"Bouwplanvernauwing
en mogelijk andere
aanpassingen" j.l™C
w ederom hebben de Vereniging voor Bedrijfsvoorlichting en de Kring van de Z.L.M. op
Tholen en St. Philipsland in samenwerking met het Consulentschap voor de akkerbouw en
de rundveehouderij te Goes de jaarlijkse studiedag georganiseerd. De studiedag werd
gehouden op 10 januari 1978 in het recreatiecentrum "Haestinge" te St. Maartensdijk.
De voorzitter van de Kring der Z.L.M., de heer M.C.J. Kosten kon om 10.00 uur 's
morgens een 135 tal mensen in z'n openingswoord verwelkomen. Hij zette in het kort
uiteen dat de reden was om op dit jaar met het onderwerp "Aspekten van bouwplanver
nauwing en mogelijke andere aanpassingen" op de studiedag te komen.
D e heer Hoekstra stelde dat het Thoolse
bouwplan op het ogenblik zo'n 25% aardappe
len en 20% suikerbieten bevat, en een derde
graan. Verder komt er nog 6% uien voor. Het
gemiddelde bouwplan bevat dan ook 50%
hakvruchten, terwijl dat in St. Philipsland ruim
40% is (minder aardappelen en uien).
Een verzwaring van het bouwplan in de rich
ting van aardappelen en suikerbieten heeft in
de praktijk een verhogend effekt op het totaal
saldo, hoewel zaken als lagere opbrengsten en
"nieuwe" kosten als grondontsmetting het
rendement afremmen.
D e heer Maenhout stelde dat deze effekten
in de praktijk gevolgd worden. Daarbij blijkt
dat in aaltjesvrije grond er geen verschil in op
brengst is tussen ontsmet en niet ontsmet. Bij
zwaar besmette percelen echter is de opbrengst
bij ontsmetten 10 tot 20% hoger dan bij niet
ontsmetten (suikerbieten.).
N a een korte koffiepauze werd het woord
verleend aan de heer L.N. Bax, bedrijfsvoor-
lichter bij het C.A.R. te Goes, die een toelich
ting gaf op het aan de aanwezigen uitgereikte
studierapport over de "Ekonomische opbreng
sten en resultaten na grondontsmetting op be
drijven in Tholen en St. Philipsland." Een stu
dierapport wat tot stand is gekomen met me
dewerking van een 13 tal mensen uit de 3 or
ganiserende instanties. Het rapport stelt dat
zich in de akkerbouw de laatste twintig jaar
stormachtige ontwikkelingen hebben voorge
daan. In deze periode werd de oppervlakte
cultuurgrond met 25% ingekrompen en daalde
het aantal bedrijven met akkerbouw zelfs met
60%. Tevens trad er een duidelijke ontmenging
op.
H et rapport stelt dat het doel van de studie is
verdere intensivering van het grondgebruik te
kunnen beoordelen en wel op bedrijfsekono-
mische gronden. De vraag is hierbij of intensi
vering mogelijkheden biedt om tot een inko
mensverbetering te komen. Bij het onderzoek
is uitgegaan van 2 modellen n.l. een bedrijf
van 36 ha met de gangbare akkerbouwgewas
sen met de hoogste saldo's, en een bedrijf met
12 ha met vollegrondsgroenten en zaadteelten.
Bij het opzetten van de bouwplannen is er van-
uitgegaan dat er praktisch geen opbrengst
derving plaats-vindt, omdat ontsmetting van de
grond wordt toegepast. Voorwaarde is dan
echter wel dat het ontsmetten GOED is ge
beurd en er voldoende doding van aaltjes heeft
plaatsgevonden.
