KNLC K0MMENTAAR a Winst op landbouwgrond dient belast te worden! I V A Risiko hagelschade bijzonder grillig! D, s\f// E E Rapport Hofstra over een inflatieneutrale belastingheffing I I rof. H.J. Hofstra heeft zijn studie betreffende de wen selijkheid en de praktische mogelijkheden van een herzie ning van de belastingheffing in verband met de inflatie, in opdracht van de toenmalige bewindslieden van Financiën, thans afgerond. Minister Andriessen en Staatssecretaris Nooteboom van Financiën hebben het rapport op 21 fe bruari 1978 aan de Tweede Kamer aangeboden. Kor' samengevat worden de volgende voorstellen gedaan. Aspecten voor de land- en tuinbouw D e landbouwvrijstelling, welke inhoudt dat bij overdracht van landbouwgrond gerealiseerde winst onbelast blijft, dient volgens het rapport Hofstra te vervallen. De strekking van de landbouwvrijstelling is nl. om de door conjuncturele of mone taire factoren veroorzaakte waardeveranderingen van land bouwgronden buiten de heffing te laten. Bij uitvoering van een algemene inflatiecorrectie zou nu de landbouwvrijstelling over bodig worden. Een andere methode, te xeten handhaving van de landbouw vrijstelling en niet toepassing van de algemene inflatiecorrectie (op de grond) wordt in het rapport afgewezen, omdat dit weinig aantrekkelijke gevolgen zou hebben voor de landbouw. In het kader van het voorstel tot opheffing van de landbouw vrijstelling past als overgangsmaatregel wel een zekere her waardering van landbouwgronden, doch deze moet vanwege de praktische uitvoerbaarheid beperkt blijven tot een globale en beperkte opwaardering. Het voorstel tot afschaffing van de tijdelijke zelfstandigenaftrek en de oudedagsreserve zal eveneens voor de land- en tuinbouw aanzienlijke gevolgen hebben indien dit voorstel uit het rapport Hofstra overgenomen zou worden. Voorstellen voor de fiscale bedrijfswinst n het rapport wordt voorgesteld om de totale winstberekening niet meer in guldens te meten, maar in koopkracht. Aldus kan de winst gezuiverd worden van de winst die ontstaat door de infla tie schijnwinst). Voorgesteld wordt om dit te bereiken door middel van een indexcijfer, dat de algemene koopkrachtdaling van het geld weergeeft. Met dit indexcijfer worden dan de be zittingen van de beginbalans van het jaar gecorrigeerd. Het aldus gevonden koopkrachtverlies kan dan in mindering wor den gebracht op de fiscale winst. Voor de schulden dienen de aktiva volgens een wettelijk voor geschreven volgorde gegroepeerd te worden en in die volgorde toegerekend te worden aan het eigen vermogen. De aktiva die tegenover vreemd vermogen schulden) staan, behoeven niet geherwaardeerd te worden omdat ook de schulden nominaal gelijk blijven. Bij een eventuele invoering van de voorstellen is het om techni sche redenen noodzakelijk uit te gaan van de bestaande fiscale waarde van de aktiva. Voorstellen in de privésfeer oorgesteld wordt een deel van de ontvangen rente en van de betaalde rente buiten de belastingheffing te laten. Dit houdt er mede verband dat een deel van de rente een vergoeding is voor de inflatie. Het uitbannen van de inflatie in de fiscale sfeer brengt dan mede dat dit deel buiten de belasting wordt gelaten. Prof. Hofstra is zich bewust dat de voorstellen een ingrijpende wijziging betekenen in het huidige fiscale inkomen. In verband hiermede worden overgangstermijnen aanbevolen. Advertentie IM Berekening van de inflatiefactor Is inflatiefactor wordt voorgesteld het prijsindexcijfer vooi de gezinsconsumptie (totalebevolking), zoals dit wordt bere kend door het Centraal Bureau voer de Statistiek. Standpunt regering n de aanbiedingsbrief van het rapport Hofstra aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal stelt de Minister van Financiën dat het Kabinet thans nog geen standpunt inneemt ten aanzien van de gedane voorstellen. Er zal eerst een zorgvuldige analyse van de gehele problematiek rond de inflatieneutrale be lastingheffing moeten geschieden met een afweging van alle daar aan verbonden aspecten. Een eventuele latere invoering van een beperking van de rente-af trek zal in ieder geval met inachtneming van ruime overgangster mijnen geschieden. Onderlinge