Goede rassi
en spelen een
belangrijke
rol in de ontwikkeling
van de vo
liegrondsgroenteteelt
H et met goed resultaat produceren van elk vollegrondsgroenteprodukt is van diverse faktoren afhankelijk. Enkele
hiervan zijn o.a. grond, waterbeheersing, bemesting, gewasverzorging enz. Tekortkomingen aan genoemde punten
wreken zich vrijwel altijd in lagere opbrengsten.
B ij de augurken hebben zich in de afgelopen decennia even
eens een aantal wijzigingen in de rassen voorgedaan. De oude
getrouwe zoals Baarlose Nietplekker, Guhtruud en Delikaten
zijn geheel uit het sortiment verdwenen. Hun gevoeligheid voor
diverse ziekten en beperkte teeltmogelijkheden zijn hieraan
mede debet. Als opvolgers hiervoor zijn er twee nieuwe groepen
op de markt gekomen. Allereerst de gemengd bloeiende rassen
met als standaard Hokus en vervolgens de overwegend vrou
welijke bloeiende rassen, met als standaard Levo. Mede door
hun vroegheid, kwaliteit en produktiviteit worden thans over
wegend Levo-typen geteeld. Vermeldenswaardig is dat er in
deze groep thans rassen zijn die een tolerantie bezitten tegen
meeldauw en ook nog bittervrij zijn. De komst van vooral de
vrouwelijk bloeiende rassen hebben ook bijgedragen aan de
B ehoudens dat er bij de preiteelt zich de afgelopen jaren grote
veranderingen op teelttechnisch gebied hebben voltrokken is er
ook het een en ander op het rassenfront gebeurd. Al verschil
lendejaren wordt de preiteelt bedreigd door diverse ziekten. We
denken hierbij aan preigeelstreepvirus, bladvlekkenziekten en
roest. Allen hebben tengevolge een veel sneller slijtageproces en
een geringere winterhardheid. Oorzaken van dit ziekteprobleem
zijn waarschijnlijk velerlei, doch ongetwijfeld is de intensiteit
waarmede de preiteelt op vele bedrijven wordt bedreven hier
aan mede debet. Verder speelt het te gebruiken ras een grote rol
bij het optreden van de diverse ziekten, hetgeen middels proe
ven alsmede uit praktijkervaringen is vastgesteld.
D e problemen bij de slateelt spitsen zich al jarenlang toe op
de gevoeligheid van de rassen voor meeldauw en op virus. Beide
ziekten veroorzaken elk jaar opnieuw een groot aantal misluk
kingen. Het is in deze dan ook een gelukkig verschijnsel dat
diverse veredelings-bedrijven de afgelopen jaren intensief heb
ben gespeurd naar meeldauw en of virusresistent£ rassen. Of
schoon we moeten vaststellen dat men hierin nog niet volledig is
geslaagd, mag toch worden gesteld dat er aanzienlijke vooruit
gang is geboekt. Er zijn thans rassen zoals Viruztfti, Virilde,
Capitan, Sabine en Mondian die tolerant zijn vóór slamozaiek-
virus. Bovendien bezitten Capitan, Sabine en Mondian ook nog
resistentie tegen een aantal meeldauwfysio's. Bij meeldauw doet
H et beschikbaar komen van andere spruitkoolrassen heeft in
de laatste decennia grote invloed gehad op de ontwikkeling in
deze teelt. Met name de proeftuin Breda heeft zich in deze erg
verdienstelijk gemaakt door in 1966, als eerste in Noord-Bra
bant zich te begeven op het beproeven van nieuwe hybride-ras
sen. De spruitkoolteelt onderging in die jaren, vooral op de
zandgronden een sterke inkrimping. Het beschikbare rassen-
sortiment was onvoldoende produktief en matig tot slecht van
kwaliteit. De toevlucht die men in het verleden heeft genomen
om het produkt nog te schonen werd om ekonomische redenen
onaanvaardbaar. De snelle introduktie van de hybride-rassen,
voorafgaande met intensief onderzoek t.a.v. zaai- en plant-
tijden, plantafstanden, toptijdstippen, voorpluk enz. zijn aan
leiding geweest dat sinds 1969 het hele rassensortiment werd
omgezet in hybride-rassen. De gevolgen hiervan zijn bijzonder
groot geweest. Het produktie-vermogen van de hybriden was
aanzienlijk hoger dan van de bestaande rassen. Moest men
voorheen met een opbrengst van 8000 - 10.000 kg per ha ge
noegen nemen, thans is 13.000 - 15.000 kg per ha vrij normaal.
