NOTA LANDELIJKE GEBIEDEN ONDERDEEL ENORME PAPIERLAWINE D e vormgeving van het nationaal ruimtelijke beleid in de delen van de Derde nota, inclusief de structuur schema's en met de bijbehorende (overige) beleidsnota's, uitvoerings beschikkingen, structuurvisies, stu dierapporten, etc., heeft binnen en kele jaren geleid tot een enorme papierlawine, waarvan het einde nog niet in zicht is", aldus begint de samenvatting van het concept-ad vies over de Nota Landelijke Ge bieden van de Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening. I n het voorjaar van 1977 is de Nota Landelijke Gebieden met de daarbij behorende Struc tuurschets voor de Landelijke Gebieden gepu bliceerd. Beide stukken doorloperrde proce dure van de zgn. planologische kernbeslissing. In dat verband is iedereen de gelegenheid ge boden om zijn mening over de nota mondeling of schriftelijk, al dan niet in krasse bewoordin gen, kenbaar te maken. De Raad van Advies voor de Ruimtelijke ordening heeft daarbij als "doorgeefluik" voor inspraakgegevens gefun geerd. In totaal zijn 795 schriftelijke reacties ontvangen, waaronder een relatief groot aantal reacties van gespreksgroepen en individuele burgers. Deze reacties zijn door de Raad ge bundeld in een zevental omvangrijke boek werken. die te zamen zo'n 12 kg wegen. In dit stadium heeft de inspraak dus een behoorlijk gewicht in de schaal gelegd; het is te hopen dat hiervan in het te zijner tijd door de regering te voeren beleid de nodige sporen zullen zijn te rug te vinden.... I n het concept-advies wordt ingestemd met het uitgangspunt van de Nota Landelijke Ge bieden (verder aan te duiden als NLG) dat gestreefd moet worden naar verscheidenheid in het gebruik van de ruimte. Voor een daarop gericht beleid is nodig een duidelijk beeld van de doelstellingen, een daarop afgestemd in strumentarium en geld. In dat verband wordt "node" een financiële onderbouwing van het in de NLG bepleite beleid gemist. Gesteld wordt dat het mogelijk moet zijn om enig inzicht te geven in de financiële mogelijkheden en on mogelijkheden om dit beleid te kunnen uit voeren. Het is echter duidelijk dat het in de NLG voorgestane beleid meer geld zal gaan kosten dan tot op heden in de meerjarenra mingen is voorzien. "Mocht er inderdaad te weinig geld zijn, dan zal het beleid alsnog moeten worden bijgesteld", aldus het concept advies. I n het concept-advies wordt schematisch ver slag gedaan van de discussies die thans over het landbouwbeleid gaande zijn. De hoofdlijnen van het huidige landbouwbeleid worden door de insprekers uit landbouwkringen in de regel en ook door een aantal andere insprekers on derschreven. Echter, dit beleid heeft naar hun mening onvoldoende in de NLG doorgewerkt. Daarnaast blijken er ook voorstanders te zijn van een geheel ander landbouwbeleid met als uitgangspunten: behoud van werkgelegenheid, kleinschaligheid en landschappelijke kwalitei ten. Een voortgezette bezinning op het land bouwbeleid als onderdeel van een algemene be zinning op de samenleving van de toekomst wordt noodzakelijk en zinvol geacht. De tijd staat echter niet stil, voor de nabije toekomst moet het nationale ruimtelijke beleid worden vastgelegd. Daarbij kan, voor wat betreft het landbouwbeleid, alleen het huidige beleid als uitgangspunt dienen, aldus het concept-advies. G H et concept-advies onderscheidt normaal en bijzonder beheer en legt de grens bij het uit gangspunt dat bijzonder beheer de boer in zijn kwaliteit als agrarisch ondernemer geld kost en dat dit volledig en blijvend dient te worden vergoed. Medegebruik, het rekening houden met (bijv.) landschappelijke waarden zonder nadelige gevolgen voor de betrokken beheer der. alsmede beperkingen die iedereen in Ne derland op gelijke wijze treffen, vallen in het concept-advies onder normaal beheer. Voor zover mogelijk is regeling hiervan in het be stemmingsplan nu en in de toekomst een nor male zaak. MR. J.G. BONGERS Aan het slot van het concept-advies wordt opgemerkt dat niet alles kan worden geregeld. In veel gevallen en voor veel zaken zal de boer zijn tra ditionele functie van landschapsbe heerder ook spontaan kunnen blij ven vervullen. Medewerking vanuit de burgerij hieraan wordt een goede zaak geacht. Genoemd kan bijvoor beeld worden het vrijwillig land schapsbeheer in de vorm van onder- houdsactiviteiten aan natuurlijke landschapselementen door allerlei plaatselijke