Meer doen met minder grond
door de juiste vruchtwisseling
Aaltjes kosten de
landbouwers veel geld
D eze ontwikkeling betekent wel dat vriendelijke bouwplan
nen met zes of meer gewassen niet meer voorkomen.
Op zuivere akkerbouwbedrijven is van echte vruchtwisseling
nauwelijks meer sprake, temeer omdat bouwplanvernauwing en
teeltverruwing aanleiding geven tot veel opslag van de kuituur
gewassen. Daardoor kan - althans wat ziekten en plagen betreft -
in vele gevallen worden gesproken van kontinuteelt en dus van
een zware ziektedruk in de grond.
D e stijging van de produktie per ha is een optelsom van de
verbeteringen van de teelttechniek, de veredeling van rassen,
een betere bestrijding van ziekten en plagen en voorts van ver
betering van de doorwortelbaarheid en vochtvoorziening van de
landbouwgronden in en onder de bouwvoor. Deze invloeden bij
elkaar zijn van niet geringe betekenis. Bij zoveel faktoren bes
taat het gevaar, dat de nadelige effekten van vernauwde rotaties
worden vbrdoezeld. Het is namelijk goed denkbaar dat de op
brengsten blijven stijgen, maar de kans is groot dat deze stijging
groter had kunnen zijn!
H et is duidelijk dat de gevaren verbonden aan nauwe bouw
plannen gemakkelijk tot onaangename verrassingen kunnen
leiden. Wanneer de teelt van een van de hoofdgewassen moei
lijk of onmogelijk wordt, is daarmee de basis voor de bestaande
bedrijfsopzet sterk ondermijnd.
I n de akkerbouw zijn tegenwoordig vooral het aardappel- en
bietecysteaaltje van betekenis. Ook stengelaaltjes kunnen bij
uien en andere gewassen belangrijke schade veroorzaken. Op
mariene zandgrond (door de zee afgezet) kan de T-ziekte, ve
roorzaakt door het vrijlevende aaltje Trichodorus, vooral bij
bieten van betekenis zijn. Ook wortelknobbelaaltjes kunnen bij
bepaalde bouwplannen van belang zijn.
Nauwe rotaties zijn gevaarlijk
Invloed bouwplanvernauwing
op de opbrengsten
Technisch Onderzoek in Bedrijfsverband
&Ni bototinfls vm 4m vructotwtsseNftg
Alleen aardappel- en bietecysteaaltjes
nm
Intensivering in de akkerbouw
Relatief kleine bedrijven en zeer hoge grondprijzen zijn voor de akkerbouw niets nieuws meer.
Mede door de hoge grondprijzen van de afgelopen jaren is bedrijfsvergroting erg moeilijk geworden. Terecht heeft de
akkerbouwer het daarom gezocht in een steeds verder gaande intensivering van de bedrijfsvoering. De gevolgen van
intensivering hangen gedeeltelijk af van de grondsoort op het bedrijf. Bovendien heeft steeds vaker verbouwen van de
vanouds bekende akkerbouwgewassen invloed op de bodemgezondheid, de vruchtwisseling en de bodemvruchtbaarheid.
Bij dit laatste denken we b.v. aan organische stof, bodemstruktuur, vochtvoorziening, gehalten aan meststoffen.
De praktijk heeft de intensivering doorgezet in de richting van gewassen met een hoog saldo. Kortom, zo vaak mogelijk
telen van aardappelen en suikerbieten, waarbij het bouwplan wordt aangevuld met granen, voornamelijk wintertarwe. De
dubbelteelten met groentegewassen hebben in dit verband terecht de belangstelling van de praktijk.
Landelijk bezien mag het beeld misschien nog niet zo zorgelijk
zijn. maar vooral in zuivere akkerbouwgebieden komen zeer
nauwe bouwplannen voor. Rotaties met 'A aardappelen, 'A bie
ten en V3 granen zijn met name op hoogproduktieve akker
bouwgronden geen uitzondering. De zeer intensieve aardap
pelteelt in de Veenkoloniën mag in dit kader ook niet onver
meld blijven.
De vraag is of het technisch mogelijk is om zó vaak zó weinig
gewassen te telen, en dit vooral op langere termijn.
