KNL.C ONKRUIDEN IN ZOMER- EN WINTERGRANEN ONKRUID IN AARDAPPELEN ONKRUIDEN IN BIETEN De puberteitsjaren van een tuin G, D e overgangsfase tussen kinderjaren en volwassen zijn noemen we de puberteit. Veelal is het een wat moeilijke periode waarin de pubers soms met fysieke en psychische problemen kampen. Het is een tijd waarin we volgens de opvoedkundigen veel geduld moeten hebben en begrip moeten tonen. Tuinen kennen aan de vooravond van hun volwassen worden ook zo'n lastige tijd. Om wat begrip voor de situatie van zo'n tuin te kweken willen we wat achtergronden belichten en wat aanwijzingen geven om het proces naar volwassenheid goed te begeleiden. Door het natte voorjaar zal de vroege voorjaarsbespuiting van de winter granen niet overal zijn uitgevoerd en moet er nu in een groter ontwikke lingsstadium van het graan worden gespoten, dat heel goed mogelijk is met Certrol Combin S vloeibaar. Als de granen 1 2-1 5 cm groot zijn kan er worden gespoten met Certrol Combin S vloeibaar, bij voorkeur bij zonnig niet te koud weer en een hoge relatieve luchtvochtigheid. Deze nieuwe formulering (met een verhoogd gehalte aktieve stof) heeft een uitstekende werking op de kiemplantjes en de iets grotere plantjes van (breedbladige) onkruiden als kleefkruid, muur, ereprijs,veelknopigen en kamille. De dosering in zomer- en wintergranen is 4 l/ha en in rogge 3 l/ha; in rogge moet rekening worden gehouden met een kans op geringe op brengstderving. Als de onkruiden zich reeds in een groter ontwikkelingsstatium bevinden moet een middel als Basagran P worden ingezet. Basagran P heeft een uitstekende werking op kamille, ereprijs, kleefkruid, muur en kan worden gespoten als het graan 1 2-1 5 cm groot is bij groeizaam weer. De dose ring is in wintergranen 4-5 l/ha, in zomergranen 3 l/ha, en in rogge ook 3 l/ha met enige kans op geringe opbrengstderving. Eventueel kan Luxan MCPA-4 of Luxan MCPP vloeibaar worden ingezet. Op de lichtere gronden met een onkruidkieming gedurende een lange periode is de kombinatie van Luxan Dinoseb in olie geconc. en Pato- ran een goede oplossing voor dit probleem. De doseringen zijn resp. 7,5-10 l/ha Luxan Dinoseb in olie geconc. en 3-4 kg/ha Patoran op de lichte zandgronden en de dalgronden met meer dan 5% humus. Op de kleigronden dezelfde hoeveelheid Luxan Dinoseb olie geconc., maar met 2,5 kg/ha Patoran. Deze kombinatie van een kontaktherbicide met een bodemherbicide moet bij voorkeur vlak voor opkomst van de aardappels worden gespoten op de kiemende zaadonkruiden en houdt de aardappelen gedurende een lange periode vrij van breedbladige onkruiden. Door de late zaai van bieten is er nu nog gelegenheid de belangrijke voor-opkomst bespuiting uit te voeren. Het bodemherbicide Pyramin kan van kort na zaai tot kort vóór-opkomst worden toegepast in een dosering van 3-6 kg/ha. Het heeft een uitste kende werking op kamille, herik, akkerereprijs, straatgras, knopkruid, herderstasje, zwarte nachtschade e.a. probleemonkruiden. Als muur, witte krodde, melde, ganzevoet, perzikkruid, zwaluwtong en dovenetel nog in het kiemstadium zijn worden zij goed bestreden. Op gronden met meer dan 25% slib kan gemengd worden gespoten met 3-4 kg/ha Luxan IPC 50% spp., als veel varkensgras wordt verwacht. Ook op zware klei en zandgrond met 4-5% humus kan 3-5 kg/ha Luxan IPC 50% spp. worden toegevoegd. Deze kombinatie bestrijdt ook duist en straatgras. KOMMENTAAR Advertentie 4 C.J. Nouse Bevvland B.V. Den tuin is een tamelijk gekompliceerd ge heel waarbij planten en groeiplaats elkaar beïnvloeden. Grondsoort, vochtigheid, de