Ervaringen met stikstofonderzoek van de grond bij granen I H et is piet mogelijk aan te geven hoe groot het geldelijk voordeel is geweest, dat de boeren hebben gehad van het laten verrichten van stikstofonderzoek. U itgaande van de ervaringen in Nederland werd door Wehr- mann en Scharpf van de technische universiteit van Hannover in 1974 begonnen met het onderzoek betreffende de bruik baarheid van stikstofonderzoek van de grond op lössgrond in de omgeving van Hannover. D e in de laatste jaren opgedane ervaringen met het stikstof onderzoek van de grond als basis voor de stikstofbemesting van granen bevestigen de op proefvelden verkregen aanwijzingen, dat de graanteler hierdoor in staat is de stikstofbemesting beter aan te passen dan de door de grond geleverde hoeveelheid stikstof. Hierdoor zal bij verstandige toepassing van de richtlij nen voor de stikstofbemesting de kans op tegenvallende graan opbrengsten kunnen worden verkleind. In Duitsland zijn alt hans op lössgrond de ervaringen volkomen in overeenstemming met de Nederlandse. Er zijn nog mogelijkheden door voortgezet onderzoek de adviezen te verbeteren en te verfijnen. Helaas zal in elk geval voorlopig de veenkoloniale boer het nog zonder dit hulpmiddel moeten doen. Tot 1000 kg/ha meeropbrengst bij tarwe Wereldgraanmarkt Ir. Y. Bakker Consulentschap in algemene dienst voor Bodemaangelegenheden in de Landbouw te Wageningen Uit het onderzoek van Borst en Mulder (1971) bleek dat de hoogte van de optimale stikstofgift bij wintertarwe sterk afhankelijk was van de in het voorjaar tot een diepte van 1 meter in de grond aanwezige hoeveelheid gemineraliseerde stikstof. Dit werd bevestigd door het onderzoek van het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid (Ris, 1974). In 1972 werd in Noord-Holland op zeer bescheiden schaal begonnen met het toepassen van stikstofonderzoek op praktijkpercelen. De periode 1972-1975 n februari 1972 werden 32 wintertarwepercelen door ing. N.P. Borst bemonsterd. In deze monsters werd door het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid het gehalte aan gemineraliseerde stikstof bepaald. Daarna werd aan de boeren, die een monster hadden laten nemen, door de voorlichtingsdienst meegedeeld hoeveel stikstof ze op basis hiervan volgens de verkregen proefveldre sultaten zouden moeten geven. Toen de resultaten van deze richtlijnen voor de stikstofbemesting over het algemeen gunstig bleken te zijn, nam de belangstelling hiervoor bij de praktijk snel toe. Zo werden in Noord-Holland het volgende voorjaar al 220 graanpercelen op stikstof onderzocht. In 1973 begon de voorlichtingsdienst ook in andere akker bouwgebieden op kleigrond op bescheiden schaal met het geven van richtlijnen voor de stikstofbemesting van granen op basis van de via grondonderzoek vastgestelde hoeveelheid stikstof in het doorwortelbare deel van het profiel. Het aantal monsters moest echter beperkt blijven, omdat het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid slechts een beperkt aantal monsters in de betrekkelijke korte periode - van begin februari tot half maart - konden onderzoeken. O De periode 1975-1978 mdat het in de voorgaande periode duidelijk was geworden dat op den duur het IB niet in staat zou. zijn alle monsters uit de praktijk te onderzoeken eri bovendien de grondmonsters niet blijvend door de medewerkers van de voorlichtingsdienst ge nomen zouden kunnen worden, had inmiddels het Bedrijfsla-i boratoriurrf een voor dit laboratorium toepasbare methode voorj stikstofonderzoek in de grond ontwikkeld. Nadat in 1974 uitten vergelijkend onderzoek was gebleken dat deze