Knolselderij:
rassenkeus en andere
wetenswaardigheden
H et jaar 1977 is een redelijk goed jaar geweest voor de teelt van knolselderij. In
tegenstelling tot andere jaren waren er weinig percelen die een uitgesproken slechte stand
hadden. Aan de andere kant waren er echter ook weinig percelen die een hoge opbrengst
geleverd hebben. Het merendeel leverde een opbrengst tussen de 30 en 35 ton per ha. In dit
artikel willen we nagaan, welke omstandigheden in 1977 tot dit resultaat geleid hebben en
welke ervaringen in de praktijk en op proefvelden nuttig kunnen zijn voor een volgend
seizoen.
D e laatste jaren heeft het selderijmozaïkvirus grote schade aangericht. Vooral het jaar 1976 is
daarom berucht. In 1977 is echter zeer weinig schade door het virus aangericht. Bij tellingen in
Zeeland in oktober kwam het volgende beeld naar voren op de percelen met vatbare rassen:
T ot voor enkele jaren bestond het areaal knolselderij voor bijna 100% liit het ras Roem van
Zwijndrecht. Dit was het meest gevraagde ras voor de verwerkende industrie. Vanwege de grote
gevoeligheid voor het selderijmozaïkvirus werd het echter in veel gebieden te riskant om dit ras
nog te blijven telen.
A 1 met al blijft er dus grote behoefte bestaan om nieuwe rassen te zoeken, die resistent zijn tegen
het selderijmozaïkvirus, die voldoende opbrengst kunnen geven en die een aanvaardbare kwaliteit
van de kijol hebben.
I n 1977 zijn voor het eerst op grote schaal andere rassen verbouwd dan Roem van Zwijndrecht.
Een nieuwe moeilijkheid die daarbij optrad was, dat op veel percelen vermenging van rassen
voorkwam. Dit tekent zich zeer scherp af, omdat de rasverschillen in kleur en looflengte goed
zichtbaar zijn. Het gevolg was echter ook, dat knollen van uiteenlopende kwaliteit door elkaar
geoogst moesten worden.
In 't kort
ing. F. Vader,
C.A.R.-GOES.
De start
B ij knolselderij is de start van het gewas op het veld van doorslaggevende betekenis voor het
uiteindelijke resultaat. De belangrijkste faktoren zijn daarbij:
De tijd van het planten. De meest gunstige tijd is tussen 15 en 25 mei. Eerder planten kan
meestal niet, omdat er nog geen planten zijn, later planten kan opbrengstderving geven.
De kwaliteit van de planten. De planten moeten goed ontwikkeld zijn, d.w.z. een stevige
wortelhals hebben met een flinke wortelpruik. De kwaliteit van de planten loopt van jaar tot
jaar, maar ook van plantenkweker tot plantenkweker sterk uiteen.
Het planten zelf. Naast de afstelling van de machine speelt de deskundigheid van het personeel
een grote rol. Vooral als met een zesrijïge machine gewerkt wordt, kan het aantrekken van
voldoende mensen een probleem vormen.
De toestand van de grond. Het planten van knolselderij vindt meestal plaats onder droge
omstandigheden. In de tweede helft van mei kan het fel drogen. Omdat er in veel gevallen niet
beregend kan worden, moet men er naar streven dat de grond voldoende vochthoudend is. Dit
kan men sterk beïnvloeden door een aangepaste grondbewerking. De grondbewerking in het
voorjaar moet er op gericht zijn dat de grond voldoende los en vochthoudend is. Dit kan men
bereiken door bijvoorbeeld met een aangedreven eg de grond 10 cm los te maken en daarna
dicht gesleept of gerold te laten liggen. Door vochtopstijging uit de ondergrond wordt de
bovenlaag dan geschikt om de kleine plantjes kans van overleven te geven, ook als het niet
regent. Om dit te bereiken moet deze bewerking minstens twee k drie weken voor het planten
uitgevoerd worden. Daarnaast is uiteraard ook de struktuur van de grond belangrijk. Als er
vaste en storende lagen voorkomen, worden de vochtopstijging en de wortelgroei belemmerd.
Het weer tijdens en na het planten. Planten tijdens een natte periode heeft dikwijls slechte
gevolgen. De knolselderijplant heeft dan moeilijkheden om aan de groei te komen. Droog
planten en daarna regen is natuurlijk ideaal. Het voorjaar van 1977 was donker en koud.
