Inzaai van graszaad voor zaadwinning Onkruid en opslag bestrijding in graszaad H et is altijd weer een opgave om het bouwplan rond te zetten. De te verwachten financiële uitkomsten van de diverse gewassen passeren daarbij de revue en de soms sterk wisselende prijzen der produkten vergemakkelijken deze taak niet. Onzekerheid is een faktor waar de onder nemer, zeker in de landbouw, mee vertrouwd is geraakt. Begrijpelijk is dat men zich oriënteert over de mogelijk heden waar toch enige houvast in te vinden is. D e vroeger meest gebruike dekvruchten zoals vlas en erwten, zijn in oppervlakte sterk teruggelopen. De kwaliteit van het Nederlandse pootgoed D, Dit is met name het geval bij de graszaadteelt, waarvoor minimum garantieprijzen gelden. Uiteraard is de kg-op- brengst altijd onderhevig aan jaarsinvloeden, de natuur laat zich niet dwingen of beheersen. Een tweede overwe ging, die in belangrijkheid toeneemt, is de vraag hoe de bodemvruchtbaarheid in stand gehouden kan worden. En graszaadteelt kan daartoe een belangrijke bijdrage leve ren. Als er steeds meer gevergd wordt van de grond door toe nemende mechanisatie en hogere kg-opbrengsten, is er dubbel aandacht nodig voor die grond, de basis immers ter verkrijging van goede uitkomsten. Wat zijn de mogelijkheden van inzaai voor oogst 1979 In de septembermaand kunnen op alle vrijgekomen land nog Engels raaigrassen ingezaaid worden. Voor de goede soorten zijn er goede marktvooruitzichten. Dit betreft de latere hooity- O nkruid kan ook in graszaad nogal problemen geven. De bestrijding moet op het juiste moment gebeuren. Zaak is om eerst goed te inventariseren met welke onkruiden we te maken hebben en welke combinatiebestrijdingen mogelijk zijn. Het is vooral met het oog hierop zo belangrijk te zorgen voor goed ontwikkelde graszaadplanten, bij veld- beemd en roodzwenk gaat het daarbij om planten met reeds goed ontwikkelde uitlopers. Indien dit het geval is kunnen, deze grassen de bespuitingen goed verdragen. Het is daar om van zo'n groot belang zo vroeg mogelijk een stikstof bemesting te geven. Een tarweveld met veel tarweopslag Als het onkruidbestand hoofdzakelijk bestaat uit zaadonkrui den kunnen we spuiten met een verbrandingsmiddel zoals DNOC, ioxynil e.a. Dit kan reeds vroeg gebeuren. Met DNOC kunnen we veel doen. Het jonge gras, hetzij vanonder een dek- vrucht, dan wel bij nazomerzaai. verdraagt DNOC al heel gauw; het kan in elk groeistadium van het graszaad toegepast worden zonder schade. Als er veel wortelonkruiden staan, zoals hoef blad, distel, weegbree enz. komen de groeistoffen in aanmer king. Men richt zich bij de bespuiting op de meest hardnekkige onkruiden zoals b.v. klein hoefblad. Indien naast klein hoefblad andere wortel- en zaadonkruiden voorkomen is toepassing van mengsels noodzakelijk. Uit recente waarnemingen is gebleken dat het graszaad reeds een groeistofbespuiting kan doorstaan in het 3-4 bladstadium. In vele gevallen is het beter in dat stadium te spuiten dan later, omdat de jonge graszaadplanten zich veel sneller herstellen van de groeistofinvloed en de daaruit voort vloeiende groeistagnatie. Bij graszaden vanonder een graangewas zullen we het meest te maken hebben met de bestrijding van wortelonkruiden, zoals hoefblad, melkdistels en gewone distels. De meeste kans van slagen heeft een bespuiting bij temperaturen van 10 gr. C. en hoger. Voor elk onkruidbestand is wel een passende bespuiting te vin den. Bij deze volleveldsbespuitingen moet er vooral naar ges treefd worden deze vóór de winter toe te passen. Voorjaarsbes- puitingen geven, ook bij het gebruik van "zachtere" middelen, al gauw opbrengstderving doordat de aangevangen groei wordt afgeremd. pes zoals o.a. MORETTI en TALBOT en de weidetypes of grasveldtypes zoals PELO, VIGOR, LAMORA en MAJESTIC, om er slechts enkelen te noemen. Deze soorten Engels raaigras doen het uitzonderlijk goed in ons land en zijn daardoor bij zonder goed konkurrerend met andere produktielanden. De toenemende vraag naar deze soorten schept ruimte voor meer produktie in Nederland. Inzaai gazongrassen voor oogst 1980. D e gazongrassen Veldbeemd en Roodzwenk kunnen deze herfst ingezaaid worden onder graan, de graanoogst komt dan in 1979 en in 1980 kan het graszaad geoogst worden. De produktiegebieden voor deze grassoorten zijn beperkt, waardoor de markt in deze artikelen op goed toi zeer goed niveau ligt. Goede Veldbeemdrassen zijn o.a. PARADE, MONOPOLY, GEROMINO en AQUILLA. Voor gewoon Roodzwenkgras Koket en Dawson de