De bestrijding van grasachtige onkruiden in bieten F ervin bestrijdt geen straatgras. Er bestaat dus verschil in gevoeligheid tussen de grassoorten. Omdat Fervin nog een nieuw middel is, is er nog niet alle ervaring mee opgedaan. Er kan dan ook wenig gezegd worden over het effekt op opslag van graszaden. Met betrekking tot raaigrassen zijn er goede erva ringen, maar ook tegenvallers. Belangrijk is ook hetgeen onder opslag wordt verstaan. Opslag uit zaad zal misschien wel be streden kunnen worden. Opslag voortkomend uit een onvol doende gedode, ondergeploegde zode zeker niet. PATENTKALI Enkele aspekten rondom het poten van de konsumptie-aardappel H et vroeg poten van een middenvroege konsumptie-aardappel als Bintje is niet beslist noodzakelijk om een hoge opbrengst te verkrijgen. De planttijd en de vlotheid van opkomst bepalen in belangrijke mate het type gewas dat men gaat telen. Vroeg planten geeft over het algemeen een vroeg en later pïanten een laat type gewas. Cjt rassen kunnen in bieten een lastig onkruid zijn. Hierbij kunnen verschillende soorten optreden. Op kleigronden is vaak duist aanwezig en op zandgronden kan hanepoot een rol spelen. Straatgras en kweekgras zijn veel minder aan een bepaalde grondsoort gebonden. Ditzelfde geldt voor opslag van graszaad als gevolg van graszaadteelt in een voorgaand jaar. 28% K2O 8% MgO Hoe zal de praktijk Fervin beoordelen De ideale meststof voor chloorgevoelige gewassen Dl". Ir. C.J.A. Barel Consulentschap in algemene dienst voor planteziekten en onkruidbestrijding in de landbouw C.A.R. Goes ing. H.R. Baarveld Beide gewastypen kunnen als volgt worden omschreven: - vroeg type: heeft een matige loofontwikkeling, waarbij de knolgroei vroeg op gang komt. Een dergelijk gewas sterft vroeger af maar heeft al vroeg een flinke opbrengst; - laat type: heeft een sterkere loofontwikkeling, waarbij de knolgroei later begint. Dit gewas houdt lang vast en kan bij uitgroeien een zeer goede opbrengst geven. enkele centimeters losse grond onder de poter. Om uitdroging van het pootbed te voorkomen, verdient het aanbeveling om het planten zo kort mogelijk na het pootklaarmaken uit te voeren. Daarna kan met de rijenfrees vol doende losse grond worden verkregen om een volumineuze rug op te bouwen. Zeker wanneer in maart wordt gepoot, moet het direkt opfre- zen van de rug na het poten worden afgeraden. De grond is dan nog te koud, waardoor de opkomst sterk wordt vertraagd en de knol en de spruiten gemakkelijk kunnen worden aange tast door micro-organismen. Dit seizoen komt er nogal wat rhizoctonia voor op de poters. Voor zover het pootgoed niet in het najaar is ontsmet, is het raadzaam om be smette partijen alsnog te "poederen" bij het poten. Met name op de lichtere zavelgronden kan de aantasting van de spruiten door rhizoc tonia vrij ernstig zijn. Deze behandeling kan ook de fusariumaantasting beperken. Ter verkrijging van een zo hoog mogelijke deze stengeldichtheid te verkrijgen, zullen de volgende plantafstanden in de rij moeten wor den aangehouden: potermaat 28/35 mm - 26,5 - 29,5 cm potermaat 35/45 - 33 - 37 cm potermaat 45/50 cm - 40 - 44 cm De nauwere plantafstanden gelden voor de wat zwaardere gronden. Over het algemeen komen hier minder hoofdstengels per poter tot ont wikkeling. Op de humusarme klei- en zavelgronden in het Zuidwesten is voor de late konsumptie-aÉrd- appel een minimale stikstofgift van 200 kg N/ha noodzakelijk. Hogere giften dan 250 kg N/ha hebben echter zelden nog een rendabele opbrengstverhoging tot gevolg. Na een groèn- bemester of ria normale giften dierlijke orga nische mest is de optimale stikstofgift niet lager dan zonder deze extra organische stof. De extra nalevering is nodig om het opbrengstverho- gend effekt van deze organische stof volledig te kunnen benutten. Het nieuwe onkruidbestrijdingsmiddel Fer vin is zojuist toegelaten voor de bestrijding van duist en hanepoot in bieten. Ten op zichte van de reeds bestaande middelen is de mogelijkheid van het gebruik van Fervin een stap