N a de voortreffelijke lunch werd het mid
dagprogramma voortgezet met het in diskus-
siegroepen bespreken van de inleidingen van
de heren Hoekstra en Maenhout én het verslag
van de commissie. Hierna werden vragen en
meningen van de verschillende groepen door
rapporteurs in de plenaire vergadering voor
gelegd aan een forum, bestaande uit de heren
inleiders n.l. Hoekstra, Maenhout en Bax en de
heren A.A. van Nieuwenhuyzen, landbouwer
te St. Philipsland, Ing. J.M. van der Weele,
bedrijfstakdeskundige akkerbouw van het
C.A.R. te Goes, de heer J.J. de Wilde, land
bouwer te Tholen en de heer L. Hage, groen
teteler te St. Annaland. Het forum stond onder
leiding van de heer M. v.d. Weele, landbouwer
te St. Annaland.
W anneer er tot slot nog opgemerkt is dat
men bij veel loonwerk goede afspraken moet
maken met de loonwerker en dat men de
loonwerker in waarde moet houden, maar an
derzijds ook kritisch zijn werk moet volgen,
werd tot slot van de dag een samenvatting ge
geven door de heer A.A. van Nieuwenhuyzen en
wel in de hoedanigheid als voorzitter van de
Vereniging van Bedrijfsvoorlichting. De heer
van Nieuwenhuyzen kon dan ook met voldoe
ning stellen dat de dag goed geslaagd was. Als
konklusie kon hij stellen dat er niets nieuws
onder de zon is, omdat men in 1920 reeds een
zeer nauwe vrdchtopvolging met de bieten had.
waar we nu de wrange vruchten nog van pluk
ken, alhoewel de mogelijkheden om de grond
gezond te houden nu toch veel groter zijn.
Iedere boer zal de zaak op eigen wijze moeten
bezien en trachten zijn schaarse grond zo goed
mogelijk te benutten.
Verslag Studiedag 1978 Tholen en St. Philipsland
Dit thema werd gekozen omdat van veel bedrijven in Tholen en St. Philipsland de
oppervlakte cultuurgrond beperkt is. Dit dwingt de boer tot een intensieve benutting van
zijn grond.
Kostenstijging dwingt tot opbrengstverhoging
O m aan de voortdurend stijgende kosten
voor gezin en bedrijf enigszins het hoofd te
kunnen bieden zijn goede bedrijfsuitkomsten
nodig. Voor de akkerbouw is verbetering van
de resultaten o.a. mogelijk door intensivering
met de van ouds bekende akkerbouwgewassen.
Eén en ander heeft gevolgen voor de op
brengst. De aanwezigheid van aaltjes legt be
perkingen op als er geen maatregelen worden
genomen.
De vraag doet zich dan ook voor of er nog
andere mogelijkheden zijn zoals bijvoorbeeld
opname van vollegrondsgroente of bloemza
den.
Van zeer groot belang bij intensivering en/of
aanpassing zijn:
Hoe kan men de grond gezond houden van
aaltjes?
Biedt grondontsmetting voldoende zeker
heid?
Wat doet de structuur na meerdere keren
grondontsmetting?
Zijn de kosten van grondontsmetting ver
antwoord?
Welke mogelijkheden zijn er bij de volle-
gronds groentegewassen?
En welke mogelijkheden zijn er bij de teelt
van bloemzaden?
Deze en andere vragen lagen aan de studiedag
ten grondslag.
De heer Kosten stelde verder in z'n openings
woord hoever je kunt gaan met de grondont
smetting, omdat niet alleen het onderste regeltje
van belang is, maar ook hoe ver je kunt gaan
met de arbeidsprestatie. Meer verdiensten
worden door Brussel afgeroomd ten gunste van
de consument. De heer Kosten zei dat de
doelstelling van deze da^ bedrijfstechnisch is
en moet blijven en gaf he't woord aan de eerste
inleider van deze dag de heer ing. O. Hoekstra.
De heer Hoekstra is medewerker van het
proefstation voor de akkerbouw en de groen
teteelt in de vollegrond te Lelystad en sprak
over: "Waar liggen de grenzen van bouwplan-
vernauwing."