selektie met fijne uitlopers, alsmede voor Novorubra zijn er mogelijkheden. Teeltmethodiek. Als vervangende dekvrucht is wintertarwe opgekomen. Aan vankelijk moest de nodige ervaring opgedaan worden met deze nieuwe dekvrucht. TARWEOPSLAG Met betrekking tot de bestrijding van tarweopslag het volgende. Er zijn op de proefvelden en in de praktijk diverse chemische middelen uitgeprobeerd met wisselende resultaten. Het beste middel dat naar voren kwam is het middel T.C.A. in de dosering van 5 kg per ha. Zodra het stro van de percelen af is, is het zaak de kieming van de uitgevallen tarwekorrel nauwgezet te volgen. De bespuiting moet uitgevoerd worden als de tarwekorrels voor het merendeel zijn gekiemd. De grove grassen, zoals Engels raaigras, Italiaans raaigras en beemdlangbloem kunnen zonder gevaar voor opbrengstderving tot half oktober worden bespo ten. In een droog najaar kan dit soms later worden. Bij vroeger spuiten (half september) met T.C.A. kan het graszaad dit beter verdragen, maar dan wordt in een aantal gevallen de tarweop slag niet voldoende bestreden. Het meest gevoelig bleek de opslag in het 2-4 bladstadium, hoewel grotere planten, na een langere periode van inwerking, ook dood gaan.. Een dubbele behandeling en zeer late bespuitingen kunnen grote schade veroorzaken. Het klaarmaken van de spuitvloeistof moet zeer nauwkeurig gebeuren, zodat het middel goed opgelost Intensief onderzoek heeft er toe geleid dat er nu veel meer over de teelttechniek bekend is, waardoor de resultaten niet onder hoeven te doen voor de vroegere dekvruchten. Enkele belangrijke faktoren om een geslaagde teelt te bereiken willen we daarom nader uiteenzetten. Hoofdvoorwaarde is een voldoende ontwikkeling van het gras gewas voor het de winter ingaat, dus na het ruimen van de dekvrucht, aangezien in 't algemeen gesteld kan worden dat voor het begin van de winterperiode de ontwikkeling bepalend is voor het bereiken van voldoende spruiten die zaadpluimen geven. De groeiperiode na het ruimen van de dekvrucht is be trekkelijk kort, van ongeveer half augustus tot half oktober, waarbij één dag groei in augustus vergelijkbaar is met een week in oktober. Dit houdt in dat iedere groei-dag méér in augustus zeer be langrijk is en iedere dag dat vroeger stikstof gestrooid kan wor den na het ruimen van de dekvrucht mede bepalend is om voldoende ontwikkeling te krijgen. Een tweede, dikwijls onderschatte, faktor is een goede struktuur van de grond, zowel in de herfst bij inzaai van het graszaad als bij het oogsten van de tarwe, waarbij onder gunstige onstandig- heden de bodem erg te lijden kan hebben door berijden van combine, wagens en persen. Faktoren die verder een rol spelen om een goed resultaat te behalen en waarop geheel of gedeeltelijk invloed uit te oefenen is, zijn: goed zaaibed, tijdig zaaien van tarwe en graszaad, niet meer zaaizaad gebruiken dan nodig is, waarbij van voorlich tingszijde 100-120 kg genoemd wordt onder normale omstan digheden, N-giften in twee keer, waarbij een late gift belangrijk is voor de ontwikkeling van het graszaad, een tarwe soort kiezen dat vroeg rijp is. Door het zo goed mcgelijk toepassen van deze faktoren is de basis gelegd voor het kunnen bereiken van een goed resultaat. v/d Have Koninklijk Kweekbedrijf en Zaadhandel. Kapelle. verspoten wordt. De T.C.A. mag vooral niet opgelost worden in warm water. Hierdoor kan de werking zeer nadelig worden beïnvloed. ZOMERGERSTOPSLAG De bestrijding dient tijdig plaats te vinden. Alleen gekiemde gerst wordt bestreden. In roodzwenkgras kan de opslag gerst het best worden bestreden in een jong stadium (eerste helft sep tember) i.v.m. de grotere gevoeligheid van deze soort voor bes puiting in een later stadium. In de raaigrassen en beemdlang bloem kan de hele maand september benut worden. De aan deze bespuitingen ontsnapte opslagplanten worden in de meeste winters door een vorstperiode opgeruimd. HAVEROPSLAG Is moeilijk met een chemisch middel te bestrijden. Er zijn al diverse jaren proeven genomen zonder behoorlijk resultaat. Chloor IPC bevattende middelen bleken wel goed op de haver te werken maar het jonge graszaad wordt eveneens gedood of ernstig beschadigd. Meestal zal een vorstperiode die opslag moeten opruimen. Een groot nadeel hierbij is dat van de toege diende stikstof na het ruimen van de dekvrucht, ook de opslag zodanig profiteert, dat de graszaadplanten meestal zwaar wor den overgroeid en bij de jonge ontwikkeling verstikken. De opslag van alle andere dekvruchten kan