Hoe staat het er voor
met het suikersysteem!
H et Landbouwschap is van mening dat de komende twee jaar het huidige mengprijssysteem gehandhaafd moet worden.
Zoals bekend deelt minister Van der Stee de mening van het Landbouwschap.
I
Bedrijfslaboratorium
voor grond
en gewasonderzoek
X n het jaarverslag van het bedrijfslaboratorium voor
Grond en Gewasonderzoek wordt o.a. vermeld dat volgens
het IMAG voorlopig nog weinig zicht is op het mechani
seren van de grondbemonstering. Ten aanzien van de opzet
van de buitendienst werd een aantal beleidsuitspraken ge
daan. In het kader hiervan werd in de provincie Friesland
een proef genomen met de organisatie van de monsterna-
me door slechts een assistent bijgestaan door een aantal
hulpkrachten. De eerste resultaten van deze proef zijn
bevredigend verlopen. Veel aandacht ook vroeg het projekt
"Koppeling melkkontrole Veevoeding". Iedereen die aan
bepaalde voorwaarden wil voldoen kan nu hieraan deelne
men. Hierdoor zal tevens de bemonstering van het ruw-
voeder gaan toenemen.
W.H. Kwakernaak
De voorstellen van de Europese Commissie voor het markt- en prijsbeleid en het suikerbeleid zijn bekend. Voorstellen
zijn geen besluiten maar kunnen toch van invloed zijn op het bepalen van het uiteindelijke standpunt over het kiezen van
het suikersysteem.
Het is voor de telers wel van belang te weten hoe de zaken er nu
voor staan. Het beste is om daarvoor eens in de keuken te kijken
bij de Hoofdafdeling Akkerbouw, waar deze zaak al lang in
voorbereiding is geweest en in de laatste vergaderingen bepaal
de konklusies zijn getrokken. Men heeft daar kennis genomen
van de meningen die in de kring van de landelijke en regionale
organisaties naar voren zijn gekomen en van het resultaat van
het kontakt met de suikerindustrie in de C.L.O.-Contactgroep
Suikeraangelegenheden. Wat in de vergaderingen van de
Hoofdafdeling Akkerbouw uit de bus is gekomen, kan heel in
het kort als volgt worden samengevat:
a. uitgaande van de omstandigheden tot nu toe is er voorkeur
voor handhaving van het mengprijssysteem
b. het is mogelijk dat voor 1978/79 en vervolgens de omstan
digheden dermate in ongunstige zin zullen veranderen, dat
invoering van het kontraktenstelsel noodzakelijk zal blijken.
De Hoofdafdeling is van mening dat het mengprijssysteem tot
nu toe en in de gegeven omstandigheden goed heeft gefunktio-
neerd. De bietenteelt heeft zich in het kader van de mengprijs op
natuurlijke wijze kunnen ontwikkelen, zonder de min of meer
kunstmatige faktor van toewijzingen aan telers. Dit zal in het
algereen de struktuur van het totaal van de bietenteelt ten goede
zijn gekomen en de aanpassing van de verwerkingskapaciteit
aan de ontwikkeling van de bietenproduktie is op harmonische
wijze geschied. De suikerindustrie is steeds in staat geweest om
meer uit te betalen dan overeen komt met de minimumprijzen
van A- en B-bieten en sedert 1971/72 is de mengprijs zelfs meer
dan de minimumprijs van A-bieten.
De Hoofdafdeling is dan ook van mening dat er naar gestreefd
moet worden dat voor 1978/79 en 1979/80 het mengprijssys
teem kan worden voortgezet met dezelfde uitloop in B-suiker als
thans het geval. Als dat niet mogelijk zou zijn, zou voorgesteld
moeten worden om ingaande 1978/79 over te gaan op het kon
traktenstelsel. Het teeltjaar 1978/79 zou daarbij een overgangs
jaar moeten zijn. Dit omdat de prijsbeslissingen in Brussel
waarschijnlijk genomen zullen worden op het moment dat de
bieten al gezaaid zijn. De gegevens welke noodzakelijk zijn om
de individuele teler te confronteren met zijn quotum, zijn tot op
dat moment nog niet bekend.
In de Brusselse voorstellen zitten veel onaantrekkelijke kanten.
Naast een zeer geringe prijsverhoging voor de suiker (-bieten)
wordt door de Europese Commissie voorgesteld om de huidige
hoeveelheid B-suiker van 25% van het A-quotum (voor de lan
den met het kontraktenstelsel) terug te brengen op 20% en voor
bij toepassing van de mengprijs deze 20% voor de komende twee
jaren te halveren.
Voor Nederland zou dit betekenen, met handhaving van de
mengprijs. 690.000 ton A-suiker en gemiddeld 69.000 ton B-
suiker. Dat is met elkaar een maximumquotum van 759.000 ton
suiker. Met een normale opbrengst van gemiddeld 6.500 kg
suiker per ha en een areaal van 125.000 a 130.000 ha zou dit
ongeveer 55.000 85.000 ton C-suiker betekenen. Met de voor
gestelde 20% B-suiker in het kontraktenstelsel wordt het maxi
mumquotum 828.000 A en B en zal er bij een normale produktie
weinig of geen C-suiker zijn.
Volgens de voorstellen zou de maximum produktieheffing'30%
van de interventieprijs van (A-)suiker blijven.
Deze voorstellen geven weinig aanleiding tot optimistische ver
wachtingen t.a.v. de besluiten die pas later zullen worden geno
men. Tenzij de koers nog kan worden gewijzigd ziet het er voor
het handhaven van de mengprijs niet gunstig uit.
Dan is er nog het onzekere punt van wat de C-suiker zal kunnen
opbrengen. Hierbij moet rekening worden gehouden met het tot
stand komen van een nieuwe Wereld Suiker Overeenkomst en
met de vraag of in dit verband een onbeperkte export van suiker
uit de EG naar derde landen wel mogelijk zal zijn.
