsmetting in een grasgroenbemester. De gleuven van de schaarelementen worden aange
drukt door ringen op de rol.
Bij ontsmetting na aardappelen moet men lie
ver niet terugploegen in verband met de kans
op aardappelopslagbestrijding door vorst. Als
kort na de ontsmetting veel regen is gevallen,
levert terugploegen meestal geen verbetering
van het resultaat op.
De ondcrdoorbehandeling
I njekteren van grond met daarop een groen
bemester kan, als de grondomstandigheden
aan de eerder genoemde voorwaarden vol
doen, goed uitgevoerd worden met de schaar-
injekteur. Wel moeten de gleuven, veroorzaakt
door de stelen van de schaarelementen, goed
afgedicht worden bijvoorbeeld door ringen op
de rol te monteren of met trekkerwielen. Het
freeselement wordt dan buiten werking gesteld.
De groenbemester kan niet meer als veevoer
worden gebruikt. Het zal duidelijk zijn dat al
leen een goed gesloten groenbemestingsgewas
een voldoende afdichting geeft. Onder (te)
droge omstandigheden en bij te hard rijden
breekt de grond gemakkelijk op en is de af
dichting onvoldoende. Vaak kan men beter
wachten tot het wat geregend heeft.
Ontgassen en weer in gebruik nemen van de
grond
Enkele opmerkingen:
- Bij grondontsmetting vormt grondonder
zoek de basis
- Bij grondontsmetting gaat het om de bes
trijding van aaltjes
Door grondontsmetting is het stikstofeffekt
op onze gronden praktisch te verwaarlozen
- Van grondontsmetting is een effekt op on
kruiden en aardappelopslag bekend maar
betrekkelijk onregelmatig en zelden zo
groot dat het normale bestrijdingsmetho-
den kan vervangen.
- De kosten van grondontsmetting bedragen
700,— per ha. Bezint, eer ge begint!
13 eze resultaten zijn verkregen zonder dat gele roest-bestrij-
ding is toegepast. Door toepassing van Bayleton is alleen bij het
ras Lely een noemenswaardige opbrengstverhoging (plm. 1300
kg per ha) verkregen. Bij de andere rassen is niet of nauwelijks
sprake vam positieve reakties door de toepassing van Bayleton.
Óf dit bij andere proeven ook het geval is. is nog niet bekend.
De resultaten van Adamant en Arminda zijn dit jaar in deze
proef even hoog. Gerekend over meerdere jaren is Arminda
gemiddeld iets produktiever. Bij Adamant moet rekening wor
den gehouden met de grotere gevoeligheid voorgele roest en de
iets geringere koude-resistentie.
Okapi is wederom produktief geweest. Het vormt een bladrijk
gewas en wat lang stro, waardoor dit ras een wat lage waardering
heeft voor dekvruchtgeschiktheid. Tevens moet rekening wor
den gehouden met de vrij geringe schotresistentie.
Anouska was hier iets hoger in opbrengst dan Nautica; gemid
deld over meerdere jaren is dit echter niet het geval.
Caribo is een iets langere bladrijke tarwe, die bij de gegeven
bemesting geringe legering vertoonde.
Clement is een gele roest-gevoelige tarwe, die dit jaar echter
weinig werd aangetast en ten opzichte van Lely een goed resul
taat gaf.
Lely werd in vroeg stadium duidelijk het slachtoffer van de gele
roest.
Manella is normaal minder produktief dan de nieuwere rassen,
wat vooral in jaren met hoge opbrengsten duidelijk tot uiting
komt.
Okapi en Caribo zijn massalere gewassen, die op minder stro-
rijke gronden eventueel kunnen worden uitgezaaid. Clement en
Lety zijn dermate roestgevoelig, dat uitzaai geen aanbeveling
verdient.
Manella is een vrij probleemloze tarwe, dje echter in opbrengst
duidelijk achterblijft.
Van de rassen in beproeving zullen Durin en Donata kunnen
worden aanbevolen, voor zover de mogelijkheden daarvoor
aanwezig zulLen zijn. Beide rassen zijn zeer kort en voelen zich
thuis op goede tarwegrond. Durin is waarschijnlijk de gezondste
van de twee, maar iets minder stevig.
De overige drie, Cebeco 214, C ebeco 203 en H 8643 zullen verder
beproefd moeten worden en zijn direkt voor de praktijk nog niet
van belang.
Resultaat wintertarwerassen op "De Kandelaar" 1978
an de rassen in beproeving zijn de opbrengsten van de
kortstro-rassen Donata. Durin en Cebeco 214 erg hoog. H 8643
behoort ook tot deze groep kortstro-rassen met een goede op
brengst. Cebeco 203 is een vrij korte tarwe met een iets lagere
opbrengst.
Voor de komende inzaaiperiode zal de rassenkeuze in hoofd
zaak moeten plaatsvinden uit de groep Arminda - Adamant -
Nautica en Anouska. waarbij rekening moet worden gehouden
met gele roestgevoeligheid van Adamant.
Ras
Adamant
Arminda
Okapi
Anouska
Caribo
Nautica
Clement
Manella
Lely
Cebeco 214
Donata
Durin
H 8643
Cebeco 203
Kg per ha
8204
8204
8015
7729
7600
7392
7318
7035
5749
8759
8557
8481
8191
7859
Rel. (100= 7795 kg per ha)
bij 17% vocht
105
105
103
99
97
95
94
91
74
112
110
109
105
101