vrijwel zonder uit zondering zeer goed tijdig worden bestreden, tegelijk met de onkruiden. Cebeco zaadteeltbericht. Li/ r zijn nogal wat misverstanden over de kwaliteitsbeoordeling of zo u wilt veroordeling van het Nederlandse pootgoed in de laatste jaren. v Ik zal trachten in het kort nog eens weer te geven wat er eigenlijk aan de hand was en is én hoe de situatie vandaag beoordeeld kan worden. Er zijn vele ziekten die de aardappel bij voortduring bedreigen. Schimmelziekten zoals phoma, fusarium, zilverschurft, rhizoc- tonia, maar ook nog steeds de phytophthora. Bakterieziekten zoals zwartbenigheid e.d. Aaltjes in stengels en wortels. Virusziekten, waarvan het vanouds bekende bladrol-virus nog steeds een grote rol speelt, maar daarnaast het A-virus, S-virus, M-virus, X-virus, oude Y-virus en tenslotte het nieuwe Y-virus, waarmee we (en niet alleen in Nederland) de laatste jaren wat in de zorgen zijn geraakt. Via de pootgcelteelt, geleid door de NAK in Wageningen met 5 regionale keuringsdiensten werden en worden alle ziekten uit stekend "beheerd". Slechts één ziekte nl. het nieuwe Y-virus is ons wat ontglipt en daarvoor is het nu alle hens aan dek. In de warme zomers van 1975 en 1976 heeft dat nieuwe Y-virus zich nogal verspreid. Zodanig, dat vooral de nateelt van 1976, dus in het jaar 1977 zich wat triest liet aanzien. Althans, de nateelt van de meer vatbare rassen en dan hoofd zakelijk van het gecertificeerde pootgoed dus van de klassen A B en C. Ongeveer de helft van het Nederlandse pootaardappel. areaal bestaat uit sterkere rassen t.a.v. het nieuwe Y-virus en die helft heeft de enorme besmettingsinvasie van 1975 en 1976 uitstekend overleefd. En in het andere gedeelte, waartoe het ras Bintje behoort en een aantal fabrieksrassen, zijn wat problemen ontstaan met name in het gecertificeerde pootgoed. Het overgebleven basispootgoed. in principe voor vermeerde ring bedoeld, dus de klassen S, SE en E was in het algemeen van voldoende kwaliteit en dat mag een grote prestatie genoemd worden, gezien de omstandigheden. Welke maatregelen zijn genomen e genomen maatregelen, die hier en daar wat verwarring hebben gebracht, waren vooral gericht op het nieuwe Y-virus van de vatbare rassen. Het hier en daar wat plotseling bijsturen had niets te maken met korte termijn-handelsbelangen, maar wel wat verrassingsele menten, die met het bestaande NAK-systeem niet konden wor den opgelost. - een iets verruimde norm in 1976, éénmalig, heeft nauwelijks invloed gehad op de kwaliteit, maar wel degelijk op de voorzieningsgraad met teeltmateriaal, - een opschuiving van het afkapsysteem heeft de praktijk de kans gegeven om met het allerbeste uitgangsmateriaal dat voor handen was, verder te kunnen. Een zeer belangrijke struktuurmaatregel.Oeen wat gedifferentieerd nakontrole - beleid, heeft wel te maken met het doel om in geheel Ne derland weer gelijkwaardig, NAK-waardig, pootgoed af te kunnen leveren. Het heeft niets te maken met onzorgvuldig met normen omspringen of slordigheid met de kwaliteit. J uist door wat gedifferentieerde maatregelen sinds 1975 en met grote inzet van iedereen zijn we er uitstekend in geslaagd om de situatie ten aanzien van het lastige nieuwe Y-virus weer redelijk in de hand te krijgen. Met grote voortvarendheid werkt de "aardappelonderzoek wereld" aan het verder in de hand houden, in het beheersen van de virus-ziekten in het algemeen en van het nieuwe Y-virus in het bijzonder. Het nagaan van de besmettingsbronnen, snelheid van virusver plaatsing, proeven met tabaksplanten, snelle vermeerderings methodieken, gebruik van minerale oliën, zijn onderwerpen die snel en radikaal zijn aangepakt. We hopen dat de overheid ruimte laat, dat via het landbouw kundig onderzoek de poten onder onze stoel blijven zitten! Want het landbouwkundig onderzoek vormt steeds weer een belangrijke basis voor de Nederlandse landbouw. Er wordt en werd hier en daar wat naar de NAK gewezen als zou wat lichtvaardig met de kwaliteit van de Nederlandse pootaar dappel worden omgesprongen. Ik verklaar, van dichtbij, dat NAK en keuringsdiensten juist alles in het werk stellen en ges teld hebben om bij voortduring die kwaliteit te bewaken met alle ten dienste staande middelen. We werken met levend materiaal. Het blijkt steeds weer op nieuw, dat de natuur verrassingen in petto heeft. Waterdichte keuringssystemen zijn nauwelijks denkbaar. Steeds zal een ze kere marge geaksepteerd moeten worden. A. Vermeer 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 15