groepen uit de bevol king. Voor provincies en gemeenten kan hier een taak liggen op het ge bied van organisatie en financiële steun, aldus en tot zover het con cept-advies. Uit "De I.andbode" D it concept-advies is op woensdag 5 juli jl. gepresenteerd door de vice-voorzitter van de Raad. de heer Rijnders. tevens voorzitter van de speciale stuurgroep die het concept-advies heeft voorbereid. Deze stuurgroep heeft be paald niet stil gezeten: het concept-advies telt 178 bladzijden (incl. 3 bladzijden bijlage), daarbij komt een samenvatting van naar liefst 41 bladzijden en een overzicht van de hoofdlijnen uit de inspraak van 53 bladzijden, terwijl de daarbij gevoegde opsomming van degenen die gereageerd hebben op de Nota Landelijke Gebieden nog eens 31 bladzijden beslaat. Over papierlawines gesproken! Procedure De Raad heeft voorts 23 hoorzittingen gehou den, waaraan 153 insprekers deelgenomen hebben. Behalve een functie als "doorgeefluik" heeft de Raad in het kader van de planologi sche kernbeslissing ook tot taak om advies uit te brengen over het desbetreffende beleids voornemen. Dit advies is thans in concept ge reed en dit zal op 28 september a.s. worden behandeld in een openbare Raadsvergadering. Na pubiikatie van het definitieve advies neemt de regering ten aanzien van zijn beleidsvoorne men een beslissing en doet daarvan mededeling aan de Tweede Kamer. Vervolgens kan dan na 3 maanden tot uitvoering worden overgegaan, tenzij de Tweede Kamer de mededeling van de regering eerder voor kennisgeving aanneemt. Inhoud concept-advies Met betrekking tot de in de NLG opgenomen "zonering" d.w.z. de indeling in 5 categorieën van gebieden, worden de nodige vraagtekens geplaatst. Wonen en verzorging Landbouwbeleid Relatienota econstateerd wordt dat de uitvoering van de Relatienota los staat van de NLG en o.a. gestalte krijgt in de Beschikking. Beheersove reenkomsten en de voorrangsinventarisatie. In het concept-advies wordt daarom enkel inge gaan op de vraag in welke mate de Relatienota toepassing zal moeten vinden. Die vraag wordt echter niet beantwoord. Wel worden de nodige vraagtekens gezet bij de x in de NLG genoemde oppervlakte van 200.000 hectare en de hierbij gedachte fasering. Opge merkt wordt dat op dit moment nog onvol doende informatie aanwezig is om tot een der gelijke vastlegging van het beleid te komen. Onzekere factoren zijn bijvoorbeeld: de finarir ciële mogelijkheden op lange termijn, de land schapswaardering, de medewerking van be heerders, de mogelijkheden voor reservaatvor ming, de planprocedures en de bruikbaarheid van het instrumentarium O, nderschreven wordt het in de NLG neer gelegde streven om er voor te zorgen dat in kleine kernen in ieder geval voor economisch- en of sociaalgebondenen woningen beschik baar zijn. Bedenkingen bestaan tegen de uit spraak in de NLG dat het willen wonen in het landelijk gebied een keuze is voor goed wonen en niet voor een goede verzorging. Voor grote groepen van de plattelandsbevolking is die keuzevrijheid niet werkelijk aanwezig en dat rechtvaardigt blijvend wat extra aandacht voor de verzorgingssituatie van de plattelandsbe volking. In de kleine kernen vervult het open baar vervoer een belangrijke sociale functie. Reden om in het kader van de planning van het streekvervoer extra aandacht te besteden aan de kleine kernen. Een en ander betekent dat nog niet kan worden aangetoond dat precies 200.000 hectare Rela- tienotagebied nodig en mogelijk is en niet bijv. 150.000 of 300.000 hectare. De conclusie is dat de 200.000 hectare Relatienotagebied in de NLG weinig betekenis heeft en beter niet in de planologische kernbeslissing kan worden vast gelegd. Beheer en bestemmingsplan Voor de regeling van het bijzondere beheer wordt in het concept-advies in de eerste plaats op het instrumentarium van de Relatienota c.q. de vrijwillige beheersovereenkomst gewezen. Waar een dergelijke overeenkomst (nog) niet tot stand komt. in of buiten een aangewezen Relatienotagebied, zal - na afweging van alle belangen - in een aantal gevallen toch nodig kunnen zijn tot een effectieve regeling van be paalde vormen van bijzonder beheer te komen. Dat kan via het bestemmingsplan in combina tie met een verbeterd schadevergoedingsrecht. Een extra zorgvuldige planvoorbereiding is daarbij nodig. Tevens zullen in dit geval de beheersbepalingen niet te ver mogen gaan; het gaat hier om een