Daardoor waren de planten wat aan de late kant gereed. Vooral bij de teelt onder plastik
ondervond men de nadelige gevolgen van het tekort aan zonneschijn. Hierdoor zijn diverse
percelen pas in de eerste week van juni geplant. Overigens waren er wel voldoende planten en
was de kwaliteit van de planten in het algemeen goed. De struktuur van de grond liet echter te
wensen over. Het duurde lang voer de ondergrond voldoende droog was. Op veel percelen is
daardoor te vroeg gereden. De gevolgen daarvan waren in de zomer op veel plaatsen zichtbaar,
doordat er banen door het gewas liepen als gevolg van de sporen. De zomer is tot eind augustus
erg droog geweest. Ook de maand oktober was bijzonder droog. Gevoegd bij de minder goede
struktuur van de ondergrond heeft deze droogte naar onze mening de groei belemmerd.
Het planten van knolselderij gebeurt meestal met zesrijïge machines. Om hiervoor voldoende
mensen te vinden vergt een goede organisatie.
Het selderijmozaïkvirus
aantal percelen
zieke planten
Schouwen-
Zuid-
Tholen en
Zeeuwsch-
totaal
percentage
per perceel
Duiveland
Beveland
St. Philipsland
Vlaanderen
0 - 5%
33
8
3
44
65%
5 - 15%
4
5
3
5
17
25%
15 - 50%
1
I
2
1
5
7%
50 -100%
2
-
-
2
3%
38
8
13
zEN9
68
100%
Dit is een aanzienlijk gunstiger beeld dan voorgaande jaren. De oorzaak daarvan zal gezocht
moeten worden in een geringe aktiviteit van de bladluizen.
Zoals bekend wordt het selderijmozaïk overgebracht door bladluizen, waarschijnlijk vanaf wilde
schermbloemige planten zoals pastinaak, bereklauw en wilde peen. Blijkbaar zijn in 1977 de
omstandigheden voor de verspreiding van dit virus niet gunstig geweest. We moeten ons hierdoor
echter niet laten misleiden door te gaan denken dat we deze kwaal te boven zijn. Blijkens de cijfers
in de tabel was het virus wel overal aanwezig. Het is alleen op de percelen niet tot een ernstige
aantasting gekomen. Als de omstandigheden in 1978 gunstiger zijn, kan weer grote schade
aangericht worden in de vatbare rassen. Deze omstandigheden worden dan vooral bepaald door
het weer in juli en augustus.
Rassenkeus
Reeds lang was bekend, dat er tussen de rassen grote verschillen waren in gevoeligheid voor dit
virus. Er zijn rassen die vrijwel ongevoelig zijn zoals Bronskogel, Iram, Prager Reuzen en Ceva.
Om voor de teelt in aanmerking te komen, moet een ras ook aan andere voorwaarden voldoen
namelijk voldoende produktiviteit en een goede kwaliteit van de knol. Wat dat betreft voldoet
geen van deze rassen geheel aan de eisen.
Na de slechte resultaten in 1976 was er echter duidelijk de neiging om over de bezwaren van deze
rassen heen te stappen. Het gevolg is geweest dat er in 1977 diverse andere rassen geteeld zijn dan
Roem van Zwijndrecht. Naar schatting was in Zeeland de verdeling als volgt:
Roem van Zwijndrecht 50% van de percelen.
Bronskogel 45% van de percelen,
op de overige percelen stonden Iram en Prager Reuzen.
Vanwege de moeilijke afzetsituatie, als gevolg van de grote produktie van knolselderij worden na
de nadelen van m.n. Bronskogel weer sterk naar voren geschoven. De bezwaren zijn vooral de
grote neiging tot schieten en het zachte vruchtvlees. Deze minder goede eigenschappen waren
overigens bekend.
Prager Reuzen heeft een slechte beurt gemaakt, omdat daarvan verkeerd zaad in omloop is
gekomen. Een groot deel van de planten gaf geen knol maar een struik.
In voorgaande jaren voldeed dit ras goed, al moet men er rekening mee houden, dat de kwaliteit
van de knol minder is dan bij Roem van Zwijndrecht.
Iram geeft een knol van zeer goede kwaliteit maar de opbrengst is te laag. Ook bij Ceva laat de
produktiviteit te wensen over.
