Mammoets en melk 40.000 ha ruil - verkaveling per jaar moet! hoge agrarische investeringen! H et hoofdbestuur vindt de bestrijding van de inflatie en de werkloosheid een belangrijke zaak en daarom kan het niet an ders dan zich in beginsel positief opstellen ten opzichte van de Voorgestelde hoofdlijnen van het toekomstige financiële en so- ciaal-ekonomische regeringsbeleid. Het kan zich dan ook wei vinden in de gezamenlijke reaktie van de ondernemersorgani saties. Het is verheugend dat de regering zegt oog te hebben voor een gelijkwaardige inkomensontwikkeling bij zelfstandigen en dat ze een versterkt struktuur H et hoofdbestuur had zich uiteraard ook te buigen over de twee grote problemen van de EG-marktordening van het ogen blik; de zuivel en de graanvervangende produkten. Het ziet er weliswaar niet naar uit dat het binnenkort tot bijzondere maa tregelen in de melksektor komt, maar het zuivelprobleem zal wel zwaar gaan spelen in de prijzenronde 1979/80. De EG- Kommissie komt binnenkort met een rapport, waarin duidelijk zal zijn gesteld dat de melkproduktie verder stijgt en de kon- sumptie gemiddeld ongeveer gelijk blijft. M oderne landinrichtingsprojecten kunnen zich overigens niet beperken tot de landbouw. Het vaak schitterende landschap en de "druk" van de mens op waardevolle natuurlijke elementen, ook door grote behoefte aan openluchtrecreatie, zijn belangrijke facetten die bij geen enkele moderne ruilverkaveling uit het oog mogen worden verloren. T egen de achtergrond van de ongunstige marktsituatie in be langrijke sektoren van de land- en tuinbouw, de beperkte af- vloeiïngsmogelijkheden van agrarische werkers en de schaarste aan kultuurgrond, vraagt dit hoge investeringspeil overigens bijzondere aandacht. Moeilijke problemen in HB-vergadering Landbouw-Komité H et hoofdbestuur van het Koninklijk Nederlands Landbouw-Komité kwam op 5 september jl. na een paar maanden "zomer-reces" weer in vergadering bijeen. De binnenlandse problemen vroegen de aandacht: "Bestek 81". de agrarische nieuwe vestigingen en bedrijfsomvang, de basis voor het suikerkontraktenstelsel oogst 1979. Niet minder die van EG-landbouwbeleid, zoals de zuivel en de graanvervangende produkten. Wat de organisatie zelf betreft, de statuten moesten worden aangepast aan hetBurgerlijkWetboek en er werd een begin gemaakt met de vervulling van een aantal vakatures. ontstaan door een bedanken van de heer T. Meijer Jzn. te Ruigezand. In diens plaats zowel in de hoofdafdeling Akkerbouw van het Landbouwschap als in het bestuur van het Produktschap Granen, benoemde het hoofdbestuur de heer J.I). Leeuwma te Drieborg. Min. v.d. Stee Min. v.d. Stee Veel klachten en toch Bestek '81 en landbouw beleid wenst te voeren. Maar het bestuur meent wel dat dan vanuit de landbouw gezien ombuigingen evenwichtig en billijk moeten geschieden. De indruk bestaat nl. dat het ministerie van landbouw eerder moet "inleveren" dan andere departementen. Grote bezorgdheid bestaat over die ombuigingen, die ongunstig uitwerken op de modernisering van het agrarische produktie- apparaat. De vertraging in de uitvoering van ruilverkavelingen en andere kultuurtechnische werken en de beperking van aan koopmogelijkheden van de SBL kunnen ernstig de voortgang van de voor de toekomst zo noodzakelijke verbetering van pro- duktie-omstandigheden hinderen. Het beschikbaar zijn van minder geld voor aankoop van natuurgebieden en voor be heersovereenkomsten e.d. kan bewerkstelligen dat de "gewone" planmatige gebruiksbeperkingen op landbouwgrond worden uitgebreid en dat is onaanvaardbaar. De bezuinigingen in de landbouwsektor worden niet direkt en ook onvoldoende goedgemaakt door de tegemoetkoming in 1981 van 80 miljoen in de kosten van exportkeuring e.d. Deze tegemoetkoming was echter overwogen ter versterking van de Nederlandse konkurrentiepositie. die nodig was gebleken om dat Nederland in de EG-prijsstelling aan de verkeerde (kos ten )kant zat. De nu gegeven tegemoetkoming op termijn is in strijd met die bedoeling. Nieuwe vestiging en bedrijfsomvang J~~I et hoofdbestuur heeft uitvoerig het ingewikkelde probleem van het al of niet tegengaan van nieuwe vestigingen en van het stellen van maxi ma aan de bedrijfsomvang besproken. Vanuit de varkens- en pluimveehouderij dient dit vraagstuk zich met steeds meer klem aan. Wat een vestigingsbeleid betreft vindt het hoofdbestuur een praktisch