D e witlofteelt heeft in het verleden in de zuidelijke provincies
nooit een grote betekenis gehad. Jarenlang bleef de produktie-
waarde vrijwel gelijk, hetgeen ongetwijfeld mede werd veroor
zaakt door de wijze waarop de witloftrek plaats vond. In deze
bedoelden we de teeltmethode waarbij het lof zich moest ont
wikkelen in een kuil welke met grond was afgedekt. Het pro
bleem hierbij was dat de van nature wat zwarte, kleverige grond
op de meeste bedrijven een belemmering vormde voor een
goede kwaliteit. De samenstelling van vele zandgronden is zo
danig dat bij de oogst een aantal gronddeeltjes vastkleven aan
het produkt, waardoor in plaats van wit "zwartlof' ontstaat.
Bovendien geeft dergelijke dekgrond vaak aanleiding tot "aan
slag" of wel smet genoemd. De rentabiliteit is hierdoor steeds
ongunstig beinvloed.
Asperges
Augurken
Prei
Sla
Spruitkool
Witlof
In het kort
Consulentschap voor de Tuinbouw te Tilburg
Ing. A.J. van Oijen
Een niet minder belangrijke faktor in dit opzicht is het te gebruiken ras. Met name produktie, kwaliteit en teeltmoge
lijkheden worden hierdoor in sterke mate bapaald. Tevens hebben goede rassen steeds een grote invloed gehad op de
ontwikkeling in de vollegrondsgroenteteelt.
Ofschoon er zich bij veel gewassen voortdurend veranderingen voordoen noodzaakt hét omvangrijke gewassenpakket
zich te beperken tot enkele belangrijke peilers. Voor de zuidelijke provincies zijn dit o.m. asperges, augurken, prei, sla,
spruitkool en witlof waarvan in het kort de ontwikkelingen t.a.v. de rassen nader worden omschreven.
O p het gebied van het rassenfront is bij de asperges de afge
lopen jaren het een en ander gebeurd. Met name proeftuin
Venlo heeft in deze erg verdienstelijk gemaakt. Begin der
zestiger jaren werd het veel geteelde ras Roem van Brunswijk
vervangen door Limburgia. Dit ras had een groter produktie-
vermogen, met daarbij kwalitatief goede stengels en voldoende
levensduur. Als nadeel bezat Limburgia een aantal afwijkende
planten.
De huidige aspergerassen bezitten een goede produktiviteit.
Door verder selektiewerk zijn uit het ras Limburgia een aantal
nummers ontstaan die stuk voor stuk beter zijn dan Limburgia.
Thans worden deze in de handel gebracht onder de naam Lim-
bras 10, 18, 22 en 26. Elk nummer heeft zijn specifieke eigen
schappen, die het best tot zijn recht komen wanneer grond en
teeltwijze hieraan worden aangepast. Het produktie-niveau is
door de komst van deze rassen aanzienlijk verhoogd. Onder
goede omstandigheden worden de Limbras nummers dan ook
in staat geacht 5000 a 6000 kg per ha op te leveren. Door dit al is
de teelt ekonomisch sterk vooruit gegaan. Het thans gaande
intensieve selektiewerk, gericht op uitsluitend mannelijke plan
ten, doet verwachten dat binnen enkele jaren het rassensorti-
ment opnieuw een stap vooruit zal gaan. Diverse proefresultaten
wijzen inmiddels in deze richting.
