Voorjaarswerkzaamheden bij de uienteelt PATENTKALI I.F.A.P. en Internationale Granenovereenkomst T ussen zaaien en opkomst liggen, afhankelijk van grondtemperatuur en weersomstandighe- de., 10 tot 30 dagen. Gedurende deze periode kan reeds veel onkruid tot ontwikkeling ko men. Wanneer het gewas bij de opkomst geheel onkruidvrij is, doen zich als regel ook weinig moeilijkheden bij de onkruidbestrijding na de opkomst voor. H et bij uien voorkomen van een aantal ziekten en plagen die achteraf onvoldoende te bestrijden zijn, maakt het nemen van preven tieve maatregelen noodzakelijk. D e hoogte van de stikstofgift is sterk afhan kelijk van de teeltwijze, de voorvrucht en de kwaliteit van de grond. Zo is uit onderzoekin gen gebleken, dat voor zaaiuien de maximale N-gift ligt bij 120 kg per ha. Hogere giften geven geen opbrengstverhoging, maar leiden tot meer uitval van kale uien. Teveel stikstof geeft bovendien een te welige groei, waardoor de kans op aantasting door schimmelziekten (loofschimmels) toeneemt. Afhankelijk van de omstandigheden varieert de optimale N-gift voor zaaiuien dan ook van 80-120 kg N per ha. Tweedejaars plantuien en winteruien moeten zich in het voorjaar snel kunnen ontwikkelen. Door de direkte afzet komen kwaliteitsverlie zen door teveel stikstof minder voor. Voor deze gewassen ligt de maximumgift tussen 120 en 150 kg N per ha. Onkruidbestrijding 28% K2O 8% MgO SN UiF Nieuwsbrief Kwaliteit Stikstof Standdichtheid Omvangrijke wereldoverschotten aan suiker Het schoffelen in volgens het rijpadensysteem gezaaide uien met een wiedbalk van 4.50 m. Tegen de made van de uievlieg gaat van Phy- tosol en Curaterr een groter bestrijdingseffekt uit dan van Temik. In vergelijking met Phytosol is de werking van de middelen Temik en Curaterr tegen het uiestengelaaltje beter. Ze zijn echter duurder dan Phytosol. Bij de teelt van eerstejaars plantuien kan toe passing van Curaterr of Temik er evenwel in belangrijke mate toe bijdragen, dat meer aalt- jesvrije partijen worden verkregen. De meeste onkruiden kiemen reeds voor de op komst van de uien. Daarentegen blijven al vroeg in het onkruid geraakte percelen gedurende de gehele teelt vaak een bron van zorgen en kosten. De tussen zaaien en opkomst uit te voeren maatregelen zijn dus erg belangrijk voor het slagen van de onkruidbestrijding. In eerste instantie komt voor toepassing in deze periode een bodemherbicide in aanmerking. Het hiervoor meest gebruikte middel is prop- achloor (merknamen: Ramrod en Luxan propachloor). Deze bodemherbiciden werken na indringing in de grond tegen kiemendeMm- kruidzaden. Voor een goede werking moeten deze middelen op vochtige grond of kort voor regen worden gespoten. Het is raadzaam te spuiten zodra zich na het zaaien een dergelijke situatie voordoet' Uitstellen van de bespuiting is het missen van een kans, die zich later vaak niet meer aandient. Met propachloor worden niet alle onkruiden volledig bestreden. Zwaluwtong, witte krodde, varkensgras en perzikkruid, zijn hiervan zo langzamerhand alom bekende voorbeelden geworden. Het is dan ook aan te bevelen om kort voor de opkomst nog een bespuiting met een kontaktmiddel uit te voeren. De vanouds bekende middelen Reglone en Gramoxone hebben hierbij nog steeds een zeer nuttige funktie. De aanwending van deze middelen dient uiteraard zo kort mogelijk voor de op komst te geschieden. Bovengenoemde midde len geven geen bestrijding van wortelonkrui den en aardappelopslag. De bestrijding hier van moet dan ook overwegend in handwerk plaatsvinden. Om deze reden kan op percelen waarop veel van deze onkruiden worden ver wacht de teelt van uien dan ook beter achter wege blijven. Bij de onkruidbestrijding in tweedejaarsplan- tuien wordt de laatste jaren in toenemende mate van het middel Bladex gebruik gemaakt. In een dosering van '1 1,5 kg per ha wordt het bovenstaand onkruid in kiembladstadium meestal goed gedood. In 1977 heeft dit middel echter, vooral op lichte gronden, in meer of mindere mate gewasbeschadiging veroorzaakt. Het is dan ook raadzaam Bladex in tweedejaars plantuien alleen toe te passen op gronden met meer dan 20% afslibbare delen. De ideale meststof voor chloorgevoelige gewassen 6 m. De trekkerwielen moeten dan op 3 m staan. Gewasbescherming is nodig om een goede kwaliteit te verkrijgen. Een vereiste is, dat het zaaizaad vrij van sten- Hoge stikstofgiften zijn nadelig voor de kwali teit Eerstejaars plantuien vragen geen of weinig stikstof. Een te welige groei, een minder ge wenste