T oen keerde het noodlot zich tegen hem. Een zonnige toekomst begon zich te verduisteren, zoals op een mooie zomerdag in de verte reeds de donderwolken hoger kruien. Het komt, je weet het, maar nog is de donder niet te horen wel voel je de drukkende atmosfeer van een naderend onheil. D e zon breekt door de wolken en schijnt via de raampjes naar binnen. Het is er warm en hij steekt voor de tiende keer zijn zelfde sjekje aan. Hij zwijgt een tijdlang, kennelijk zeer moe van dat gesprek. J n 1974 ben ik heel erg ziek geworden. Ik steek het er op dat ik al tien jaar lang verkeerde I k ben mijn kas die nü maar 800 m2 meer is nog steeds aan het opknappen. Er is veel aan te doen. Dit jaar plant ik er niets in. 't Is nog lang niet klaar. De rest van de grond gebruik ik voor mais. Die snijmais heb ik zelf niet nodig, maar een ander kan dat voer best gebruiken. Ik heb wat spulletjes in de schuur hoor, ga maar eens mee kijken. I k lijk misschien wel eenzaam, toch voel ik me niet zo. Ik breng veel van mijn tijd door met mijn postduiven. Ik ga ook regelmatig met die duiven naar de verzamelplaats waar ze worden geklokt. Verder is er natuurlijk de televisie en lees ik aandachtig de landbouwvakbladen. Weet je, ondanks alles, besef ik dat ik mis schien niet veel vrienden heb, maar wat ik nu ook zeker weet is dat ik zeker geen vijanden heb. Voor sommigen is het misschien een om zien zonder wrok. Failliet Een huisje timmeren Twee jaar rolstoel Een sprookje? En toen alleen Verlamd Inventaris "Vrije tijd" Geen vijanden Ja, en wat gebeurt er! Bij mij in de kas werkte iemand, een aardig meisje, vriendelijk en lief. Nou ja... Hij. zegt niet veel en kijkt afwachtend naar ons, alsof we zelf het vervolg nu maar moeten invullen. Hij ziet dat dit toch te veel gevraagd is. Ze verwachtte een kind van me, vertelt hij verder. En daar mee sloeg de bliksem plotseling in alle hevigheid binnen en zette het hele vreedzame tuindersgezin volledig over- hoop. Hij laat zijn hoofd wat hangen en staart naar zijn kapotte huispantoffels. Ellende man, el lende, misère en spijt. Mijn vrouw was des duivels. Er viel niet meer te praten. De weg was geblokkeerd. Terug kon niet meer. Zij wilde er mee ophouden. Uit elkaar, scheiden en onze tuinderij opgeven. Van het een komt het ander. Er was geen houden meer aan. De zaak moest naar de bliksem. Ik ging failliet en moest huis en haard verlaten. O, 't staat er nog allemaal. Een tuinder uit de naburige stad heeft toen het hele spul gekocht. Kijk maar, uit het raam, dan kun je tussen die hoge bomen door precies zien waar we woon den. Dat huis daar met die twee schoorstenen, en die groentekas. V De oude kas uit Zwijndrecht, met 800 meter glas. medicijnen had gebruikt. Kwade tongen hier in de buurt beweren dat het anders was, geloof me zo is het niet. Mijn broer woont hier niet zo ver vandaan. Regelmatig zagen we elkaar nog wel. Toen in eens, had hij me een paar dagen niet meer gezien. Hij vertrouwde het niet, want je weet nooit. Ik woonde hier op mijn dooie eentje in die caravan. Mijn broer vond alles afgesloten, met de gordijnen dicht. Hij sloeg de deur in en ging naar binnen waar hij mij toen vond. Ik lag bewusteloos op bed. Ze hebben me direkt naar het ziekenhuis vervoerd. Veel hoop hadden ze niet meer. Later heb ik gehoord dat de dokter Het huis met de twee schoorstenen en de kas die vroeger eigendom was. men. Nou dat was niet waar. Ik ben tenslotte in een revalidatiecentrum in Hoensbroek beland. Daar heb ik weer langzaamaan leren lopen. Eindelijk na bijna twee jaar kon ik mijn rolstoel vaarwel zeggen en weer eens buiten lopen. Te rug naar huis. Nou ja wat was dat eigenlijk nog. Mijn caravan was al die tijd blijven staan en dat was mijn enige eigen onderkomen. Ik stapte