regeling van "licht", bijzonder beheer. De grens tussen licht respectievelijk zwaar bijzonder beheer is. volgens het con cept-advies, één van die zaken die alsnog dui delijk zal moeten worden vastgelegd. Hierbij zullen ook financiële en psychologische over wegingen kunnen \yorden betrokken. Van be lang is het in het concept-advies neergelegde standpunt dat in dit systeem de vergoeding in gevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimte lijke Ordening gelijk zal moeten zijn aan de vergoedingen, die elders in het kader van be heersovereenkomsten gelden. orige maal schreven wij over de tijdelijke belastingmaa tregelen 1978. Deze hebben betrekking op de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. Voor de inkomstenbelasting is er een aftrek op het rente-inkomen van f 200,— Dit betreft rente van privé-vermogen. Bij de vennootschapsbelasting bestaat geen privé-vermogen en met deze aftrek hebben wij dus daar niets mee te maken. In de winstsfeer, en dat geldt voor beide belastingen, wordt voorgesteld een aftrek toe te passen van 3% van de winst en bovendien een aftrek op de winst tot een bedrag van 1.4% van het ondernemingsvermo gen, waarbij voor de bepaling van dat vermogen uitgegaan wordt van de boekwaarde van de bezittingen en de schul den. Voor die aftrek worden sommige vermogensbestand delen uitgezonderd. Voor de landbouw is uitermate belang rijk dat voor berekening van de aftrek uitgeschakeld worden de gronden waarop de landbouwvrijstelling van toepassing is. Daardoor is voor een groot aantal landbouwers, de aftrek op basis van het ondernemingsvermogen tot nul of in ieder geval tot een klein bedrag teruggebracht en belangrijk ver minderd in alle gevallen waarin de landbouwvrijstelling van toepassing is. Met name is dit het geval als de boer nog schulden heeft die destijds tot financiering van de grond zijn aangegaan. Het is heel dikwijls zo, dat als men het vermogen vermin derd met de boekwaarde van de gro/id dit beneden nul komt. Stel dat een landbouwer 20 ha. grond heeft, destijds voor 1962 gekocht voor 5.000,- per ha, dus in totaal voor 100.000,-. Als dan het vermogen dat in het bedrijf zit ook f 100.000,- is, dan krijgt hij dus niet de 1.4% aftrek. Dat scheelt f 1.400,- belastbaar inkomen. Als hij met zijn ver mogen boven de ton zit blijft dat hogere inkomen er toch. Maar er is meer aan de hand. Er wordt nu een kwestie acuut, die anders in veel gevallen nog jaren slapende zou zijn gebleven. Wij bedoelen hier de kwestie van het z.g. pachtersvoordeel. Daarmee wordt het volgende bedoeld. Volgens artikel 8 van de wet op de Inkomstenbelasting is de winst die bij verkoop of bij onttrekking aan het bedrijf van landbouwgronden wordt behaald vrij van inkomstenbelasting, behalve als deze winst, of zoals de wet zegt, de waardeverandering in de uitoefening van het bedrijf ontstaan is. A Is een pachter grond koopt op grond van zijn voorkeurs recht tegen de agrarische waarde is de landbouwvrijstelling niet van toepassing voor het verschil tussen de vrije waarde op het moment van koop en de betaalde koopprijs. A/ et een voorbeeld willen wij dit duidelijk maken. Stel dat iemand, al weer enkele jaren geleden, grond heeft gekocht als pachter voor een prijs van f 10.000,- per ha. De vrije waarde was op dat moment f 20.000,- per ha. Het pach tersvoordeel is dan f 10.000,- per ha. Dat bedrag komt niet bij het inkomen van het jaar van aankoop, maar pas als de grond wordt verkocht of als het bedrijf wordt gestaakt. Zolang dat niet gebeurd was de belastbaarheid in de in komstenbelasting dus een slapende zaak. Nu wordt dit an ders. A Is tenminste de voorstellen zo aangenomen worden. Als in het hierboven gegeven voorbeeld er een oppervlakte is gekocht van 20 ha., dus voor f 200.000, in totaal zien wij geen reden om het vermogen te verminderen. Voor die grond gelden dezelfde fiscale regels als voor ge bouwen en andere bedrijfsmiddelen, met dien verstande dat voor grond vrij is de waardestijging gedurende de tijd dat men eigenaar is. Dit laatste speelt o.i. geen rol, omdat bij de tijdelijke belastingmaatregelen wordt uitgegaan van de boekwaarde. Overigens, de uitholling van de landbouwvrij stelling is geen goede zaak. Men kijkt in fiscale kring niet op de juiste manier tegen de grond aan. Maar misschien verandert dat. Men kan nooit weten. Paauwe 3

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 3