sortering en een slechte bewaarkwaliteit zijn een gevolg van te hoge stikstofhoeveelhe- den. Bij dit gewas kan dan ook het beste kort na de opkomst bepaald worden of een stikstofgift nodig is. Indien dit het geval is, wordt ten hoogste 40 kg N per ha gegeven. Ook in zilveruien veroorzaakt teveel stikstof een zware loofontwikkeling. Evenals bij eer stejaars plantuien wordt hierdoor het optreden van bladvlekkenziekte in de hand gewerkt. Bovendien ontstaat gemakkelijk legering, met als gevolg een snellere afsterving van het ge was. Een verantwoorde stikstofgift voor zilve ruien is 80 100 kg'. N per ha. Voor een goede ontwikkeling van het gewas is verder een ruime fosfaat- en kalibemesting nodig. De aan te wenden hoeveelheden hangen nauw samen met de in de grond aanwezige voorraad. Bij een goede bemestingstoestand van de grond is een gift van 200 a 250 kg K^O en 90 a 100 kg P^O^ per ha voldoende. Vooral op lichte za velgrond kan het kort voor het zaaien toedie nen van de totale bemesting gemakkelijk kiembeschadiging veroorzaken' Hierdoor val len plantjes weg en krijgt het gewas vaak een onregelmatige, dunne stand. Om dit te voor komen, is het raadzaam de bemesting 2 a 3 weken vóór het zaaien toe te dienen. Indien dit niet mogelijk is dan verdient het aanbeveling de stikstof in twee keer te geven. Het beste kan dan deel kort vóór het zaaien worden gege ven en V3 deel bij een gewaslengte van 10 cm. Een volle stand en een regelmatige verdeling van de planten in de rij zijn uitermate belangrijk voor een goed gewas. Een goed uitgangspunt hierbij is, dat bij een rijenafstand van 30 en 37,5 cm respektievelijk 32 en 40 planten per strekkende meter aanwe zig zijn. Bij zaaiuien moet naar een uniforme zaaidiepte van 2 cm worden gestreefd. Dit bevordert een snelle, gelijkmatige opkomst waardoor een optimale groei mag worden verwacht. Aan deze voorwaarden kan met een precisie- zaaimachine beter worden voldaan dan met een nokkenradzaaimachine. Wordt niettemin toch nokkenradzaai toegepast, dan dient de machine met drukrollen te zijn uitgerust. Met een precisiezaaimachine is een goede stand dichtheid te bereiken met 6 6,5 kg zaad per ha, waarvan de kiemkracht minimaal 80% be draagt. De voor het zaaien van uien gebruikte zaaibandjes of zaaischijven zijn overwegend afgestemd op de zaadfraktie van 2.00-2.75 mm doorsnede. Om de aan precisiezaai verbonden voordelen volledig te benutten, moet van ge noemde zaadafmeting worden uitgegaan. In het verleden werd overwegend gezaaid bij rijenafstanden van 30 en 37,5 cm. Om een op timale opbrengst te verkrijgen, ging in vele ge vallen de voorkeur uit naar de rijenafstand van 30 cm. Bij deze rijenafstand is er echter te wei nig ruimte voor trekker- en werktuigenbanden. Hierdoor worden de uien bij het spuiten, loof- maaien en rooien vaak beschadigd. Om het optreden van beschadiging zoveel mogelijk te voorkomen, kan beter volgens het zgn. rijpa densysteem worden gezaaid. Hierbij worden steeds op een strook van 1.50 m vijf rijen ge zaaid. Bij een rijenafstand van 27 cm ontstaan er dan rijpaden van 42 cm. Door dit zaaisys- teem worden ruimere rijpaden voor de trek kerwielen verkregen, terwijl het opbrengstni veau gelijk is aan dat bij zaaien op 30 cm. Om bij het zaaien en schoffelen steeds van de rijpaden gebruik te kunnen maken, moet van een zaai- en schoffelmachine met een werk- breedte van 4.50 m worden uitgegaan. Enkele loonbedrijven hebben reeds de beschikking over een zaaimachine met een werkbreedte van gelaaltjes is' Voorts dient ervoor te worden zorggedragen dat het zaad ter bestrijding van kiem- en bodemschimmels met thiram en tegen koprot met een systemisch fungicide is ontsmet. Voor het bestrijden van witrot zijn nog geen chemische middelen voorhanden. Bij een lichte besmetting van de grond kan reeds schade op treden. Voor de teelt van uien komen dan ook alleen die percelen in aanmerking, waarin geen sclerotiën voorkomen. Ook de bestrijding van de made van de uievlieg dient bij het zaaien/planten plaats te vinden. Het hierbij uitgaan van middelen met een ne venwerking tegen stengelaaltjes maakt de teelt op licht met stengelaaltjes besmette grond minder riskant. Het meest toegepaste middel is Phytosol. Afhankelijk van de teeltwijze vindt de toepas sing van Phytosol plaats met de vloeibare for mulering (zilveruien), het granulaat (zaaiuien, eerste- en tweedejaars plantuien) of het zaad- behandelingsmiddel (zaaiuien). Bij gebruik van het zaadbehandelingsmiddel is het belangrijk, dat het zaad