voorwaarts met als nieuwigheid dat dit middel over het gewas moet worden toegepast. De grondbewerking vóór het poten moet zo gebeuren, dat er voldoende losse grond is. Als er nog in maart gepoot wordt, moeten de ruggen niet direkt opgefreesd worden oor de konsumptieteelt heeft een laat type de voorkeur, hoewel dit grotere risiko's, door een latere oogst, met zich mee brengt. Men hoeft zich dus niet te haasten om de aardappe len al in maart in de grond te krijgen. Maar als de grond "bekwaam" is, is het wel moeilijk om nog langer te wachten. Het is ook heel wat De huidige kapaciteit van de machines is zo groot, dat in korte tijd een grote oppervlakte gepoot kan worden. Men kan daardoor langer wachten op gunstige omstandigheden. waard om het pootbed te kunnen maken zon der dat dit verdichting, versmering Of kluitvor ming tot gevolg heeft. Bij de pootbedbereiding moet de grond daarom niet te diep worden losgemaakt. Een bewerkingsdiepte van 7 k 8 cm is ruim voldoende om de poter ca. 1 cm beneden maaiveld te plaatsen, met behoud van nettoopbrengst bij konsumptieaardappelen moet een stengeldichtheid van 18-20 hoofd- stengels/m2 worden nagestreefd. In het bij zonder op de zware grond moet niet worden toegegeven op de standdichtheid, in verband met de toch al trage beginontwikkeling en daardoor een langer openblijvend gewas. Om Op zware kleigrond kan men wat minder stik stof volstaan. Hoge stikstofgiften "verlaten" het toch al laat tot ontwikkeling komende aardappelgewas op dit type grond extra. Bovendien leveren extra "late" gewassen meer risiko's met het oog op het optreden van doorwas. Voor de bestrijding van grasachtigen in bieten zijn een aantal middelen beschikbaar. TC A en profam zijn reeds lang ip gebruik, Roneet en Avadex zijn van jongere datum. Aan het gebruik van deze middelen kleven een aantal bezwaren, variërend van niet altijd even veilig tot moeilijk toe te passen in verband met de noodzakelijkheid van inwerken. Het grootste bezwaar is echter dat deze middelen voor of bij het zaaien moeten worden toegepast. Niet weinig telers betreuren vaak achteraf de situatie te licht beoordeeld te hebben. Na opkomst van de bieten bestonden er, tot voor kort, geen mogelijkheden meer grassen te bestrijden. Grassen bestrijding na opkomst D e komst van alloxydim-natrium onder de merknaam Fervin maakt bestrijding van enkele grassoorten, na opkomst van de bieten, mogelijk. Het middel kan over het gewas worden toege past in een dosering van 1,5 kg per ha. Menging met Betanal versnelt de werking. Fervin is een kontaktmiddel, de werking via de grond is te verwaarlozen. Pas na 10 a 14 dagen worden de resultaten van een bespuiting zichtbaar, de werking verloopt dus traag. Voor de bestrijding van duist is een bespuiting in kombi- natie met Betanal geschikt, omdat op dat tijdstip vrijwel alle duist gekiemd zal zijn. De hanepoot daarentegen behoeft nog niet aanwezig te zijn op het tijdstip van gestrekte kiemlobben van de biet, vaak kiemt ze pas later. Menging met Betanal behoeft hier niet altijd zinvol te zijn, een afzonderlijke bespui ting is hier wellicht beter. Toch moet er niet te laat worden gespoten. Begin juni zijn de meeste hanepootplanten wel ge kiemd. De bieten hebben het veld dan nog niet dicht, de hane pootplanten kunnen dus goed geraakt worden. Kweekgras F ervin is een kontaktmiddel met vrijwel geen systemische werking. De bestrijding van kweekgras, als overblijvende plant, Kweekgras moet in de herfst bestreden worden! geeft dus moeilijkheden. Een bestrijding is dan ook niet moge lijk. Wel is waargenomen dat het kweekgras enigszins gedrukt wordt. Voor kweekgras blijft gelden dat het in het najaar, in de stoppel, bestreden moet worden. Straatgras en opslag van graszaad De komst van Fervin voor de bestrijding van grassen in bieten is een stap voorwaarts bij de chemische bestrijding. Het middel kan echter niet alles. Hoeveel het wel kan, zal ook in de praktijk nog ondervonden moeten worden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 17