Aan het onderzoek bij augurken is erg veel aandacht besteed aan
de rassen.
opkomst van de teelt aan touw. Met name hun groter produk-
tie-vermogen maakte het mogelijk de hogere kosten, die de
teelt aan touw met zich mede brengt, ruimschoots te compen
seren.
Bij prei is een ruime rassenkeuze mogelijk.
De keuze-mogelijkheden van goede rassen is jarenlang erg be
perkt geweest, en bestond zelfs maar uit enkele rassen. In dit
verband is het dan ook een verheugend feit dat vrij onlangs een
2-jarige landelijke rassenproef is afgesloten. Hierbij heeft men
vrijwel alle ten lande beschikbare rassen beproefd op produkti
viteit, kwaliteit en ziektegevoeligheid. De resultaten hiervan
worden nog interessanter daar de geschiktheid van elk ras is
getoetst op de meest geeigende teeltperiode. Het rassenbericht
vermeldt dan ook thans 37 rassen waaruit voor elke teeltperio
de: zoals zomer-, vroege herfst-, late herfst-, winter-, en late
winterprei een ruime keuze mogelijkheid bestaat. Ontwikkelin
gen welke de "jaarrond"-preiteelt vergemakkelijken, waarmede
een nog betere aanvoerspreiding kan worden verkregen, het
geen de preiteelt alleen maar sterker maakt.
Resistentie tegen virus en meeldauw zijn essentiële zaken bij de
teelt van sla.
zich het probleem voor dat er steeds nieuwe fysio's bijkomen.
De kombinatie van volledige tolerantie tegen virus en resistentie
tegen meeldauw in een ras komt helaas nog niet voor. Hopelijk
slaagt men hierin de komende jaren met verder selektiewerk.
hetgeen de slateelt verder ten goede zal komen.
De hybride spruitkool rassen waren een extra impuls voor de
teelt.
Kwalitatief werd eveneens een grote vooruitgang geboekt,
waardoor ook ongeschoonde spruiten een waardig produkt zijn
geworden.
Thans is een groot scala aan hybride-rassen kondigde
waarbij voor elke teeltperiode van de vervroegde tot de zeer late
teelt, ruime keuze mogelijk is.
Tegelijkertijd met de komst van de hybride-rassen kondigde
zich ook de spruitenplukmachine aan. Het is vrijwel zeker dat
juist de verandering aan het rassenfront gezorgd heeft voor een
versnelde doorbraak van de mechanische oogst.
Kortom de oogst van de hybride-spruitkoolrassen hebben een
extra impuls aan de teelt gegeven waarbij in zijn algemeenheid
een goede rentabiliteit wordt behaald.
De komst van witlof zonder dekaarde is voor de zuidelijke pro
vinciën een uitkomst.
De komst van selekties welke geschikt zijn voor het forceren
zonder dekaarde is dan ook met open armen ontvangen. Vooral
de laatste twee jaren heeft de witloftrek een uitbreiding onder
gaan, hetgeen zeker het gevolg is van de verandering in het
rassensortiment. Bovendien stellen de nieuwe selekties de wit
loftrekker in staat kwalitatief goed lof te produceren.
- Goede rassen zijn de basis voor een gezonde vollegronds
groenteteelt.
- De Limbras nummers bij asperges hebben de teelt een extra
impuls gegeven.
- De komst van de vrouwelijke bloeiende augurkenrassen
hebben een duidelijk positieve invloed gehad op vroegheid,
produktie, en kwaliteit.
- Hybride spruitkoolrassen hebben de ekonomische perspek-
tieven van deze teelt aanzienlijk vergroot.
- Het virusprobleem bij de sla is voor een belangrijk deel
opgelost, terwijl t.a.v. meeldauwresistenties tegen een aantal
fysio's werden ingekweekt.
- De introduktie van witlofrassen geschikt voor het forceren
zonder dekaarde, heeft de mogelijkheden voor de witlofteelt
doen toenemen.
37