Zuidelijke Hagelverzekering O ok in het jaar 1977 werd weer eens bevestigd dat het risiko van hagelschade bijzonder grillig is. Bleef de schade in het werkgebied van de Ó.Z.H. beperkt tot een aantal lichte schade gevallen, bij enkele onderlingen, waarmee in poolverband wordt samengewerkt, deed zich veel schade voor, waarin ook de On derlinge Zuidelijke Hagelverzekering diende te participeren. De schade van de O.Z.H. bleef beperkt tot 86.960,— die van de Hafimij-leden bedroeg 166.487,50, terwijl de totale schade van de pool 2.332.878,— bedroeg. Grote invloed op dit schadebeeld had de zware hagelbui van 7 augustus onder Hoogersmilde, waar de te velde staande gewas sen over een oppervlakte van plm. 500 ha geheel of vrijwel geheel werden vernield, terwijl een oppen lakte van plm. 500 ha in min dere mate werd getroffen. Half november deed zich voorts nog ernstige schade voor in het gewas spruiten op een aantal bedrij ven in Noord-Groningen. Het schadebeeld van de Haflmij-onderlingen was dit jaar als volgt (inklusief taxatiekosten): Eenrum-Loppersum Noord-Beveland Ond. Westelijke Ond. Zuidelijke Walcheren f f f 57.112,90 7.718,70 13.405,60 86.960.- 1.290,40 166.487,50 Op basis van de geklaimde schade zijn de schadepromillages als volgt: O.V.H.M. Hafimij O.V.H.M. Hafimij 5.296 0/00 0,946 0/00 3,988 0/00 Van de totale schade kwam voor rekening van de herverzekeraars een bedrag van 548.889,— terwijl de overige schade in pool verband is verrekend. Batig saldo e resultatenrekening van de O.Z.H. geeft voor het afgelopen jaar een batig saldo aan van 150.743,68. Dankzij het gunstige jaar 1976 kon in het afgelopen jaar een reduktie van 30% op de premie worden toegepast. Het aantal deelnemers in 1977 bedroeg 492, de verzekerde op pervlakte was 17.085 ha. met een verzekerd bedrag van 83.640.200.— Bij de deelnemers deden zich 30 schadegeval len voor. voornamelijk in Oost-Zeeuws-Vlaanderen, Wolp- haartsdijk, Dinther, Ellewoutsdijk, Fijnaart, Zevenbergsche hoek, Serooskerke en Nieuwerkerk. Bij een deelnemer onder Dinther was sprake van zware schade (30%), met name in het gewas aardappelen. Huishoudelijke zaken O p de op 21 februari j.l. gehouden algemene ledenvergade ring werd besloten het batig saldo te bestemmen voor een re duktie van 20% op de vorig jaar berekende premie. Voorts zal 25.000,- worden gereserveerd voor te betalen vennoot schapsbelasting en zal het overig bedrag in het reservefonds worden gestort. Als bestuursleden waren perdiodiek aftredend de heren: J. Scheele te Zaamslag, J.K. Goemans te Zonnemaire en J. Nieuwenhuijse te Lewedorp. Gelukkig kwam dit beeld in de verslagperiode nauwelijks voor Dhr. Nieuwenhuijse was gedurende drie zittingsperioden be stuurslid en statutair niet herkiesbaar. In deze vakature werd gekozen de heer C.Bal te Wilhelminadorp. De heren Scheele en Goemans werden herkozen als bestuurslid. Als leden van de financiële kommissie werden benoemd de heren A.Luteyn te Dreischor, P.Geluk te Dinteloord en M.Meulenberg te Rilland-Bath. De lijst van schatters werd als volgt vastgesteld: R.den Engelse te Fijnaart (koördinerend schatter), K. Dees te Biezelinge, B.C. den Engelse te Esbeek, P.Lampert te Biggekerke, K.A. v. Langeraad te Kerkwerve, J.K. Munters te Fijnaart, C.W. Romeyn te Ouwerkerk, A.P. Tim- mers te Klundert, R.J. Visser te Nieuwerkerk, A.J. Wijtvliet te Dronten, A.Bal te Oosterland, G.J. de Jager te Werkendam, J.J. Timmers te Fijnaart, J.Scheele te Zaamslag. Gestagen groei ermelding verdient nog dat zich in het afgelopen jaar 35 nieuwe deelnemers hebben aangemeld, zodat nog steeds van een gestadige groei van het ledental mag worden gesproken. De O.Z.H. zal ook met een stand vertegenwoordigd zijn op de Z.L.M.