na de behandeling goed wordt gedroogd om onregelmatig zaaien te voorkomen. Behandeld zaad laat zich echter moeilijker verzaaien dan zgn. "zwart zaad." Om deze reden wordt het gebruik van behan deld zaad in precisiezaaimachines dan ook on traden. Het Phytosol granulaat 7.5% is toegelaten in een dosering van 25 kg per ha. Uit het onder zoek van de laatste jaren is gebleken, dat ook met lagere doseringen een afdoende bestrijding tegen de made van de uievlieg wordt verkre gen. Tussen 20 en 25 kg Phytosol granulaat viel geen verschil in bestrijding te konstateren. Voor rijentoepassing zijn ook Temik en Cura terr granulaat toegelaten. De dosering be draagt voor Temik 15 kg en voor Curaterr 30 kg per ha. Gedurende vijf jaren hebben de landbouworganisaties van de belangrijkste graanproducerende landen een beroep op hun re geringen gedaan om te komen tot een internationale granenove reenkomst. De Internationale Federatie van Agrarische Producenten - I.F.A.P. heeft met het oog op de huidige onderhandelingen over een dergelijke overeenkomst dit beroep nog eens herhaald. De landbouworganisaties hebben op dit gebied gedetailleerde voor stellen uitgewerkt, met name ten aanzien van de prijsvaststelling en de voorraadvorming van granen. Het merendeel van de leden-organisaties van de I.F.A.P. is de vaste overtuiging toegedaan dat lonende prijzen voor de boeren de voornaamste basis kan en moet zijn voor een internationaal granenbeleid. Op het ogenblik zijn de wereldmarktprijzen aan zienlijk lager dan de produktiekosten en een verbetering van de prijzen is noodzakelijk om de boeren in staat te stellen te kunnen voldoen aan de eisen van de wereldvoedselzekerheid. Geen-enkele sektor van de ekonomie wordt zo gekonfronteerd met prijs- en inkomensschommelingen als de landbouw; een dergelijk klimaat van onevenwichtigheid en onzekerheid is niet bevorderlijk voor een juiste ontwikkeling van de landbouw. De boeren zijn dan ook van mening dat tekorten of onvoldoen de reserves niet het juiste middel zijn om een redelijk inkomen te behalen. Met het oog hierop doen zij een dringend beroep op de regeringen bij de onderhandelingen inzake een internatio nale granenovereenkomst de volgende uitgangspunten in acht te nemen: - een internationale overeenkomst dient zich te richten op het aanbod hetgeen inhoudt dat de produktie welke de vraag te boven gaat uit de markt wordt genomen - het is van groot belang te komen tot vaststelling van een vaste prijsvork die dient te worden qehanteerd voor voorraad- en verkooptransakties - bij aanvaarding van minimum- en maximumprijzen dienen Evenals in 1976 hebben de omvangrijke wereldsuikerover- schotten in 1977 een aanhoudende druk op de prijzen uitgeoe fend. De Londonse dagprijs die in 1977 fluktueerde tussen de £85 en £105 per ton. eindigde evenwel 1977 op hetzelfde peil waarmee het jaar begon, te-weten £107 per ton. Voor 1977/78 wordt de wereldsuikerproduktie geraamd, op 92,6 miljoen ton wat 4 miljoen ton meer is dan in het voorgaande seizoen. Het verbruik is geraamd op 65,5 miljoen ton, vergeleken met 82,9 miljoen ton in 1976/77. tevens rechten en verplichtingen, zowel voor importerende als voor exporterende landen, te worden uitgewerkt. Zonder deze zal het niet mogelijk zijn, zoals de ervaringen in het verleden hebben aangetoond, tot een werkbare overeenkomst te ko men - met het oog op de deelname van de ontwikkelingslanden aan de voorraadvorming, is het noodzakelijk tot een deugdelijke financiëring te komen - I.F.A.P. ondersteunt met kracht de handhaving en uitbreiding - zulks met het' oog op het totale belang alsmede het aantal deelnemende landen - van de voedselhulpregelingen zoals opgenomen in de huidige Internationale Tarwe Overeen komst Dat betekent dat de wereldsuikervoorraden per ultimo augustus rond 26 miljoen ton beliepen, dat is 3 miljoen ton meer dan een jaar tevoren. Aan het eind van het lopende seizoen, dat is in augustus zullen de wereldvoorraden opnieuw belangrijk geste gen zijn. Het mislukken van de in Généve gevoerde onderhandelingen over een internationale suikerovereenkomst heeft de markt ook verzwakt. Toen uiteindelijk de belangrijkste exportlanden té weten Cuba, Brazilië en Australië inzake exportquota tot overeenstemming kwamen en enige konsessies deden aan kleinere suikerexporte- rende landen. lag de weg open voor een nieuw akkoord. Door de afwijzende houding van Frankrijk bleef de Gemeen schap vooralsnog buiten de overeenkomst. 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 11