Een goede bodemstructuur eerste vereiste
Meer aardappelen en bieten heeft in z'n alge
meenheid de volgende consequenties voor de
bodemvruchtbaarheid
de grond heeft meer te verduren door vaker
en intensiever bewerken en door meer en
zwaarder transport
de voor groenbemesters geschikte hoofdge
wassen raken in de verdrukking
versterkte onttrekking van voedingsstoffen
de mogelijkheid van een eenzijdige opbouw
van bodembacteriën of schimmels
een herhaald moeten uitvoeren van grond-
ontsmetting heeft mogelijk effekt op
structuur en bodemleven.
De heer Hoekstra stelde vervolgens dat ook
van grote invloed voor de groei van het gewas
de beworteling is en de onttrekking van voe
dingsstoffen aan de grond door dit wortelstel
sel. De plant groeit naarmate hij meer of min
der gunstige stoffen beschikbaar krijgt, zoals
organische stof en kunstmest. Anderszijds kan
de groei worden belemmerd door aaltjes,
schimmels en bacteriën. Ook de invloed van de
grond is voor de groei van belang, zoals ver
dichting, water, ademhaling enz. Daarnaast
drukt elk gewas z'n stempel op de grond even
als de daarop volgende vrucht. Een goede af
weging van de vruchtopvolging is van belang
omdat bij zware bouwplannen de opbrengsten
langzamerhand achteruit gaan om op de lange
duur op een lager niveau konstant te blijven.
Bij een bouwplan van 1 op 6 blijft zowel bij
aardappelen als bieten de opbrengst konstant
veilig, gaat men echter naar 1 op 3 of op 4 dan
moet men rekening houden met een afnemen
de opbrengst.
Van belang voor de opbrengst kan ook een
goede groenbemester zijn. Grasgroenbemester
voor aardappelen, vanwege goede oppervlak
kige beworteling, terwijl voor bieten de voor
keur moet worden gegeven aan wikken of kla
vers.
Tot slot besloot de heer Hoekstra zijn inleiding
met te stellen dat een eerste vereiste voor een
goede opbrengst is en zal blijven een goede
bodemstructuur, waaraan de boer door de
vorm van werkorganisatie en vakmanschap
zelf de grootste bijdrage kan leveren.
25% van de grond is besmet
ervolgens werd het woord verleend aan de
heer Ir. C.A.A.A. Maenhout, evenals de heer
Hoekstra medewerker aan het P.A.G.V. te Le
lystad. De heer Maenhout had als onderwerp:
"Hoe kunnen wij de grond gezond houden bij
bouwplanvernauwing."
De heer Maenhout stelde dat bij bouwplan
vernauwing problemen kunnen ontstaan, met
de bodemgesteldheid, zodat opbrengst achter
uitgaat door o.a. specifieke moeheden als
voetziekte bij tarwe, witrot in uien en aaltjes bij
bieten en aardappelen. Aardappelen is wette
lijk geregeld met een 1 op 4 teelt, terwijl daar
naast nog resistente rassen kunnen worden in
gezet.
Bij bieten ligt dit anders. In Tholen en St. Phi-
lipslaud is reeds lang geen sprake meer van een
gezonde bodemsituatie. Op zeker 25% der per
celen komt een zware besmetting voor. Dit
houdt in dat in vele gevallen sprake is Van een
opbrengstderving. Aaltjes zuigen aan de wor
tels, waardoor niet voldoende vocht opgeno
men kan worden. De hoeveelheid schade is
verschillend. Op zware grond minder dan op
lichte. Zoals reeds gesteld is bij een 1 op 6
bouwplan het opbrengend resultaat hetzelfde.
Gaat men naar een nauwer bouwplan dan zit
men na een aantal jaren al snel boven de scha-
degrens. De bestrijding van aaltjes kan plaats
vinden door toepassing van:
1. verbouw van resistente rassen, (bij bieten
niet mogelijk)
2. toepassing van systemische nematiciden
(Temik)
3. toepassing van grondontsmetting.