de trein in, vanuit Hoensbroek terug naar huis. Ik was nog zo zwak dat ik zelf mijn koffer niet in het bagagerek kon krijgen. Andere reizigers hielpen me. Ik ben eerst een paar dagen bij vader en moe der in geweest, maar als vent van half de veertig zitje daar toch ook niet meer op je gemak. Ik ging terug naar de caravan. Die was in twee jaar niet meer open geweest en de kapotte rui ten waren niet gemaakt, 't Was een grandioze bende daarbinnen, dat kun je nagaan. Langzaamaan ben ik weer begonnen om tegen de kant van de wal op te klimmen. Stukje voor stukje. Of ik ooit nog helemaal goed wordt dat weet ik niet. Toch laat ik mijn kop niet hangen. Kijk ik werd dat beu om in die caravan te huizen. Zodoende ben ik hier die hokjes gaan timmeren. Nu heb ik meer ruimte en kan ik me weer bewegen. Ik heb ook plannen om het straks nog te verbeteren. Een stenen huis dat hoeft voor mij niet. Ik kan goed met hout omgaan, dus ik ben van plan een aardig houten huis te bouwen. Maar eerst moet ik de zaak weer wat beter organiseren. Ik heb die twee hektaren grond nog steeds, maar nog wel op vader's naam. Gelukkig nu ook weer, want ik was tijdens mijn ziekte nergens voor verzekerd. Zo'n revalidatiecentrum kost handen vol geld en dan was ik zeker mijn lapje grond kwijt gesukkeld. zei, dat het wel binnen een paar uur afgelopen zou zijn. Toch is dat niet gebeurd, zoals je ziet. Ik kwam weer bij, maar bemerkte al spoedig dat ik helemaal verlamd was. Ik kon geen been meer verzetten, amper mijn hoofd bewegen en niet meer praten. Ik was een levende dode. Wel besefte ik alles en veel drong tot mij door. O ch zeiden ze in het ziekenhuis wacht maar een maandje dan zal het weer wel in orde ko- gegaan en het leek me best de moeite waard om daar ook eens een kijkje te nemen. Ik ben er driejaar geweest van 1955 tot '58. Ik heb er van alles uitgevoerd. Een mooie tijd, man. Hij lacht met moeite en staart naar een van de wanden waar een wanddoek met daarop de Niagara waterval, getuigt als een stoffelijk bewijs van zijn aanwezigheid daar. Tussen de diploma's van de agrarische scholen hangt ook een klein lidmaatsschapskaartje van de timmermansu- nion van de U.S.A. Ja daar ben ik lid van ge weest, want ik kon nog al handig omspringen met hamer, zaag en spijkers. In Canada, heb ik een lange tijd gewerkt als houthakker in die onmetelijke bossen van dat mooie grote land. Ik had er best willen blijven. Mogelijkheden genoeg, maar ja, mijn vader vond het eigenlijk maar niets, dat ik daar zo ver weg zat. Kom toch terug man, schreef hij herhaaldelijk. Hier in Nederland is het ook goed. Als je nu terug komt dan krijg je vijf gemeet grond van me. Goed, ik heb het gedaan en.ben terug naar Nederland gekomen. Of dat zo wijs was?... Nou ja... je weet het nooit! Na een poosje gaat hij verder. In dat jaar dat ik uit Canada kwam ben ik ook al vrij vlug ge trouwd. Ja, zegt hij ineens, je staat er niet bij stil dat is nu alweer 20 jaar geleden. Tegelijkertijd begon ik een warenhuis te bouwen. Vierdui zend meter prima modern glas. Op een lap grond waar een huis al aanwezig was. Een best bedrijf, man, goedkoop gebouwd. Toegegeven, ik had een mooi centje overgehouden in Ca nada, maar toch niet genoeg om zo'n investe ring te doen. Met behulp van het borgstel lingsfonds kwam het toch allemaal rond. We draaiden lekker. We waren eigenlijk verdraaid gelukkig. Hard werken voor de kost, wat wil je. We kregen drie kinderen, en daarmee zou het "sprookje" nu uit kunnen zijn. 