toepasbare en sluitend regeling moeilijk te ver wezenlijken. De omvang van de produktie is er niet mee te regelen. Grote bedrijven ontstaan vaker uit kleinere dan dat ze ineens door nieuwe vestiging ontstaan. Bestemmings- en streekplannen kunnen hier niet worden benut, omdat de gevol gen niet zijn te overzien; de kans is te groot dat heel andere beperkingen dan ook worden uitgelokt. Het hoofdbestuur deelt de zorg en het onbehagen, die in de praktijk leven als gevolg van enkele voorbeelden of voornemens aangaande vestiging van mammoetbedrijven, uitgaande van grote industriën. Daartegen zou zeker wat moeten worden ge daan; het minste is het onthouden van financiële aanmoediging. Er kan en mag niet een middel tegen worden gebruikt, dat vroeg of laat in eigen vlees snijdt. Het stellen van maxima aan de bedrijfsomvang, hce dan ook uitgedrukt, is daarom geen oplos sing. Normale bedrijfsontwikkeling mag niet worden tegenge gaan. Niet vergeten mag worden hoe zoiets in de vrije Europese markt ten opzichte van Nederland uitwerkt. Toepassing van een EG-regel lijkt uitgesloten, het hanteren van een gemeenschap pelijke norm is zo goed als mogelijk. Dit alles neemt volgens het hoofdbestuur niet weg dat dit vraagstuk alle aandacht blijft verdienen. Het zal daarbij gaan om het vinden van middelen tegen het ontstaan van zeer grote produktie-eenheden die van industriële kant worden opgezet. Het zuivelprobleem Het hoofdbestuvr meent dat de landbouw- en zuivelorganisaties tot taak hebben om mee te denken over aanpassing van bes taande en/of eventuele toepassing van nieuwe maatregelen. Al was het maar om te weten welke kant het beleid niet op moet. Zij nemen echter niet voortijdig standpunten in en mogen dat ook niet doen. Voorop moet immers blijven staan dat de inkomensmogelijk heden van de veehouderij niet in gevaar mogen worden ge bracht. Het bestaande samenstel van maatregelen dat de 'zui- velmarkt een bodem geeft moet intakt blijven Al is deze dan verlaagd, de melkveehouderij brengt altijd nog een medeve rantwoordelijkheidsheffing op. De bestemming van deze melk- heffing zou echter een ruimer terrein hebben moeten beslaan. Wat de Nederlandse veehouderij naar de mening van het hoofdbestuur niet kan aanvaarden is een strikte garantiekon- tingentering of tweeprijzenstelsel per bedrijf, die noodwendig leidt tot verstarring in de bedrijfsontwikkeling en tot het uiteenvallen van het EG-beleid. Wil men aanvullende maatre gelen, die de individuele veehouders bewegen kunnen tot pro- duktiebeperking, dan zullen die een soepel en vrijwillig karakter moeten hebben. Het EG-melk- en zuivelbeleid zal de komende maanden zeker op de agenda's van landbouworganisaties blij ven prijken; aan de hand van de resultaten van het overleg in Den Haag en Brussel zal het hoofdbestuur er ongetwijfeld op terug komen. Graanvervangende produkten Een niet minder eenvoudig vraagstuk van EG-marktordening is dat van de sterk toegenomen invoer van graanvervangende produkten, vooral tapioca uit Thailand. Zeker op enige termijn gaat deze invoer de goede werking van het stelsel van de graanprijsvorming in de EG bedreigen. Zou men deze invoer met een op de EG-voergraanprijs afgestemde heffing belasten, dan zou dat vooral voor de varkens- en pluimveehouderij onaanvaardbare gevolgen hebben. Elke belasting van dit soort invoer zou echter ook al tot een wereldhandelsoorlog voeren, nog afgezien van het aspekt van de ontwikkelingssamenwer king. Een andere kant van de zaak is dat de veredelingslandbouw in geldpolitiek-zwakke landen als Frankrijk en Engeland het volle pond voor de graanvervangers moet betalen en dus afgunstig is op de Nederlandse, die ook bij export een royaal geachte grensverrekening kent. De Kommissie in Brussel zal binnenkort op verzoek van de Ministerraad met voorstellen voor bepaalde maatregelen moe ten komen. Het heet dat ze zou willen trachten te voorkomen, dat de graanvervangers-invoer nog verder stijgt. Het hoofdbes tuur zou hiermee kunnen instemmen. Als verdergaande maa tregelen moeten worden overwogen, zou het hoofdbestuur ge neigd zijn te denken aan het op een of andere wijze bevorderen van het verbruik van EG-voergranenin het veevoer. Ondanks de noodzaak tot bezuiniging in Nederland, zal minister van der Stee voor de komende jaren zijn beleid toch richten op een uitvoering van zeker 40.000 ha ruil verkaveling per jaar. Want. zo