Toepassing van Temik of Vydate biedt moge
lijkheden ter voorkoming van schade door
bietencystenaaltjes. Hoe groter de besmetting,
hoe groter het Temik effekt. Daarnaast hebben
deze middelen een goede werking tegen bode-
minsekten en bladluizen. Van grondontsmet
ting met DD of metamnatrium zijn naast do
ding van aaltjes, waarbij 80% haalbaar moet
zijn. een aantal neveneffekten bekend. Daar
van kunnen als positief worden genoemd: Het
stikstofeffekt van 10 tot 30 kg per ha meer,
vanwege bacteriedoding, en enig effekt op de
kruid. Min of meer negatief is het effekt op de
structuur, de invloed op het bodemleven, de in
vloed op kwaliteit van volggewassen (smaakaf-
wijkingen) en het fytotoxisch effekt op de volg
gewassen (zoals tarwe die niet in de aar komt).
Grondontsmetten op grote schaal mogelijk
De heer Maenhout besloot zijn inleiding met te
stellen dat, nu uit proeven in aaltjesvrije grond
het ontsmetten zonder gevolgen voor de
vruchtbaarheid is gebleken en omdat het on
derzoek op het gebied van het langjarig ont
smetten verder is dan in de praktijk; hij nu zeker
mogelijkheden zag om op grote schaal en zon
der problemen grondontsmetting in de be
drijfsorganisatie op te nemen.
De situatie voor Tholen en St. Philipsland
Vooral als gevolg van het beëindigen van een
groot aantal kleine bedrijven nam de gemid
delde bedrijfsgrootte toe van 17 tot 27 ha. Het
bouwplan werd steeds intensiever, mede door
de uitbreiding van het areaal rooivruchten. De
tot nu toe geschetste ontwikkelingen zijn alleen
mogelijk geweest door de revolutionaire vor
deringen op het'gebied van machines en werk
tuigen en van nieuwe onkruid- en planten-
ziektenbestrijdingsmiddelen.
Ruim tien jaar geleden vroeg een ha suiker
bieten circa 150 manuren, nu nog 50. De
meeste landbouwbedrijven zijn nu éénmans-
bedrijven. Sinds 1970 gaat de afvloeiing uit de
landbouw niet zo snel meer o.a. door de min
dere werkgelegenheid. Dit heeft echter wel tot
gevolg dat er minder grond voor bedrijfsver-
groting vrij komt. Daarnaast zijn de arbeids
kosten op de bedrijven sinds 1970 verdubbeld,
terwijl de prijzen van de produkten veel minder
omhoog gegaan zijn. Om het arbeidsinkomen
op peil te houden moet men zoeken naar an
dere mogelijkheden om de arbeidsproduktivi-
teit te verhogen, zoals betere kg opbrengsten,
intensivering van het bouwplan en optimale
benutting van steeds groter en duurder wor
dende landbouwwerktuigen.
Biedt verdere intensivering financiële moge
lijkheden
Vervolgens zijn in het rapport staten te vinden
met werktuiginventarissen en saldi-berekenin-
gen voor alle voorkomende gewassen. Deze
gegevens zijn vervolgens verwerkt in een 4-tal
bedrijfsbegrotingen bij het 36 ha bedrijf en dan
nog gesplitst in een bedrijfsorganisatie met ei
gen mechanisatie en in loonwerk.
Uit de begrotingen blijkt dat bij 1 op 6 bieten
en aardappelen het voordeliger werken is met
de loonwerker, mits men een beperkte eigen
inventaris heeft. Bij 1 op 4 bieten en aardap
pelen is er weinig verschil tussen eigen mecha
nisatie en loonwerk. Tevens komt dit bedrijfs-
type tot bijna hoogst berekende arbeidsin
komen van de ondernemer 32.000,—
Alleen het plan met 1 op 2 aardappelen en 1 op
4 suikerbieten in eigen mechanisatie komt op
41.000,-
Bij de begroting 1 op 3 bieten en aardappelen is
eigen mechanisatie iets voordeliger dan loon
werk. Hoewel de uitkomsten wat betreft het
arbeidsinkomen ook tegenvallen n.l.