't even gaat door. Wat moest ik verder doen? Dat meisje bleef bij me, maar we hadden geen cent na dat faillisement. Ik had die twee hektare van vader nog. Die stonden niet op mijn naam, anders had ik ze natuurlijk nu ook niet meer gehad. We kochten een kleine cara van en vestigden ons hier op dit stukje grond. Ik wilde weer beginnen. Opnieuw dan maar, proberen weer een gooi te doen naar de eerste sport van die lange maatschappelijke ladder. In Zwijndrecht wist ik een tweedehands kas op de kop te tikken. Die heb ik daar afgebroken, en hier opgebouwd. We hebben samen zo'n twee en een halfjaar hier gewoond. Zij was een goed mens en ik hield ook veel van haar en dat kindie. Net zo goed zo veel als van mijn eerste drie kinderen. Ze werkte als een paard voor me. We probeerden er dacht ik, altijd samen dan maar weer wat van te maken. En of het ver standig was wat ik had gedaan daar probeerde ik zo min mogelijk aan te denken. Gedane za ken waren nu eenmaal niet meer te keren. Toen kwam de klap op de vuurpijl. Op een dag was ze het zat en wenste hier uit deze caravan te vertrekken. Ze liet het niet bij woorden en ging ervandoor. Ze nam het kind natuurlijk mee. Het is nu al weer zo'n vijf jaar geleden en ik heb ze nooit meer gezien. Daar heb ik erg veel spijt van, ja dat heb ik, heel erg veel... Hij zwijgt nu lang en roert gedachtenloos in zijn koude kof fie. want hij heeft er nog maar nauwelijks van gedronken. Voor de eigen getimmerde werktuigenloods. Hij staat langzaam op en trekt zijn laarzen aan. We stappen naar buiten, direkt van binnen in de modder die de regen van de afgelopen da gen daar heeft achtergelaten. In zijn werktui genschuurtje staat een bejaarde trekker, maar het ding loopt nog goed, verzekert hij ons. Ik kan alles zelf doen, want ik heb een ploeg, en een kultivator en een egge. Verder zien we nog allerlei andere dingen in de schuur, zo staat er ook nog een tomatensorteermachine, een ver rijdbaar pompje om in de zomer te kunnen beregenen. Dat kan trouwens gemakkelijk, want hier vlak achter mijn grond ligt een fraaie brede kreek met goed water, waar 's zomers veel mensen vissen. oorlopig alles nog kalm aan, zegt hij. Wat doe je nou in je vrije tijd, vragen we. Hij denkt even na en zegt dan schamper, 't is allemaal vrije tijd voor me, van de vroege morgen tot de late avond. Ik krijg een uitkering van de verze kering via de wet op arbeidsongeschiktheid. Zo'n twee honderd gulden per week. Gelukkig dat ik die heb anders zou ik het ook niet weten. Hoe kijk je nu tegen de toekomst aan, vragen we nieuwsgierig, want 't is bij jouw toch alle maal wel iets anders gelopen dan normaal. Ik zie die toekomst met gemengde gevoelens te gemoet, zegt hij, en hij herhaalt het nog eens, met gemengde gevoelens.... Alleen op de wereld?... Nee niet helemaal, mijn kinderen uit mijn eerste huwelijk komen zo nu en dan wel eens op bezoek om b.v. hun rapporten te laten zien, en ook met Kerstmis en de Paasdagen komen ze. Dat doet me goed. Verder zijn er nog mijn vader en moeder. Moeder doet bood schappen voor me en verzorgt mijn kleren. Zelf kom ik bijna nooit in de stad. Ik zou het wel kunnen, maar als je begint te praten denken ze toch datje niet goed snik bent. Ik kan er gemakkelijk tussenuit, want ik heb ook nog een auto. Trots laat hij later zijn oude BMW zien. Een felrode wagen die onder een afdak achter het schuurtje staat. We gaan terug naar binnen, om nog wat na te praten. Hij trekt nu niet eens zijn grote mod derlaarzen uit. We zitten nog een pcosje. Dan nemen we afscheid en geven hem een hand. Een grote harde hand. Een grote kerel, maar door zijn kwaal, nu nog een beetje een reus op lemen voeten. Toch ziet hij weer na al die duisternis een straaltje licht, een sprankje hoop op een beter leven. De kans om weer van voren af aan aan te vangen, al was het dan na een lange weg van vallen en opstaan, van uithuilen en opnieuw beginnen.... met een poging het verleden te vergeten! 33

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 33