w ie de laatste jaren kennis heeft genomen
van de resultaten die behaald zijn met het
stikstofonderzoek van de grond, de daarop ge
baseerde adviezen en de behaalde opbrengsten
van de gewassen, zal bekennen dat we met deze
zaak toch wel een heel eind uit het experimen
teel stadium zijn. Dit geldt zeker voor de granen.
Het systeem blijkt nu ook wel goed beschikbaar
voor de bieten en dat is natuurlijk een grote
stap in de goede richting. Niet alleen omdat
hiermee veel stikstof is gemoeid,, maar ook
omdat zowel een te lage als een te hoge gift
tegenwoordig veel geld kan kosten.
Het vaststellen van een verantwoorde N-gift op
granen en bieten, eventueel ook andere ge
wassen, kan eigenlijk allen maar op basis van
de aanwezige stikstof in het profiel en die kunt
U te weten komen als U deelneemt aan het
grondonderzoek. Wilt U voor dit voorjaar
daarvan nog de vruchten plukken, dan is het
wel zaak dat U zich spoedig meldt bij de mon
sternemer van het Bedrijfslaboratorium voor
Grond- en Gewasonderzoek te Oosterbeek.
Veehouderij
N.
I n de tweede helft van februari kan bijvoor
beeld over een nachtvorst ook reeds kunstmest
worden gestrooid. Vroeg strooien vermindert
de kans op zoutschade en geeft gemiddeld een
beter effect. Is vroeg kunstmest strooien niet
mogelijk dan toch de meststoffen vóór de
grondbewerking geven. Vooral voor fosfaat
geldt dat het moet worden ingewerkt om goed
beschikbaar te zijn voor de jonge plant.
D it gewas vraagt zo spoedig mogelijk in het
voorjaar een N-gift van 80-120 kg per ha. In
dien geen najaars N-bemesting is gegeven,
dient in het voorjaar 30 kg N extra te worden
gestrooid. Wat de chemische onkruidbestrij-
ding betreft hebben we de beschikking over
diverse middelen. Komt er vooral duist en
muur en/of kamille voor, dan verdient 10 a 15
kg IPC de voorkeur; bij veel muur en ook
straatgras 4-6 liter Chloor-IPC. Bij grote on
kruiden, waaronder kamille kan 3-5 liter Gra-
moxone worden gebruikt.
D e stikstofgift bedraagt voor koolzaad 160 a
190 kg N per ha. Evenals in karwij kan in het
voorjaar nog een onkruidbestrijding uitge
voerd worden met 3 kg Legurame per ha. Al
leen toepassen in gezonde gewassen, waarover
geen twijfel bestaat t.a.v. uitrijden.
D
Grondonderzoek
de basis van de
stikstofbemesting?
Kunstmest strooien
Karwij
Koolzaad
De geboorten
Voeding
De schapen
Landwerkzaamheden
Voeding
Kunstmest vroeg strooien kan de werking ten goede komen
Deze middelen zo spoedig mogelijk na de
winter toepassen vóór de hergroei van de kar
wij. Het middel Legurame werkt zowel tegen
duist en straatgras als tegen (niet te grote)
muur. Bij aanwezigheid van veel muur wordt
het mengsel 6 liter Legurame vloeibaar 1,5 a
2 liter Chloor-IPC aangeraden. Tegen kamille
en kruiskruid werkt Legurame niet.
Wanneer de stand van de karwij dusdanig is
dat de kaps op uitrijden aanwezig is, moet het
gebruik van Legurame ontraden worden. Dit
in verband met risico's voor het dan te zaaien
gewas. Tot 15 cm gewaslengte is 2-3 kg
Aresin toe te passen, dat tegen zaadonkruiden
een lange nawerking heeft.
e helft van de stalperiode is weer verstreken. Dit is een uitstekend moment om de
ruwvoedervoorraad te controleren en het rantsoen eventueel bij te stellen. Hiervoor wordt
de kuilvoervoorraad en de hooivoorraad geschat en met behulp van het voedernormen-
boekje wordt de behoefte voor de laatste helft van de stalperiode berekend. Mocht er
tekort zijn dan kan er nog voer aangekocht worden. De gemiddelde kuilmonsters in
Zeelönd zien er momenteel als volgt uit:
voordroogkuil:
gram droge stof per kg produkt 495
VEM per kg produkt 395
gram vre per kg produkt 60
Dit is een goede gemiddelde voordroogkuil.
maïskuil:
gram droge stof per kg produkt 260
VEM per kg produkt 239
gram vre per kg produkt 14
Het droge stofgehalte van de maïs is wat lager
dan het landelijk gemiddelde. Het VEM-ge-
halte in de droge stof ligt op het goede niveau.