-manifestatie op 23 en 24 juni a.s. in de Wilhelminapol- der. Nieuwe deelnemers kunnen zich steeds melden aan het adres van het Z.L.M.kantoor, Stationslaan 4 te Zevenbergen, het kantoor van de O.V.M., Grote Markt 28 te Goes, alsmede bij de distriktsvertegenwoordigers van de O.V.M. Voor de knolselderijtelers is nog van belang, dat de ledenverga dering besloot om de maximaal te verzekeren waarde voor dit gewas te verhogen van 4.000,— tot 8.000,— per ha. K len ook wat minder urgent. Immers het inflatieniveau bedraagt nog slechts ruim de helft in vergelijking met het jaar waarin Hofstra zijn studie startte. Uitkomst voor landbouw Hofstra indelijk is dan het lang verwachte rapport Hofstra over de relatie tussen een inflatie en belastingheffing verschenen. De studie van Hofstra werd ruim drie jaar terug mede als argument gebruikt om voor de zelfstandigen nog geen definitieve belas- tingverlichtende maatregelen te nemen. Daarom werd toen vol staan met de tijdelijke invoeringen van een zelfstandigenaftrek van 1.600,— Voorts werd daarnaast de mogelijkheid om be lastingvrij te reserveren voor de oude dag ingevoerd. Voor zover ons bekend los van de studie Hofstra, maar zuiver om daarmee rechtsgelijkheid met loontrekkenden te verkrijgen. Hofstra heeft zich uitdrukkelijk aan de omschrijving van zijn destijds ver strekte opdracht gehouden. Daardoor komt een zaak als de funktie van het inkomen voorde kleine zelfstandige niet aan bod. Het betekent dan ook dat los van de uitkomsten van Hofstra en de maatregelen die de regering daaruit zal verwezenlijken, nu al duidelijk is dat daarmee voor ons de kous niet af zal zijn. Wat nu het rapport zelf betreft, is ongetwijfeld de grote verdienste dat Hofstra duidelijk een aantal verstrekkende gevolgen van de in flatie op de persoonlijke inkomens- en vermogensontwikkeling heeft blootgelegd. Als Hofstra bijvoorbeeld aangeeft hoe de af trekbaarheid van schulden drastisch beperkt zou moeten worden om de balans tussen de mensen die sparen via geld opzij leggen en degenen die sparen via schulden af te lossen, meer in evenwicht te brengen, geeft dat een enorme schrikreaktie. Toch heeft Hofsta technisch gezien gelijk. Alleen het is in een maatschappij, die al zozeer op inflatie is ingesteld, politiek en moreel niet te verwe zenlijken. Hier wordt nog weer eens erg duidelijk dat alleen het terugdringen van de inflatie zelf werkelijk een oplossing biedt. Wat dat betreft is uiteraard de invoering van Hofstra's voorstel en eerste beoordeling geeft voor land- en tuinbouw geen dui delijk voordeel of nadeel van Hofstra te zien. Veel zal daarbij afhangen van de beleidsbeslissingen van deze regering. Terwijl voorts ook van bedrijf tot bedrijf de uitkomsten belangrijk kun nen verschillen. Immers één van de (reeds door de regering overgenomen) kernpunten is dat een paar procent van de fiskale winst in het wordt vrijgesteld van belastingbetaling, terwijl ook een belastingaftrek wordt voorgesteld die verband houdt met het eigen vermogen. Vooral deze laatste aftrek kan voor land- en tuinbouw van groot belang zijn gezien het zeer hoge percentage eigen vermogen. Overigens hangt hiermee natuurlijk nauw sa men de wijze waarop het eigen vermogen wordt berekend. Toch wordt bij de voorgestelde aftrek van ongeveer 1,5 procent bij ongeveer 100.000,— eigen vermogen de nu geldende zelfstan digenaftrek al overtroffen. Eén van de zwaarste punten voor ons wordt zonder meer de voorgestelde afschaffing van de land bouwvrijstelling. Dat kan, ook met een globale herwaardering der landbouwgronden, voor tal van individuele stituaties op den duur zulke plotselinge moeilijk van te voren te taxeren belas- tingklaims met zich meebrengen, dat inruil van deze vrijstelling tegen een extra jaarlijkse aftrek van de inkomstenbelasting mij ongewenst voorkomt. Al met al zal een gedegen reaktie van de zijde van landen tuinbouw zeker nodig zijn om ervoor te zorgen dat we via dit rapport niet van de regen in de drup terechtkomen. Duidelijk is nu in elk geval dat dit rapport geen oplossing biedt waar het de aanpassing van de belastingheffing aan de bijzondere funktie van inkomen en vermogen van de zelfstandige betreft. Op dat gebied zullen we dan ook op korte termijn als land- en tuinbouw, mogelijk in overleg met de middenstandsorganisaties, zelf met konkrete voorstellen dienen te komen. Het zou dan wel eens nodig kunnen zijn dat de zelfstandigenaftrek die Hofstra nu wil laten verdwijnen, op basis van de funktie van het inkomen der zelfstandigen belangrijk dient te worden verhoogd. LUTEIJN.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 4