methode uit komsten gaf. die overeenstemden met die volgens de door de monsternemers van het Bedrijfslaboratorium worden genomen en op dit laboratorium worden onderzocht. De uitkomsten van dit onderzoek werden de eerste jaren aan de specialisten voor bodemaangelegenheden doorgegeven, op basis waarvan deze specialisten dan het advies aan de deelnemende boeren uit brachten. Ook in deze periode bleven de resultaten met deze wijze van stikstofadvisering gunstig en nam de belangstelling hiervoor bij de graantelers in alle akkerbouwgebiden snel toe. Dit blijkt uit het volgende staatje, waarin het aantal door het Bedrijfslabora torium op stikstof onderzochte monsters uit de praktijk is ver meld. Voorjaar 1975 1976 1977 Aantal monsters N-mineraal 597 1417 3838 Voor het laatste jaar zullen dit niet allemaal graanpercelen zijn geweest omdat in 1977 ook gebruik werd gemaakt van de mo gelijkheid om het N-gehalte van de grond voor andere gewassen, zoals aardappelen en suikerbieten te bepalen. In de herfst van 1976 hadden onderzoek en voorlichting zoveel vertrouwen in deze methode van grondonderzoek gekregen, dat werd besloten met ingang van 1977 de advisering voor de stik stofbemesting bij granen over te dragen aan het bedrijfslaboratorium.Dit betekent, dat nu het volgens een vastgesteld schema opgestelde stikstofadvies gelijktijdig met de analyseresultaten rechtstreeks aan de boer wordt toegezonden. Alleen voor dalgronden is het nog niet mo gelijk met voldoende betrouwbaarheid een advies op basis van het stikstofgehalte xan de grond te geven. Of dit uitsluitend een gevolg is van een te grote bemonsteringsfout op deze grondsoort ten gevolge van het binnen het perceel sterk wisselende organi sche stof-gehalte is nog niet bekend. De adviezen voor de stikstofbemesting van verschillende graangewassen worden door het Bedrijfslaboratorium gegeven volgens schema 1 (pag. 7 van de "Adviesbasis voor bemesting van landbouwgronden" - januari 1977). Bij deze adviezen wordt er behalve voor zomergerst van uitgegaan, dat de benodigde stikstof in twee keer wordt gegeven. De in tabel 1 vermelde.richtlijnen moeten niet worden opgevat als een nauwkeurige voorspelling van de optimale stikstofgift. Door rekening te houden met de invloed van een onderge- ploegde vlinderbloemige groenbemester, raseigenschappen, de structuur van de grond en-het optreden van bladziekten kan de boer door het aanbrengen van correcties het advies nog verbe teren. De gegeven richtlijnen zijn bedoeld om graantelers een indruk te geven over de stikstofbehoefte van zijn percelen in een be paald jaar. Hierdoor wordt voorkomen, dat hij bij het vaststellen van de hoogte van de stikstofgift niet of te weinig rekening houdt met de invloed van de voorvrucht, het klimaat in de voorafgaande winter en eventuele andere factoren, die de stik stofrijkdom van de grond in het voorjaar kunnen beïnvloeden. Dat de gegeven adviezen als een globale richtlijn moeten wor den opgevat, wordt gedeeltelijk veroorzaakt door de betrekke lijk grote fout bij de bemonstering en door een gebrek aan kennis betreffende de stikstofhuishouding van de grond gedu rende de groeiperiode. Momenteel wordt aan deze problemen door het landbouwkundig onderzoek veel aandacht besteed. Wanneer de resultaten van dit onderzoek bekend zijn, zullen de adviezen waarschijnlijk nog verbeterd kunnen worden. In Zeeland kwam men tot 1000 kg/ha meeropbrengst. Wat zijn de voordelen tot nu toe geweest? Gelukkig hebben de specialisten voor bodemaangelegenheden in de verschillende akkerbouwgebieden op kleigrond in de be ginperiode de ontwikkeling van de gewassen op