Bewaring van zaaiuien J. L. Koert,
Een goede start
voor elk gewas
Stichting Nederlandse Uien Federatie
Tijdens de studiedag van gezamelijke verenigingen van bedrijfsvoorlichting in Kapelle waar het
onderwerp "Bewaring en kwaliteit van landbouwprodukten" werd besproken, behandelde de
heer Koert van het SNUIF de bewaring van zaaiuien. Door het C.A.R. te Goes werd hierover het
volgende verslag gemaakt.
leen bij een droog produkt een ventilatieschema worden aan-
gehpuden, dat op verlaging van de temperatuur is ingesteld.
Luchtgekoelde opslag
oor het ventiatieschema na net droogproces zijn geen vaste
regels aan te geven.
Het aantal draai-uren van de ventilator wordt o.a. bepaald door:
B ij de bewaring van uien dient er naar te worden ges
treefd om het produkt zo lang mogelijk in goede conditie te
houden. De belangrijke factoren, die de kwaliteit nadelig
beïnvloeden zijn:
het optreden van rot; het verlies van kleur; de in-
en uitwendige spruitvorming.
Het optreden van rot (Botrytis aclada)
Koprot Het optreden hiervan wordt tegengegaan door het zaad
te behandelen met een systemisch fungicide. De 'op het zaad
aanwezige schimmel wordt daardoor gedood.
Wondrot of zijrot. Dit is rot, dat ontstaat op beschadigde plek
ken. Van de toegepaste zaad behandeling gaat tegen deze vorm
van rot geen effect uit. Het is dus belangrijk om bij de oogst-
werkzaamheden beschadiging te vermijden (rooien - oprapen -
transport - lossen). Ook infectie van de hals ontstaan door het
verwijderen van teveel loof (open halzen) wordt doör zaadbe
handeling niet bestreden.
Het verlies van kleur (te velde)
Dit is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden ten tijde
van het rooien, de veldperiode en het binnenhalen.
Het uitlopen van de uien
I n- en uitwendige spruitvorming kan worden voorkomen door
een bespuiting uit te voeren met maleïne hydrazide. Het resultaat
is sterk afhankelijk van de omstandigheden tijdens het spuiten.
Het moet toegepast worden op het ogenblik dat het eerste ge
deelte van het groene loof gaat strijken. Als het te laat wordt
toegepast op dode loofdelen en na volledige strijking is er geen
resultaat te verwachten.
De kans op kleurverlies is sterk afhankelijk van de bij de oogst
toegepaste werkwijze.
Bij de traditionele werkwijze wordt uitgegaan van een veldperio
de van één k twee weken of langer. Bij de opslag van het produkt
wordt het aanwezige vocht met buitenlucht verwijderd.
Het optimale rooitijdstip bij deze werkwijze is als 65 75% van
het loof afgestorven is.
Met dit systeem kunnen goede resultaten bereikt worden. De
weersomstandigheden ten tijde van de oogst zijn echter vaak
zodanig, dat gemakkelijk kwaliteitsverlies (vooral van kl^ur) kan
optreden.
Vanaf 1973 is in proefnemingen nagegaan of door een gedeelte
lijke loofverwijdering het binnenhalen van het produkt versneld
kan worden. Daarbij is gebleken, dat het mogelijk is de veld-
droogperiode te bekorten of zelfs geheel achterwege te laten door
zoveel mogelijk loof weg te halen.
De eisen die aan het loofmaaien of loofklappen gesteld moeten
worden zijn:
- De uien mogen niet worden beschadigd. Het is daarom
noodzakelijk om bij deze werkwijze het rijpaden systeem te
gebruiken. Hierbij worden groepen van vijf rijen met een
onderlinge afstand van 27 cm. gezaaid. Tussen deze groepen
liggen paden van 42 cm. Er is daardoor ruimte om zonder
beschadiging van het gewas met een trekker er door te rijden.
Het loof mag niet langer dan 10 cm. boven de bol verwij
derd worden. Alleen de toppen van het blad mogen dus
afgemaaid worden.
Het gewas moet een goede standdichtheid hebben. Bij een re
gelmatige stand heeft men ook doorgaans een regelmatige af
rijping. In 1977 waren de omstandigheden voor dit systeem
ongunstig omdat er veel dikhalzen voorkwamen. Het loof moet
voor omstreeks 75% afgestorven zijn. Daarna moet er snel ge
werkt worden.
Bewaarplaats
Wondrot als gevolg van beschadiging kan leiden tot veel uitval na
bewaring.
Broei treedt op bij condensvorming. De kansen voor het optre
den van broei zijn het grootst als:
- er na het binnendringen niet snel genoeg wordt gedroogd;
- er tijdens de bewaring te weinig wordt geventileerd.