zei hij verder, de struktuurverbetering voor de landbouw kan vaak alleen maar binnen het kader van de ruilverkavelingen worden gerealiseerd. Zoiets is van le vensbelang voor de boer, daarover mag bij niemand twijfel bestaan. De boer krijgt kans zijn ondernemerschap ten volle uit te buiten, en zoiets is noodzakelijk voor een eko- nomisch gezonde boerenstand. De voortzetting en het bes taan van de landbouw hangen ervan af. Uit gegevens blijkt dat het rendement van de investering, die boer en overheid samen in ruilverkavelingen doen, goed is. Zelfs bij de veronderstelling dat de prijzen van de landbouwproduk- ten in de toekomst zullen dalen, worden inflatie-vrije rende menten van 6 a 7 procent berekend. Dergelijke rendementen gelden voor elke bedrijfstak als zeer behoorlijk. Ruilverkavelingen zijn dus zeker lonend. 4 Niettemin is gebleken dat met het huidige instrumentarium van de Ruilverkaveli-ngswet niet altijd de meest gewenste aanpak van het landelijke gebied mogelijk is. Daarom zal in het ko mende parlementaire jaar een ontwerp Landinrichtingswet worden ingediend. Deze zal een bredere doelstelling krijgen en daarmee de inrich tingsmogelijkheden vergroten. Met name zal daardoor aan het evenwichtige samengaan van belangen van de landbouw en het natuur- en landschapsbehoud nog meer aandacht kunnen wor den besteed. De laatste jaren zijn we er in geslaagd jaarlijks ongeveer veer tigduizend hectare ruilverkaveling in uitvoering te nemen. T ijdens de herdenking van het 75-jarig bestaan van de Rabobanken te Aardenburg en Eede zei minister van der Stee dat hij het opvallend vond dat de agrariërs kritiek hehben op het gevoerde struktuur-, markt en prijsbeleid, maar desondanks flink blijven investeren, waardoor toch duidelijk wordt geïllustreerd dat men voldoende vertrou wen heeft in de toekomst. De investeringen op nationaal niveau zijn juist gedaald in de overeenkomstige periode. Van de Wet Investeringsrekening (WIR) - een regeling, die op ,zich voor de inkomenspositie van land- en tuinbouw van veel betekenis is - zal namelijk nog een extra prikkel op de investe ringsgeneigdheid uitgaan. Het is daarom nodig na te gaan welke effekten dit nieuwe beleidsinstrument heeft op (de richting van de investeringen en op) de produktie-omvang in de land- en tuinbouw. In het bijzonder moet daarbij worden gelet op het samengaan van de WIR-premies met al de bestaande investeringssteun in het kader van het struktuurbeleid. Voor de banken heeft de WIR belangrijke gevolgen. De finan cieringsbehoefte van het bedrijfsleven zal enerzijds toenemen terwijl anderzijds het risiko voor de financieringsinstelling is beperkt door de (hoge) premies. Voor de land- en tuinbouw werkt de WIR gunstig. Dit is het gevolg van de relatief hoge investeringen in land- en tuinbouw en het afstemmen van de basispremie op een gemiddelde be lastingdruk van 50% die evenwel in de landbouw marginaal 37% bedraagt. Daar komen dan de toeslagen nog bovenop, waarvan de klein schaligheidstoeslag voor de landbouw de belangrijkste is. Het stelsel werkt ook gunstig uit voor de banken: de hoogte voor de te verrekenen investeringsfaciliteiten le vert geen onzekerheid; de WIR-premie wordt altijd binnen een bestek van één jaar betaald zodat een overbruggingskrediet hiertoe voldoende is; en het belangrijkste: de investeringsgeneigdheid neemt toe! O ver Bestek 81 zei hij dat dit ter diskussie staat, waarbij de regering een open oor zal hebben voor kommentaar en kritiek. Van der Stee konstateerde met voldoening dat de inflatie mo menteel slechts 4 a 4 Vi% per jaar is, tegenover 10% enige jaren geleden. D e minister van landbouw waarschuwde voor protektionisme binnen de grenzen van de EEG. Wel stelde hij dat het produk- tiepatroon moet worden herzien. In Europa is geen plaats meer voor het fabriceren van goedkope produkten. Wij moeten het zoeken in hoog gekwalificeerde technische koopwaar. De een wording van Europa heeft een stevig duwtje in de rug gekregen door de ekonomische topkonfertie in Bonn, waardoor de eko- nomische plannen van de landen beter op elkaar afgestemd kunnen worden. Dat zei geen eenvoudige zaak zijn, maar de minister was er van overtuigd dat er een waarachtige wil bestaat bij de EEG partners om de problemen van inflatie, werkloos heid. geringe groei en dreigend protectionisme op te lossen!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 4