Er worden hoge eisen gesteld aan de chemische, biologische en
fysische bodemvruchtbaarheid:
sterke onttrekking van voedingsstoffen:
weinig mogelijkheden voor de teelt van groenbemesters;
vaak en intensief bewerken van de grond:
veel zwaar transport over de grond in perioden waarin de
grond dit meestal slecht verdraagt:
geregeld moeten uitvoeren van grondontsmetting met mo
gelijke gevolgen voor de struktuur van de grond en het bo
demleven:
kans op het ontstaan van vruchtwisselings. gebonden (hard
nekkige) onkruidpopulaties;
kans op eenzijdige opbouw van ziekteverwekkers in de
grond, zoals aaltjes en insekten.
Dit alles betekent, dat de produktiefaktor grond met zeer grote
zorg moet worden behandeld. Zo mogelijk op basis van onder
zoek over methoden van bemesting, grondbewerking, gewas
bescherming en onkruidbestrijding. Tevens dient de waterhuis
houding van zowel de bouwvoor als het profiel veel aandacht te
krijgen. Bij de plantaardige produktie gaat het nl. steeds om een
zo hoog mogelijke produktie per dag en dit over een zo groot
mogelijk aantal dagen. Dit leidt immers tot hoge opbrengsten
per ha. Alles wat deze doelstelling in de weg staat, wordt hierbij
als nadelig ervaren.
Binnen PAG V-verband wordt dan ook speciaal als begeleiding
van de hier besproken ontwikkeling veel en intensief aandacht
besteed aan een drietal groepen van onderwerpen.
De vruchtopvolging krijgt uitgebreid aandacht door vergelijking
van een groot aantal gewaskombinaties. Daarbij is de direkte
onderlinge beïnvloeding een aspekt dat verschijnselen oproept,
waarvoor niet altijd een verklaring te geven is, maar waarbij wel
al een waarschuwende vinger kan worden opgestoken. Zo blijkt
dat aardappelen na bieten in een nauw bouwplan sterk worden
benadeeld. Dus het advies is: teel de aardappelen na granen.
Ook nevenfaktoren als bijvoorbeeld laat oogsten hebben in
vloed op de kansen die een volgend gewas krijgt.
Voor bovengenoemde elementen kan gezegd worden, dat het
van belang is uit de oude situatie het goede zo volledig mogelijk
mee te nemen en gelijktijdig nieuwe facetten in te brengen.
De bemesting en mechanisatie zijn onderdelen die hier direkt op
aan sluiten. Er is inmiddels heel wat bekend over de samenstel
ling en omvang van het "voedselpakket" voor onze gewassen.
Tekorten aan voedingselementen komen nauwelijks meer voor.
Dat er teveel is uit een oogpunt van produktie en kwaliteit is een
regelmatig voorkomend verschijnsel. Voorbeelden genoeg,
zoals zoutschade op jonge kiemplanten, legering van gewassen,
laag suikergehalte bij bieten, enz.
Op zich misschien welvaartsgebreken in de gewassengroei. Bij
het streven naar optimale produktie en kwaliteit, worden "mis
sers" in die richting opgeroepen. Verband tussen gewaseisen,
gewasrotaties, bodemtoestand en grondbewerking is zeker aan
wezig.
Hetzelfde geldt voor de mechanisatie. Moeten de gewassen af
zonderlijk of onderling aangepast worden aan de mechanisatie,
d.w.z. steeds grotere en bredere machines met vergrote kapaci-
teit, of is het mogelijk de produktie-eisen als uitgangspunt te
nemen en met de mechanisatie hierop in te spelen?
Binnen het PAGV schenkt de afdeling Technisch Onderzoek in
Bedrijfsverband hieraan de nodige aandacht. Veranderingen in
de bouwplannen hebben ook invloed op het optreden van
ziekten en plagen. Het is daarom vanzelfsprekend dat de ge
wasbescherming ook een hoge prioriteit heeft. Het is bekend dat
er bouwplangebonden onkruidpopulaties zijn en ook dat het
optreden van bodemziekten sterk beïnvloed wordt door de wijze
waarop de gewassen elkaar opvolgen.
Het frequent achterblijven van gewasresten geeft gemakkelijk
aanleiding tot verhevigde aktiviteit van schimmels, bakteriën,
insekten, aaltjes* etc. Het kwalijke effekt hiervan wordt nog
versterkt wanneer gewasresten volgende jaren hergroei en op
slag veroorzaken.
De grote praktische kennis van de Nederlandse telers vormt de
basis voor een goed funktionerende land- en tuinbouwproduk-
tie. De grote intensiteit en inzet waarmee hier wordt gewerkt,
eist dan ook een nauwgezette en deskundige begeleiding van het
praktijkgerichte onderzoek en de regionale voorlichtingsdienst.