Deze gegevens zijn gemiddelden en zijn niet
van toepassing op de kuil van de individuele
veehouder.
In februari zullen nog veel koeien afkalven. De
verlosapparatuur is een belangrijk hulpmiddel
maar er kan een ontzettend grote kracht mee
uitgeoefend worden waardoor beschadiging
van de koe kan optreden.
De hygiëne bij het afkalven is erg belangrijk in
verband met het weer tijdig tochtig worden van
de koe.
En goede bygiëne voorkomt infectie van de
geboortewegen en daardoor het blijven staan
met de nageboorte en het witvuilen. De touw
tjes én de handen evenals het achterstel van de
koe worden met een zachtwerkend ontsmet
tingsmiddel behandeld. De naam zegt al dat
deze middelen niet snel werken. Ze zijn ver
krijgbaar bij de.dierenarts. Ontsmettingsmid
delen als halamid werken feller en zijn daarom
wel geschikt voor vloeren en machines maar
niet voor de koe daar ze erg prikkelend zijn.
Wel kan het achterstel van de koe met een 3%
halamidoplossing afgespoten worden voordat
ze in de kalfstal worden geplaatst.
De eerste tochtigheid treedt binnen 4 weken na
het afkalven op. De opvolgende tochtigheden
komen ongeveer om de 18 dagen terug. Meest
al wordt de koe in de tweede tochtigheidspe
riode na het afkalven weer geïnsemineerd. Be
langrijk is het waarnemen van de dieren om de
tochtigheid op te merken. De beste koeien to
nen de verschijnselen meestal minder dan de
minder goede koeien.
Gebleken is dat de tochtigheidswaarnemingen
bij voorkeur 4 keer per dag moeten plaatsvin
den. Als er minder wordt waargenomen, zullen
verschillende tochtige koeien niet worden ge
zien.
De observaties gebeuren als de dieren het rus
tigst zijn en dat is:
- 's morgens voor het melken gaan.
- 's morgens rond koffietijd.
- na de lunch.
- voor het naar bed gaan.
Bij de K.L-vereniging zijn vruchtbaarheids- en
ziekte kaarten verkrijgbaar. De koeien worden
op deze kaart in volgorde van afkalven geno
teerd. waardoor een goed overzichtelijk beeld
van de situatie wordt verkregen.
De tochtigheidsverschijnselen zijn:
- het onrustig zijn.
- het besnuffelen van andere dieren.
- het bespringen van andere koeien.
- het besprongen worden door andere koeien.
- veel loeien.
- gezwollen schaamlippen.
- bleekrode schede.
- helder slijm aan de kling.
De beste kans op bevruchting geeft een inse
minatie die 12 tot 18 uur na het begin van de
tochtigheid wordt uitgevoerd.
Het moment waarop een vaars voor het eerst,
bij voorkeur, wordt geïnsemineerd is als het
dier ongeveer 300 kg weegt. De conditie en de
ontwikkeling van het dier is de beste maatstaf.
Een goed opgefokt kalf heeft dit gewicht na 13
of 14 maanden bereikt.
O ver de voeding van drachtig vee is al het
een en ander gezegd in de artikelen van de
cember en januari.
In verband met melkziekte is het geven van
teveel kalkrijke produkten, in de laatste weken
van de dracht niet aan te bevelen. Na het af
kalven kan het dier een kalkoplossing te drin
ken gegeven worden. Ook het rantsoen kan dan
weer kalkrijke produkten bevatten.
Als het lichaam dan teveel kalk toegediend
krijgt zal de koe zelf weinig calcium beschik
baar hebben. Als ze dan biest gaat geven daalt
het calciumgehalte in het bloed en treden de
verschijnselen van melkziekte op.
De melkafscheiding wordt minder of stopt en
het herkauwen wordt moeilijk. In een later
stadium treden verlammingsverschijnselen van
de achterhand op en de koe gaat op haar zij of
haar knieën liggen waarbij de kop zijwaarts
gebogen wordt. In een nog later stadium raakt
ze bewusteloos en sterft.
Kalkrijke produkten zijn bijvoorbeeld suiker
bietenkoppen- en bladkuil, erwtenloofkuilen,
stoppelknollen met loof en bietenpulp.
Kalkarme produkten zijn bijvoorbeeld aard
appelen. snijmaïskuil. bierbostelkuil en voe
derbieten.
Dus in de droogstand geen kalkrijke voeders
geven. Na het afkalven juist wel.