Tijdens de bewaarperiode moet condensvorming tegengegaan
worden. In met buitenlucht gekoelde bewaarplaatsen mag al-
Ir. J.A.H. Haenen
Consulent voor de Akkerbouw en de Rundveehouderij. Zeven
bergen
Tijdens zijn inleiding op de studiedag Arbeid, Mechanisa
tie en Bouwplan te Fijnaart op 12 december I.I. heeft ir. L.
Kupers ondermeer het volgende gesteld. Het eigenlijke
telen van het gewas (het basiswerk) begint bij de bereiding
van het zaaibed en eindigt 6 weken na opkomst.
tEen goed zaaibed en een preciese zaai zijn essentieel en dit
geldt voor elk gewas.
Met betrekking tot het bovenstaande zijn hier een viertal
illustratieve foto's van zomergerst afgedrukt.
Foto 1 De ruggen van de ploegsneden zijn bij het klaarleg
gen van het zaaibed onvoldoende geslecht en dit komt hier
tot uiting in de bossige stand van het jonge gewas zomergerst
- De ventilatoreneapaciteit moet voldoende groot zijn. Per m3
uien moet de ventilator 150 m3 lucht per uur geven bij een
tegendruk van 30 mm W.K.
- Er moet een warmtebron aanwezig zijn die de buitenlucht
minimaal 10° C kan opwarmen. Per ton uien moet deze
warmtebron 1000 Kcal per uur af kunnen geven. Bij de
berekening van de celinhoud kan er vanuit worden gegaan
dat één m3 550 kg. uien bevat. Bij het onderzoek varieerde de
inblaastemperatuur tussen 20° C en 25° C.
De droogduur met warme lucht wordt bepaald door het feit of
men al of niet een velddroogperiode van enkele dagen toe
past. Bij opslag direkt na het loofverwijderen is dit één a twee
weken. Als er een korte veldperiode geweest is, is de droog
duur ongeveer een week.
Na het droogproces moet nog minstens een week constant met
buitenlücht worden geventileerd. Het einde van het drogen
is bereikt als de halzen voldoende droog aanvoelen.
Een groot voordeel van dit nieuwe systeem is, dat het uit de cel
halen van de uien veel gemakkelijker gaat.
Bewaring
Pi et ventilatieschema moet er op gericht zijn om het optreden
van broei tegen gaan.
Foto 2
Detailopname bossige stand bij een rijenafstand van 22 cm;
de kans op een optimale gewasopbrengst is hier al verdwe
nen
Foto 4
Fraaie verdeling van de individuele planten zomergerst
hetgeen we mogen verwachten bij een goed zaaibed en een
rijenafstand van 10 a 15 cm
9
- de beschikbare luchthoeveelheid;
- de storthoogte;
- de weerstand in de partij (sortering - hoeveelheid loof);
- de hoedanigheid van de opgeslagen partij (de aantasting
door rot en de spruitlustigheid);
- de hoeveelheid warmte. Een partij waarin rot en uitgelopen
uien voorkomen geeft meer warmte.
De beschikbare gegevens geven aan, dat per dag gemiddeld
vier k vijf uur moet worden geventileerd.
Mechanische koeling
oor langdurige bewaring is dit systeem te prefereren boven
luchtkoeling. Het is echter duurder.
De opslag in een koelhuis kan men niet motiveren door te
veronderstellen dat het rendement hoger is. Het bewaarrende-
ment wordt in veel sterkere mate bepaald door de hoedanigheid
van de partij op het moment van opslag. Dit geldt trouwens ook
voor de opslag met buitenluchtkoeling.
De bewaarduur kan wel belangrijk worden verlengd.
Als er meer in koelhuizen wordt bewaard, zijn er meer uien
beschikbaar voor export in de maanden april, mei en juni.Ten
probleem is dan echter, dat door de hoge buitentemperatuur de
uien snel uitlopen als ze uit het koelhuis komen. Partijen die
lang bewaard moéten worden, moeten daarom goed met een
anti-spruitmiddel behandeld zijn.
Als de moeilijkheden bij de export van met MH behandelde
uien groter worden, zal de belangstelling voor koelhuisbewaring
toenemen. Bestraling van uien om het uitlopen te onderdrukken
is goed mogelijk. In hoeverre dat ingang zal vinden, is nog niet
duidelijk.
De verdergaande uitbreiding van mechanische koeling is alleen
verantwoord als voor de afzet in de periode mei-juni vastere
afspraken met de exporteurs gemaakt worden.
Foto 3
Opgetrokken zomergerstplanten uit een te dicht bezette
plaats in de rij: de planten stoelen maar weinig uit en zij
jagen elkaar omhoog met alle mogelijke nadelige gevolgen
vandien