P.A.G.V. persbericht)
Grondbewerkingssysteem met aangepaste werktuigen: trekker
op 3,30 meter.
I ntensivering betekent voor de akkerbouwer in vele gevallen
boeren op het scherp van de snede. Welke invloed er uitgaat van
de vruchtwisseling is moeilijk in algemene regels weer te geven.
Het is echter wel van groot belang te weten wat er mis kan gaan,
wat de gevolgen zijn, of deze gevolgen zijn op te vangen en zo ja
op welke wijze.
Met inschakeling van deskundigheid uit meerdere vakgebieden
wordt getracht de oorzaken op te sporen van de opbrengst- en
kwaliteitsvermindering in nauwe rotaties.
De nadelige invloeden van bouwplanvernauwing kunnen zowel
het karakter van voorvrucht- als van frequentie-effekt hebben.
Belangrijk is dat deze effekten pas na zeer lange tijd naar voren
komen en wel t.o.v. een ruim bouwplan pas na ca. 10 jaar.
Ekonomisch bezien zijn (meestal) nauwe bouwplannen met
minder hoge opbrengsten aantrekkelijker dan ruime rotaties.
Eliminatie van opbrengstverminderingen biedt juist dan per-
spektieven voor de akkerbouw.
A altjes zijn kleine (ca. 1 mm lange) doorzichtige wormpjes die in de grond en in water voorkomen. De meeste soorten
leven van dood organisch materiaal. Er zijn echter ook soorten die leven van bacteriën, en er zijn soorten die parasiet zijn
van plant, mens of dier.
Het zijn met name de plantenparasitaire aaltjes die in de voedselproduktie van belang zijn. Dit zijn aaltjes die zich
uitsluitend kunnen voeden met levend plantenmateriaal.
In elke grond waar plantengroei mogelijk is komen aaltjes voor. Een gemiddelde van 40 miljard aaltjes per hectare wordt
als een verantwoorde schatting beschouwd.
In cultuurgrond bestaat ongeveer de helft van de totale hoeveelheid aaltjes uit plantenparasitaire soorten. De planten
parasitaire aaltjes zijn min of meer waardplantspecifiek,d.w.z. dat ze zich op een of enkele plantensoorten kunnen
handhaven, b.v. bietecysteaaltje op bieten, spinazie en een aantal onkruidsoorten.
Frequent verbouwen van een bepaald gewas zal een eigen aaltjespopulatie in de grond tot gevolg hebben. Deze populatie
kan zodanig gaan toenemen, dat schade aan het gewas, zich uitend in slechte groei, gaat optreden. Het is pas na de
Tweede Wereldoorlog geweest, dat ten volle de betekenis van aaltjes duidelijk is geworden. Voordien werd slechte groei
overwegend toegeschreven aan het "uitgeboerd zijn van het land", zonder dat besefte dat aaltjes de boosdoeners waren.
Momenteel kosten de aaltjes de Nederlandse akker- en tuinbouw tientallen miljoenen guldens per jaar.
Het aardappelcysteaaltje komt vooral in het noordoosten, in het
fabrieksaardappelgebied en in Friesland voor. I.v.m. deze pa
rasiet in de teeltfrequentie van aardappelen wettelijk geregeld.
In overige gedeelten van Nederland komen, mede door de wet
telijke regelingen, nauwelijks besmettingen voor.
Het bietecysteaaltje komt algemeen voor in het zuidwesten,
waar vanouds vaak bieten worden geteeld. Ook in andere delen
van het land worden in toenemende mate besmettingen met dit
aaltje vastgesteld. In de nieuwe polders, de NOP en Oost Fle
voland, zijn ook al besmettingen gevonden.
■K5:?::SK
Grond ontsmetten een kostbare zaak.
D oor de tendens naar bouwplanvernauwing zoals die zich de
laatste jaren in de akkerbouw heeft voorgedaan, wordt het ge
vaar voor schade door aaltjes steeds groter en de noodzaak deze
te voorkomen of te bestrijden dringender. Er zijn verschillende
mogelijkheden om schade door aaltjes te voorkomen of te bes
trijden.
Eén van de mogelijkheden om problemen met aaltjes te ver
mijden is een" ruime vruchtwisseling met qua waardplant-ge-
schiktheid verschillende gewassen. Dit is de vanouds toegepaste
methode om bodemmoeheid te voorkomen. Gezien de slechte
financiële perspectieven van de meeste gewassen is deze me
thode niet erg aantrekkelijk.
Vervolg op pag. 14
9