lichthoeveelheid enz. bepalen in hoge mate welke planten in een bepaalde tuin optimale levenskansen hebben. Het begin van een tuin is meestal een ver waarloosd perceeltje grond waarop huizen bouwers flink huis gehouden hebben. In een normale grond barst het van het leven en zo'n grond heeft een goede struktuur, d.w.z. er zit ten gaten en gangetjes waarin lucht en water in een goede verhouding voorkomt. Wormen graven gangen zodat de grond open blijft en ontelbare onzichtbaar aktieve bakteriën zetten afgevallen bladeren e.d. om in voor planten opneembaar voedsel. De planten penetreren met hun wortels diep de grond binnen en ook dat draagt bij tot een goed klimaat voor andere wortels. Bij de geboorte van een tuin houden we rekening met de omstandigheden van dat moment. We maken de grond diep los, kiezen sterke plantesoorten en bemesten de grond met organische mest om het leven in de grond extra te stimuleren. Is die geboorte min of meer voorspoedig verlopen dan volgen de peuter kinderjaren. Waar het eerst licht was wordt het donker edurende de kinderjaren verandert het aanzien van de tuin aanmerkelijk. Verrassin gen blijven meestal niet uit. Planten waarvan we grote verwachtingen koesterden blijken het om ogenschijnlijk onverklaarbare redenen niet te doen en anderen die we een moeilijke tijd voorspeld hadden doen het weer wel goed. Na een langzame start weten sommige achterblij vers zich ook nog bij 't grote pelotonItevoegen. Ook in de tuin zijn de wegen des Heren soms wonderbaar. De snelgroeiers werken zich na verloop van tijd boven de langzamen uit. Een van de belang rijkste aspekten van het puberteitsbeeld van een tuin gaat zich nu voordoen: waar het eerst licht was wordt het donker. De ene plant gaat het licht wegnemen voor de andere. Sommige soorten hebben daar duidelijk moeite mee. Licht was een levensbehoefte en naarmate dat minder wordt zullen soorten die veel licht no dig hebben zich minder prettig gaan voelen en er dienovereenkomstig gaan uit zien. In de pu berteitsjaren zullen een aantal lichtzinnende soorten vervangen moeten worden door scha duw verdragende soorten. Die veranderingen leiden in de meeste gevallen tot een verrijking van het tuinbeeld. Wat eerst door gelijke om standigheden een wat gelijkmatig beeld ver toonde wordt veel gedifferentieerder. Hoog en laag, boven en onderbeplanting, zon en scha duw zorgen voor een veel natuurlijker en ge- schakkeerder beplanting dan aanvankelijk het geval was. We moeten op die veranderende omstandigheden in een tuin tijdig inspelen, we moeten een tuin regelmatig aanpassen. Behalve lichtomstandigheden veranderen ook de bodemomstandigheden in de loop der jaren. Doordat bladeren vallen, wormen en mikro- organismen in en met die grond bezig zijn wordt de struktuur van de grond beter en de bodem humusrijker. Dat biedt mogelijkheden om planten aan te brengen die juist onder die omstandigheden goed gedijen. Soorten als maagdepalm, primula's, vrouwemantel, lieve vrouwe bedstro gaan onder de struiken een natuurlijke kruidlaag vormen. In die kruidlaag kunnen in het voorjaar verwilderende bolletjes hun bloempjes verheffen. Ruimte geven B ehalve veranderende lichtomstandigheden en een zich wijzigende geaardheid van de grond doen na een aantal groeijaren ook de ruimtelijke behoeften van de verschillende plantesoorten zich gelden. De beplantings dichtheid waarmee een aanleg begint is mees tal een kompromis tussen enerzijds de wens om op betrekkelijk korte termijn een redelijk ge vulde tuin te hebben en anderzijds de aan spraak die de verschillende planten op de ruimte maken. Vroeger