Een andere ziekte die na het afkalven nogal
eens optreedt is de slepende melkziekte. Deze
ziekte wordt veroorzaakt door het te lage ge
halte aan glucose in het bloed. Soms treedt
alleen vermagering op. Andere keren stinkt het
dier naar aceton. Soms treedt na een paar da
gen verbetering op. Wordt het echter slechter
dan vreet de koe soms minder dan de helft van
het ruwvoer en weigert ze het krachtvoer. De
melk gift zakt tot de helft of minder.
De koeien die in een te goede conditie zijn voor
het afkalven lopen risico's daar'er chemische
reacties ontstaan die aceton vormen als het dier
gaat vermageren. Pas gekalfde koeien worden
het liefst zorgvuldig naar de norm gevoerd daar
de koolhydraten voor deze dieren erg belang- VcrZOrglflQ
rijk zijn om het glucosegehalte in het bloed op
peil te houden. Als de bovengenoemde ver
schijnselen zich voordoen is het inroepen van
de hulp van de veearts noodzakelijk.
het vastrollen van opgevroren en losgetrap-
te grond. Deze grond moet wel droog zijn
alvorens met rollen te beginnen.
het strooien van kunstmest. Eind februa
ri/begin maart als de grond voldoende
droog is en de temperatuursom 180 tot 280°
bedraagt wordt de eerste N-gift van 100-120
kg/ha gegeven. Het aanbrengen van groei-
trappen heeft de afgelopen jaren bewezen
van nut te'zijn. Dit is te bereiken door de
laatst te beweiden of te maaien percelen
minder N te geven.
het controleren van de machines en het
eventueel vervangen van onderdelen. Hier
bij wordt vooral gedacht aan minder op
vallende onderdelen zoals de mesjes van de
maaimachine.
O ok voor de schapenhouder breekt nu een
drukke tijd aan. De stallen moeten weer voor
zien worden van voerruiven, voldoende schoon
drinkwater, voldoende voerbakken en een
goede verlichting. Men is voldoende bezig met
het controleren van de hekjes voor het maken
van kraamhokjes, de verdere inrichting van de
stal en het opslaan van schoon stro in de scha
penstal.
De opmerking: "Het lam eruit, de pil erin"
kent iedere schapenhouder.
's Nachts komen de schapen binnenwaarbij .de
ooien die moeten lammeren apart opgestald
worden. De ooien die gaan lammeren gaan
veelvuldig liggen, het uier 'is opgezet en de
kling is wat slapper. Bij jaarlingen is de uier-
grootte vaak minder goed te zien daar dit irier
minder zwelt en de wol vaak wat langer is, het
is daarom raadzaam deze jaarlingen met de
hand te controleren.
Hygiëne bij de geboorte vooilcomt infecties. De
achterhand van de ooi en het gereedschap
kunnen het beste met een zachtwerkend ont
smettingsmiddel behandeld worden. Hiermee
kan ook het wassen van de handen gebeuren.
Ter voorkoming van tetanus of geboortevuur is
schoon droog stro in de kraamhokken gewenst.
Lentebodem. In deze tijd vragen de schapen
bijzondere aandacht
Met klemmen is het goed mollen vangen
Het voorjaar staat binnenkort weer voor de
deur en komen de buitenwerkzaamheden weer
aan de orde, o.a.:
- het controleren en herstellen van de afras
teringen.
- muurbestrijding.
- het vangen van de mollen.
controle op het voorkomen van emelten en
zonodig bestrijding.
- het slechten van molshopen.
a een paar dagen kan het lam met de ooi
naar buiten op een klein weilandje aan huis.
Dit weiland mag niet te groot zijn want de
moederdieren houden van trekken. Dit zou het
lam teveel uitputten. Om de lammeren te be
schermen tegen het weer worden er vaak
windschermen in dit weilandje geplaatst.
Wat de voeding betreft is het handig om de
ooien in groepen in te delen. De groepen be
staan uit ooien zonder lammeren, met één lam
en groepen ooien met twee lammeren. Twee tot
vier weken na de geboorte worden de staart-
ringetjes aangelegd.
Blauwe uiers zijn bij de Texelse schapen geen
zeldzaamheid, daarom is het regelmatig con
troleren van dit orgaan nodig. Het gebeurt nog
geregeld dat ooien opgeruimd moeten worden
omdat het uier niet meer functioneert.
JC,en richtlijn voor de voeding van ooien en
lammeren is:
2 kg goed hooi met 1 kg eiwitrijke schape
korrels of
1 kg hooi met 4 kg voordroogkuil en 0,5 kg
schapekor'rels.
Voer vooral geen rundveebrok, dit om ko
pervergiftiging te voorkomen.
Bij schapen bestaan veel ziekten en afwij
kingen. Het tijdig inroepen van diergenees
kundige hulp kan veel ellende besparen.
13