De maand maart op het
Zuidwestelijk
landbouwbedrijf
D e vorstperiode die de tweede week van februari is ingezet was voor de
landbouw zeer welkom. Er is nog wat land voorbewerkt en er is zelfs al wat
kunstmest gestrooid. Op het moment dat dit artikel geschreven wordt, ziet
het er niet naar uit dat de vorst voldoende is geweest om optimistisch te
kunnen zijn over het aardappelopslagprobleem. Voor de sneeuwval was de
vorst nog maar tot maximaal de halve dikte van de bouwvoor in de grond
gedrongen.
Akkerbouw
D e teelt van groenbemesters is in dit akker
bouwgebied de voornaamste mogelijkheid om
extra organische stof aan de grond toe te voe
gen. Het welslagen van de groenbemesters is
daarom van groot belang. De eerste aanzet
hiertoe is om tijdig te zaaien. Vooral op de wat
zwaardere gronden is het vaak mogelijk eerder
in het voorjaar een groenbemester te zaaien
dan bijvoorbeeld suikerbieten. Een late inzaai
van groenbemesters vergroot het risiko op te
leurstellingen door:
In dit winterse landschap valt het niet mee om ons te bepalen tot de
aktiviteiten die, in de maand maart, mogelijk weer op het veld verricht
kunnen worden.
Wanneer dit artikel verschijnt is, naar wij hopen, de zaaitijd weer aange
broken. Behalve zaai- en pootwerkzaamheden zijn ook zaken als bemes
ting, grondbewerking, onkruidbestrijding en groenbemesting weer aan de
orde.
Bemesting
Bestrijding wortelonkruiden
K
Zaai- en pootbedbereiding
Groenbemesting
Bieten
H et vroeg strooien van de kunstmest, d.w.z.
ca. 4 weken voor het zaaien of poten, is voor
gewassen als suikerbieten, zaaiuien en kon-
sumptie-aardappelen zeer gunstig. Hierdoor
wordt bereikt dat met name het fosfaat voor het
jonge gewas gemakkelijk opneembaar is en dat
het optreden van zoutschade beperkt blijft.
Wanneer de kunstmest toch pas kort voor het
zaaien gestrooid kan worden, dan verdient een
gedeelde stikstofgift bij de gewassen suiker
bieten en zaaiuien de voorkeur. Ook is het dan
aan te raden om eerst de percelen die bestemd
zijn voor bieten, uien en aardappelen te be-,
mesten en daarna de wintertarwe.
De gedeelde gift heeft alleen betrekking op de
stikstof. Fosfaat werkt niet agressief op de
kiemplanten en is niet of onvoldoende op
neembaar voor het gewas wanneer het niet
wordt ingewerkt.
Bij suikerbieten verdient het in deze omstan
digheden de voorkeur om de stikstofgift vóór
het zaaien te beperken tot ca. 100 kg/ha. Zodra
het gewas het 2-bladstadium heeft bereikt kan
de rest worden toegediend.
Bij zaaiuien moet de stikstofgift dan beperkt
worden tot van de totale gift voor het zaaien
en Vï gedeelte bij een gewaslengte van 10 cm.
Een latere overbemesting is over het algemeen
ongunstig. Voor de stikstofbemesting van de
granen wordt verwezen naar het pas gepubli
ceerde stikstofadvies.
Een aangedreven eg met een steunrol voor de
diepteregeling. Dit laatste is zeer belangrijk om
de bewerking aan te passen aan de eisen die het
zaad stelt.
.week kan men nu nog te lijf gaan waar
suikerbieten of aardappelen moeten komen.
Waar noodzakelijk, kan men voor bieten met
een tussenruimte van 2 k 3 weken voor het
zaaien nog 15 k 20 kg TCA strooien of spuiten.
Op lichtere gronden (beneden 25 30% afsl.) is
dit alleen verantwoord bij een zware kweekbe-
zetting. Behalve kweek wordt hiermee ook
duist bestreden. Na een toepassing van TCA
enkele weken voor het zaaien, mag men geen
IPC aan de Pyramin meer toevoegen.