de door hen geadviseerde graanpercelen zeer intensief gevolgd. Uit de door deze specialisten opgestelde verslagen blijkt duidelijk dat de opbrengsten op de volgens de gegeven richtlijnen m-et stikstof bemeste percelen aanmerkelijk hoger zijn geweest dan de ge middelde oogstraming: in Zeeland gemiddeld zo'n 1000 kg. Verder is gebleken, dat door de gegeven adviezen de boeren veel meer rekening hebben gehouden met de grote verschillen in stikstofrijkdom van de grond dan zij zonder grondonderzoek zouden hebben gedaan. Vooral op zeer stikstofarme en stik- stofrijke percelen heeft dit voorkómen dat grote fouten bij de stikstofbemesting werden gemaakt. Omdat stikstof een veel grotere invloed heeft op de opbrengst dan de andere voedings elementen is de opbrengstdepressie bij een foutieve stikstofbe mesting ook veel groter. Dit betekent dat in een groot aantal gevallen het opvolgen van de gegeven richtlijnen ertoe heeft bijgedragen de opbrengst aanzienlijk te verhogen. Uit het snel stijgende aantal monsters blijkt duidelijk dat veel graantelers de voordelen van stikstofonderzoek inzien door de tot op heden over het algemeen zeer gunstige ervaringen. Door de ontwikkeling van de N-mineraal analysemethoede is het mogelijk geworden op een aantal zogenaamde "standaard- percelen" vanaf de herfst tot het voorjaar de veranderingen in het stikstofgehalte in verschillende lagen van het profiel te ver volgen. Op basis van deze gegevens wordt elk voorjaar een gemiddelde richtlijn voor de stikstofbemesting van bouwland uitgebracht. Dit moest vroeger uitsluitend op basis van de neerslaggegevens gebeuren. In de loop van dit jaar zal in een ander artikel uitvoeriger op de resultaten varj het stikstofon derzoek op deze standaardpercelen worden ingegaan. Zowel deze gemiddelde richtlijn voor de stikstofbemessting als het feit dat reeds veel graantelers stikstofonderzoek hebben laten verrichten, zullen ertoe hebben bijgedragen dat het afge lopen jaar weinig legering bij de granen is opgetreden ondanks het feit dat veel percelen dit voorjaar rijk aan gemineraliseerd stikstof waren. Ervaringen in Duitsland De resultaten van de daar aangelegde proefvelden met winter tarwe bleken volkomen in overeenstemming met hetgeen in Nederland was gevonden. Dit is des te opmerkelijker, omdat <Je klimatologische omstandigheden daar heel anders zijn dan hier. In 1976 werd op 160 wintertarwepercelen aan de hand van de verkregen proefveldresultaten op basis van grondonderzoek een stikstofadvies gegeven, dat slechts weinig afwijkt van hetgeen in Nederland geadviseerd zou zijn. Van tevoren was aan de be trokken boeren gevraagd hoeveel stikstof zij zonder advies ge geven zouden hebben. Daarbij bleek dat de boeren in 60 geval len dezelfde hoeveelheid gegeven zouden hebben, terwijl in 100 gevallen de verschillen tussen, advies en idee van de boer niet groter waren dan ongeveer 25 kg N/ha. De afwijking van het advies bleek groter te worden naarmate het stikstofgehalte van de grond sterker afweek van het gemiddelde. De rijke percelen zouden dus te zwaar zijn bemest en de arme te licht. Opmerke lijk was ook dat de opbrengsten na opvolging van het advies gemiddeld bijna overal even hoog waren, onafhankelijk van het stikstofgehalte van de grond in het voorjaar. Dit is in tabel 2 weergegezen. Behalve de genoemde eerste gift werd, zoals in de adviezen was vermeld, bij het schieten nog 20 tot 30 kg N en voor het in aar komen nog 40 tot 50 kg N per ha gegeven. Alleen op percelen met weinig stikstof in het profiel werd ge middeld een duidelijk lagere opbrengst gehaald. Het is niet met zekerheid te zeggen