28.000,— Terwijl tevens blijkt dat wanneer
in het 1 op 3 bouwplan de aardappelen na de
bieten komen, dit een opbrengstderving van
20% geeft.
Onder eigen mechanisatie wordt het bieten-
rooien door de loonwerker gedaan en is voor
het aardappeloogsten een kombinatie van 3
man berekend. Rest is eigen werk.
Bij de bedrijfsbegrotingen voor het bedrijf van
12 ha zijn 3 plannen .gemaakt, n.l.: met zaad
teelten, met witlof trekken en met groenteteelt
en. De berekende arbeidsinkomens lopen hier
niet ver uiteen n.l. alle 3 bij of om de
32.000,-
Op alle 3 de begrotingen is uitgegaan van 1 op 3
vroege aardappelen. Bij de zaadteelten werd de
kanttekening gemaakt dat de opbrengsten zeer
wisselvallig kunnen zijn. Bij deze teelten past
uitstekend de gladiolenteelt als najaarswerk
met gehuurd land tegenover de zaadteelten als
violen, tuinbonen, phloxen enz. als zomerwerk.
Bij het model met witlof trekken, kan het trek
ken in een bestaande schuur kostenbesparend
werken, hoewel hier veelal nog losse arbeid
aangetrokken moet worden. Bij de begroting
met groententeelten is de grondsoort van be
lang. Lichte grond is hier een vereiste, omdat
het veelal herfst of winterwerk betreft.
5% meer of minder maakt veel uit!
T ot slot stelt het rapport dat een zo hoog
mogelijke kg opbrengst per ha voor alle telers
van het grootste belang is, omdat een verschil
van 5% meer of minder een verschil in ar
beidsinkomen kan laten zien van 10.000,—
tot 20.000,-
Een dergelijk klein verschil in kg opbrengst is
in de praktijk voor het oog nauwelijks waar
neembaar, maar, besluit de heer Bax zijn toe
lichting kan in die zelfde praktijk het boer-
blijven of niet-blijven inhouden.
Een vruchtbare gedachten wisseling
Er werd uitgebreid gediskussieerd over of b.v.
ontsmetten nadelen heeft voor b.v. wormen en
humus, eerdere schade aan lichte dan aan
zware grond, herstel van de organismen in de
grond (na 6 maanden tot 2 jaar weer op peil), of
stengelaaltje in uien wordt gedood, wat niet het
geval bleek te zijn, enz.
Ook ten opzichte van het rapport werden som
mige cijfers te laag of te hoog bevonden, maar
het merendeel van de aanwezigen vond het een
prima diskussierapport met vele interessante
cijfers.
Bij de teelt van spruitkool werd de gedachte
geopperd of het niet mogelijk is om een soort
kern te vormen, waardoor men gezamelijk het
tijdrovend handplukken kan vervangen door
machinaal plukken. Ook kwam naar voren dat
de tuinbouwprodukten geen problemen geven
wat de afzet betreft naar b.v. Zuid-Holland.
Het zijn echter wel produkten die de kleine
markt snel kunnen verzadigen.
Groenteteelt is ook een teelt waar je "a la mi
nute" bij moet zijn om van de hoogste prijs te
kunnen profiteren.
Schaarse grond zo goed mogelijk benutten
De heer van Nieuwenhuyzen besloot de ver
gadering met een ieder te danken voor zijn
bijdrage in deze dag eq. wel in het bijzonder de
heren Hoekstra, Maenhout en Bax en verdere
samenstellers van het rapport en de heer de
Hond bedrijfstakdeskundige van het C.A.R.
die wederom het grootste deel van het organi
satorische gedeelte voor zijn rekening had ge
nomen.
9