Voor aardappelen kan men nog gebruik maken
van Eptam. Dit vluchtige middel, dat zowel
gespoten als gestrooid kan worden, moet beslist
direkt na toediening 10 a 15 cm worden inge
werkt. Dit gaat ten koste van de struktuur van
de grond. Een pleksgewijze behandeling,
vooral van de stroken naast de slootkanten, kan
uitbreiding en verspreiding beperken.
De gele bloemen van het klein hoefblad ver
schijnen in het vroege voorjaar als eerste voor
jaarsboden op slootkanten en bermen. Gezien
het risiko dat klein hoefblad zich vanuit de
slootkant of de berm over het gehele perceel
verspreidt, zijn maatregelen vereist. Daar waar
van betekenis bloemen voorkomen, verdient
het aanbeveling om een bespuiting met MCPA
uit te voeren.
H et doel van de zaai- en pootbedbereiding is
om door verkruimeling en egalisatie zodanige
omstandigheden te scheppen dat de lucht-,
vocht- en warmtevoorziening voor de kieming
zo gunstig mogelijk zijn. De ideale situatie
hierbij is, dat men bij het zaaien het zaad op de
onbewerkte ondergrond kan deponeren en de
ze weer afkan dekken met bewerkte grond, die
van boven naar onder fijner wordt.
De grofheid, alsook de dikte, van het zaaibed is
afhankelijk van de grootte van het zaad en de
zaaitijd. Een optimale situatie wordt verkregen
wanneer ongeveer de helft van de gronddeelt-
jes de grootte hebben van het zaad. Is het
zaaibed grover dan krijgt men problemen met
de vochtvoorziening, is het fijner dan krijgt
14
De bedrijfsvoorlichters,
ing. H.R. Baarveld,
M.A. de Hond.
men problemen met de lucht- en de tempera-
t uurvoorziening (slemp).
De bewerkingsdiepte zal ook aangepast moe
ten zijn aan het gewas. Fijne zaden vragen een
ondiepe zaai en dus ook een oppervlakkiger
zaaibedbereiding als grovere zaden.
Naarmate de zaaitijd later is zal er dieper
moeten worden gezaaid en is de grofheid of de
fijnheid van het zaaibed van grotere invloed.
Het is bekend, dat de diepte van de trekker-
sporen vaak bepalend zijn voor het al dan niet
verkrijgen van een goed resultaat.
Om insporing te voorkomen, worden hulp
middelen als kooiwielen of dubbellucht ge
bruikt. Hierbij moet men echter wel de ban-
dehspanning verlagen, liefst rond 1 ato, anders
is het effekt van deze hulpmiddelen nihil.
een matige opkomst door droogligging
(zware grond);
licht konkurrentie van de dekvrucht.
Vanaf begin maart kunnen in granen en vlas de
volgende groenbemesters worden gezaaid:
Engels raaigras
rode klaver
witte klaver
(±15 kg/ha);
12 kg/ha);
7 kg/ha).
Behalve een tijdige zaai is ook de onkruidbe
zetting en de onkruidbestrijding in de dek
vrucht van grote invloed op het slagen van het
groenbemestingsgewas. Met name de klavers
zijn gevoelig voor onkruidkonkurrentie.
In "Aktualiteiten no. 13" van de Direktie Be
drijfsontwikkeling is de teelt van groenbemes
ters en onkruidbestrijding uitvoerig aan de or
de gesteld. Verkort samengevat zijn de volgen
de mogelijkheden beschreven.
In wintertarwe, waar een langwerkend bo
demherbicide is gebruikt, is onderzaai van
bovengenoemde groenbemesters riskant. In
deze gevallen kan men beter met de inzaai
wachten tot de 2e helft van april en dan Ita
liaans raaigras inzaaien. Daar waar met Dup-
har Tok-Ultra of Chandor is gespoten, levert de
inzaai van ondervruchten weinig problemen
op-
Wordt de onkruidbestrijding in het voorjaar
met kleurstoffen uitgevoerd dan is onderzaai
met zowel Engels raaigras als klaver goed mo
gelijk. De klavers kunnen een week na een
dergelijke bespuiting worden gezaaid. Is het
voorjaarsmiddel echter een kombinatie van
kleurstoffen en groeistoffen dan geldt voor
klaver een wachtperiode van 3 weken. Inzaai
van klaver is na een dergelijke bespuiting af te
raden omdat het veelal te laat is.