of later leidt zo'n kompromis ertoe dat sommige soorten elkaar gaan verdringen. Wanneer dat moment zich gaat voordoen moet men niet proberen met snoei- en hakwerk de soorten binnen een voor hen te kleine ruimte te dwingen. Beter is het een aantal planten helemaal te verwijderen waardoor de overblijvenden in staat zijn uit te groeien tot hun karakteristieke vorm. Als de hier beschreven puberteitsmoeilijkhe den zijn gepasseerd is de tuin volwassen. Zo'n tuin is soms veel minder soortenrijk dan de tuin in de kinderjaren. Door de overgebleven echt karakteristieke soorten, de verkregen gelaagd heid en de daardoor grotere differentiatie is zo'n tuin wel evenwichtiger en interessanter. Net als volwassen wijze mensen trouwens. Bedrijfsontwikkeling Was het gedurende de zestiger jaren eigenlijk vanzelfsprekend dat de bedrijfsontwikkeling in land en tuinbouw afgestemd werd op het met minder arbeid produceren van meer produkten, vandaag de dag wordt daar duidelijk anders over gedacht. Dat komt in heel wat discussies over de toekomstige ontwikkeling van onze land- en tuinbouwbedrijven steeds meer naar voren. De andere eisen die dan aan de bedrijfsontwikkeling worden gesteld zijn eigenlijk op een drietal hoofdoorzaken terug te voeren. In de eerste plaats heeft de stagnerende algemene economische ontwikkeling met zich meegebracht dat meer en meer de wens naar voren komt arbeid in de landbouw te behouden. Er is immers al werkeloosheid genoeg. Enige afremming van de vervanging van arbeid door kapitaalsgoederen kan hiervan het gevolg zijn. Voorts wordt steeds duidelijker dat met name de EG-markt voor de belangrijkste landbouwpro- dukten steeds meer verzadigd raakt en sterke produktievergroting dan ook veelal geen boerenbe- lang zal dienen. En in de derde plaats blijkt dat, naast de bedenkingen die uit kringen van natuur- en landschaps beschermers tegen een te sterke groei der bedrijven wordt geuit, er ook in landbouwkringen zelf hier en daar enige terughoudendheid ten opzichte van een sterk expanderende bedrijfsontwikkeling valt waar te nemen. Dit alles leidt ertoe dat in het beleid van vandaag de belangrijkste termen uit de zestiger jaren (bedrijfsvergroting; afvloeiing; mechanisatie; produktiviteit;). meer en meer zijn vervangen door termen als middenbedrijf, behoud van werkgelegenheid, inkomensgaranties, be heersregelingen, e.d. Concurrentie-positie Op zich is een verschuiving van accenten in het kader van het bedrijfsontwikkelingsbeieid een goede zaak. Ook land- en tuinbouw moet immers meegaan met algemeen maatschappelijke ontwikkelin gen. Toch moeten we oppassen dat een dergelijke verschuiving niet te ver doorslaat, mede gezien de concurrentiepositie waar we als bedrijfstak in nationaal en internationaal verband in verkeren. Zo is behoud van werkgelegenheid een mooi streven. Maar dit mag niet betekenen dat daardoor de inkomensmogelijkheden van de zelfstandige agrarische ondernemers op de tocht komen te staan. Of dat deze inkomens alleen maar via steeds hogere toeslagen, met bijbehorende afhankelijkheid van overheden, op peil kunnen worden gehouden. De belangrijkste technologische ontwikkelingen zullen ook in ons land toegepast moeten kunnen worden, willen we internationaal bijblijven. Dat geldt ook voor die bedrijven waar mogelijk in het kader van landschapsbescherming met beheersovereenkomsten gewerkt gaat worden. Duidelijk kwam de toekomstige bedrijfsstructuur onlangs ter discussie in het kader van het uitgif- tebeleid in de Flevopolders. vervolg op pagina 12 I

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 4