xat hiervan de oorzaalc is geweest. Zo ble ken de percelen met minder dan 40 kg N gemiddeld van slech tere kwaliteit (lager Ackerzahl) te zijn. Ook was het percentage granen in het bouwplan op deze percelen veel hoger en werd meer stro ondergeploegd. In 't kort Ondat de stikstofbemesting niet de enige factor is die de op brengst van granen bepaalt, mag niet worden verwacht dat nu onder alle omstandigheden topopbrengsten worden gehaald. Tabel 1 Richtlijnen voor N-bemesting op granen op klei, löss en zand Eerste gift Tweede gift Voorraad in het profiel <170 170-200 >200 Wintertarwe 140-voorraad 60 30 0 Zomertarwe 120-voorraad 50 30 0 Haver 120-voorraad 50 30 0 Wintergerst 120-voorraad 60 30 0 Zomergerst 120-voorraad 0 0 0 Tabel 2 Stikstof in de grond (0-100 cm) in kg N/ha 10-40 41-70 71-100 >100 Gem.opbrengst korrel, zonder stikstof 3740 5260 6190 6830 Gem. eerste gift in kgN/ha, 95 71 47 23 Gem.opbrengst met stikstof 5860 6730 6840 6030 1 Voor stikstofonderzoek in de praktijk wordt door het Bedrijfslaborato rium de volgende in het kort beschreven methodes toegepast. Na ontvangst op het laboratorium worden de kluiten in het NIET GE DROOGDE grondmonster via een molen verkruimeld. Daarna wordt 40 gram van het monster geëxtraheerd met 100 ml NaCl IN. In het verkregen filtraat wordt het aanwezige nitraat gereduceerd tot ammonium. Vervol gens wordt door middel van kleuring met indophemol colorimetrisch het gehalte aan ammonium gemeten en omgerekend tot gehalte aan zuiver N. Van het desbetreffende grondmonster wordt ook het vochtgehalte be paald, waarna het in de ongedroogde grond gevonden gehalte kan worden omgerekend tot het N-gehalte in milligrammen per kg droge grond. Dit gehalte wordt vervolgens onderstaande formule, omgerekend tot kg N/ha. Nrin gehalte droge stof x volumegewicht x diepte bemonsterde laag in dm kg N/ha. (Uit Bedrijfsontewikkeling "maandblad voor agrarische pro- dukten, afzet, verwerking") Onder invloed van een aanhoudend ruim aanbod bewogen de graannoteringen zich in 1977 in het voordeel van kopers, zij het dat zich in de laatste vier maanden, vooral onder invloed van toegenomen kooplust van de Sovjet-Unie een duidelijk herstel aftekende. Voor het lopende seizoen wordt een wereldproduktie aan voer- granen en tarwe verwacht van 1064 miljoen ton, dat is 3% min der dan de recordproduktie van 1976. De Verenigde Staten zullen van de totale wereldproduktie van 381 ton tarwe, naar raming 55 miljoen ton en van de totale wereldproduktie van voergranen van 683 miljoen ton, ongeveer 201 miljoen ton voor hun rekening nemen. Dat de huidige wereldgraanproduktie iets lager uitvalt dan in 1976 is goeddeels het gevolg van de tegenvallende graanoogst van de SovjetUnie, die volgens de jongste cijfers rond 194 mil joen ton zal bedragen. De Sovjet-autoriteiten hadden zich voor 1977 een oogst van 213 miljoen ton voorgesteld. Volgens Amerikaanse landbouwkringen ziet het er naar uit dat de Sovjet- graag aankopep in de periode oktober 1977 t/m oktober 1978 rond 15 miljoen ton zullen bedragen. Sinds 1 oktober heeft de Sovjet-Unie reeds ruim 6 miljoen ton graan in de Ver. Statengekocht, voor één derde deel tarwe en voor twee derde deel uit mais. In december was de Amerikaanse graanmarkt vast. op berichten dat de huidige graanoogst in China beneden de verwachting is gebleven. Gezien de bevolkingsgroei zou dit land in 1980 360 tot 375 miljoen ton graan moeten produceren, wat een forse verhoging genoemd mag worden vergeleken met de 285 miljoen ton die in 1976 en waarschijnlijk ook in 1977 zijn geoogst. 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 7