Wanneer onder de zomergranen groenbemes
ters worden ingezaaid, is het gebruik van bo
demherbiciden vrijwel uitgesloten. Men is dan
dus aangewezen op de kontaktmiddelen. Hier
voor geldt hetzelfde als onder de wintertarwe is
vermeld. Daarnaast is het echter mogelijk Ba-
Kunstmest wordt in toenemende mate los verkocht.
sagran vloeibaar toe te passen. Dit middel heeft
een zekere selektiviteit voor klavers. Engels
raaigras kan zonder gevaar voor te hoog op
groeien gemengd met het zomergraan worden
uitgezaaid.
Voor een goede ontwikkeling van de groenbe
mesters kan een bespuiting met CCC in de
tarwe belangrijk zijn. Zowel de klavers als het
Engels raaigras kunnen gemengd met vlas
worden uitgezaaid. Bij rode klaver loopt men
dan wel het risiko dat het te hoog in het vlas
opgroeit. Met een MCPA bespuiting kan men
de ontwikkeling van de rode klaver enigszins
drukken. Bij gebruik van Venzar verdient het
de voorkeur om met de inzaai van de groenbe
mesters te wachten tot het vlas 5 cm hoog is.
Grassen zijn echter gevoelig voor Venzar. Bij
gebruik van bladherbiciden of groeistoffen is
inzaai van klavers niet zonder risiko. Basagran
vloeibaar verdraagt klaver echter wel, behalve
in de periode van de kieming tot het 2-
bladstadium.
R.ond half maart is een goede zaaitijd voor
dit gewas, tenminste als het weer en de grond
dit toelaten. Het zaaiklaarmaken van de grond,
de zaaiwijze en de afstand in de rij zijn deze
winter vele malen onderwerp van gesprek ge
weest. Belangrijk is een egale, ondiepe losse
bovenlaag op een bezakte wat vochtige onder
grond.
Daarop of zelfs iets erin, wordt het zaad gede
poneerd. Daarvoor zijn scherpe en dus niet af
geslepen zaaikouters nodig en een precisie
zaaimachine met voldoende eigen gewicht.
Wat de afstand in de rij betreft zijn er vele
mogelijkheden. Zaaien op meer dan 18 cm is
(te) riskant. Bij een matige of slechte opkomst
zit men dan volop in de problemen. In die
gevallen dat nog arbeid beschikbaar is voor het
doorslaan is 12 a 13 cm een veilige zaaiafstand.
Nog steeds is Pyramin, kort na het zaaien toe
gepast, een goede start. Waar op zware grond
duist en varkensgras voorkomen, kan IPC
worden toegevoegd. Wanneer echter ook Te-
mik wordt toegepast, dan wordt deze toevoe
ging van IPC sterk ontraden. Op duist percelen
zijn Avadex en Ro-Neet voor bieten aanmer
kelijk veiliger. Een bezwaar is echter dat ze 3
5 cm moeten worden ingewerkt. Dat betekent
een extra bewerking, tenzij men gelijk - dus
voor het zaaien - ook de Pyramin verspuit. Het
inwerken van Pyramin biedt weliswaar geen
voordelen maar ook geen nadelen. Mengen
met lindaan is dan mogelijk. Bij toepassing van
Ro-Neet zijn zowel bieten als onkruid gevoeli
ger voor Betanal en wordt mengen met lindaan
afgeraden.
De mogelijkheden van de insektenbestrijding
in de bietenteelt zijn weer uitgebreid. Voor de
bestrijding van het bietenkevertje en springs-
taarten is er een nieuw zaadbehandelingsmid-
del, n.l. Multamat Z.B. Op de proeven van de
laatste 2jaar heeft dit middel zeer goede resul-