Nieuwe rassen
In het verleden zijn diverse proeven genomen met het bestaande Nederlandse rassensortiment om
naar andere mogelijkheden te zoeken. Hierbij zijn de in het voorgaande genoemde rassen naar
voren gekomen. Nadien zijn echter diverse zaadteeltbedrijven aan de slag gegaan om nieuwe
rassen te kweken, die aan de eisen voldoen. Ook in het buitenland, m.n. België, Frankrijk en
Duitsland beschikt men over een groot rassensortiment.
In 1977 is op het proefbedrijf "Rusthoeve" al het beschikbare materiaal, zowel oud als nieuw uit
binnen- en buitenland bij elkaar gebracht. Het doel hiervan was om na te gaan of er rassen zijn die
voor de praktijk mogelijkheden bieden.
Het eerste waar uiteraard op gelet werd was de mate van resistentie tegen het selderijmozaïkvirus.
Dit is helaas niet gelukt, omdat er heel weinig aantasting op dit perceel voorkwam.
Wel zijn waarnemingen verricht over de opbrengst en de kwaliteit. Daarbij is gebleken dat er
enkele nieuwe rassen zijn die veelbelovend zijn. Als er echter niet meer bekend is over de
gevoeligheid voor virus kan men hiermee nog niet verder. In 1978 zal deze proef herhaald worden.
Gelukkig zijn van twee nieuwe rassen gegevens bekend van een ander proefveld. Dit betreft de
rassen Alba en Monarch van de firma Hild uit Duitsland, die door Nunhem in Nederland in de
handel worden gebracht. Deze hebben gestaan op een proef te Oostdijk, waar wel veel virusaan
tasting voorkwam. De rassen Alba en Monarch bleken hiertegen goed bestand.
Op het proefveld op "Rusthoeve" werden de volgende resultaten behaald:
Ras
opbrengst
kwaliteit
looflengte
leverancier
ton/ha
Roem van Zwijndrecht
43,6
5
lang
Rijk Zwaan
Bronskogel
54,6
3,5
lang
Huizer
Iram
32,8
7
zeer kort
Nunhem
Prager Reuzen
47,1
5
vrij lang
Holland Select
Alba
42.1
6
kort
Nunhem
Monarch
47,8
5
vrij lang
Nunhem
Deze cijfers geven aan, dat zowel Alba als Monarch mogelijkheden bieden. Alba heeft een goede
kwaliteit en een redelijk goede opbrengst. Een nadeel is het korte loof. Dit geeft een onvolledige
grondbedekking. Dit ras zal dan ook wat dikker geplant moeten worden, n.l. 45 - 50.000 planten
per ha. Op bovengenoemde proef was het plantaantal 40.000 planten per ha.
Monarch geeft een hoge opbrengst, maar heeft een mindere kwaliteit, n.l. wat zachter vlees met
meer hol. Een nadeel is ook dat de huid vrij onregelmatig is. De looflengte is normaal, zodat het
plantaantal op 40.000 per ha gehouden kan worden.
Bij deze beschrijving moet wel bedacht worden dat van beide rassen geen praktijkgegevens
bekend zijn. Wat er bekend is, zijn ervaringen van één jaar en van enkele proefvelden. Van deze
rassen is in beperkte mate zaad beschikbaar.
Rasvermenging
In dit verband willen wij er op wijzen dat bij het bestellen van planten duidelijk afgesproken moet
worden, welk ras er geleverd moet worden.
Het is ook sterk aan te bevelen dat dit schriftelijk vastgelegd wordt. Hierbij kan dan ook
omschreven worden wat er moet gebeuren als er iets fout gaat. Er mag ook verlangd worden, dat er
zaad gebruikt wordt dat door de NAK-G is gekeurd.
Voor een succesvolle teelt van knolselderij is het belangrijk, dat de start op het veld
goed is. Ten dele is dit afhankelijk van faktoren die men niet in de hand heeft zoals het
weer en de grond. In de tweede plaats is men gebonden aan anderen, zoals bij de
levering van planten en het personeel op de plantmachine.
Andere zaken kan men echter wel beïnvloeden, n.l. door een aangepaste grondbe
werking en door van tevoren goede afspraken te maken met de plantenkweker, de
loonwerker, collega's enz.
Erg belangrijk is ook de rassenkeus. Hierbij zijn enkele nieuwe mogelijkheden
gekomen. Hoewel de ervaring met deze nieuwe rassen nog gering is, zijn er naar onze
mening goede perspektieven.
17