De vooruitzichten op korte termijn voor wat betreft het EC-
suikerbeleid zijn nog enigermate te taxeren. Voor 1980/81 zal
dit beleid opnieuw worden bezien. Hoe het herziene suikerbe
leid er dan uit zal zien is niet te voorspellen; er zitten daarin een
aantal onzekere elementen, zoals dan de situatie op de suiker
markt en misschien ook de inpassing van de zetme'elsuiker
(isoglucose) in het suikerbeleid.
Met de kans dat op het kontraktenstelsel moet worden overge
stapt moet rekening worden gehouden. De hoofdlijnen hiervoor
zullen zo spoedig mogelijk bekend moeten zijn, opdat de telers
daarmee tijdig rekening kunnen houden.
Deze regels behoeven echter niet voor altijd vast te staan. In
tegendeel, met de herziening van het suikerbeleid per 1980/81
moet een aanpassing van de regels mogelijk zijn. Bovendien, het
kontraktenstelsel zou ook een inloopperiode nodig hebben.
De suikerovervloed drukt zwaar op de prijs.
Hoofdlijnen kontraktenstelsel
n de Hoo'fdafdeling Akkerbouw bestaat de opvatting dat,
geprojekteerd op de komende jaren en daarna de mogelijkheid
van bijstelling, de hoofdlijnen van het kontraktenstelsel de vol
gende zouden moeten zijn.
Ie Er zal aan de individuele telers een toewijzing moeten wor
den gegeven voor de hoeveelheid A- en B-bieten die zij het
volgende jaar kunnen leveren, met de voor de A- en B-bieten
dan geldende uitbetalingsprijzen.
2e De basis voor de toezegging is gelegen in de hoeveelheid
bieten - omgerekend tot een standaard-suikergehalte - die
elke teler in een voortschrijdende referentieperiode aan de
industrie heeft geleverd.
Voortschrijdende referentie wil zeggen de gemiddelde pro
duktie van een aantal jaren, waarbij jaarlijks het oudste jaar
Barenbrug Holland b.v.. Oosterhout (Gld.),
Postadres: Postbus 4, Arnhem, Tel. 08818-545
afvalt en het afgelopen jaar gaat meetellen.
In geval van een geringe uitloop in B-suiker en een onaan
trekkelijk vooruitzicht voor wat betreft de prijs die de C-
bieten kunnen opbrengen, zal bij een voortschrijdende refe
rentie de vermeerdering resp. vermindering van de referen-
tie-hoeveelheid en van de toewijzing per teler in het alge
meen vrij gering zijn. Het zal in grote lijnen zo zijn dat
degene die het maximum aan bieten wil telen toch wel uit de
buurt van C-bieten zal willen blijven en dat degene die zich-
het liefst wil beperken tot de teelt van A-bieten, in verband
met een mogelijk wat lager opbrengstniveau en het dan be
nutten van zijn A-toewijzing, met de uitzaai toch mikken op
wat meer dan bij een normale opbrengst overeenkomt met
zijn A-quotum.
Sommigen staan op het standpunt dat met de produktie in
twee voorafgaande jaren ook het "teeltvoornemen" van het
komende jaar in de referentiehoeveelheid moet worden op
genomen. Dit versoepelt nog wat meer de toename van de
toewijzing van degenen die de bietenteelt willen uitbreiden
en zou ook, met enkele beperkingen, de enkele beperkingen,
de entree kunnen zijn voor beginners met de bietenteelt. De
meerderheid van de Hoofdafdeling voelt daarvoor nog niet
veel en geeft voorkeur aan de "voortschrijdende historische
referentie", zonder het element van teeltvoornemen.
3e Als start-referentieperiode, dus voor de toewijzing oogst
1978, zouden moeten gelden de geleverde bieten van de
oogstjaren 1973 t/m 1977 waarvan het gemiddelde van de
voor de betrokken teler drie beste jaren.
4e Er zal van het te verdelen A-quotum (de 690.000 ton) een
betrekkelijk kleine hoeveelheid in reserve moeten worden
gehouden voor het toewijzen aan degenen die geen referen-
tieproduktie hebben en in hun bedrijfsvoering de bietenteelt
nodig hebben. Voor het geven van dit soort toewijzingen
zullen regels moeten worden gesteld en ze zullen van geval
tot geval beoordeeld moeten worden.
5e Op de referentiehoeveelheid moet het toezeggingspercenta
ge worden aangepast, om tot de toewijzing A-bieten te ko
men. Stel dat de toe te wijzen hoeveelheid A-bieten (de
690.000 ton min enige reserve) 75% zou zijn van de totale
produktie van alle telers gemiddeld in de referentieperiode,
dan zou een teler die een referentieproduktie heeft gehad
van gemiddeld 500 ton bieten per jaar een toewijzing voor
oogst 1978 krijgen van 500 ton a 75% is 375 ton A-bieten met
het dan geldende percentage B-bieten. Overigens wat het
toewijzingspercentage zal zijn is nu nog niet te zeggen. Het
minimum van de toewijzing A-bieten, in verhouding tot de
produktiguin de referentieperiode, zou wel spoedig bekend
moeten worden gemaakt, opdat iedere teler kan nagaan
waar hij tenminste op kan rekenen.
6e De toewijzingen zullen niet overdraagbaar of verhandelbaar
zijn. Bij bedrijfsovername en overdracht van het grondge
bruik (waarop bietenteelt verleden is) wordt de toewijzing
bedrijfs- resp. grondgebonden geacht.
7e Er zal nader moeten worden overlegd over de te volgen
gedragslijn met betrekking tot bietentelers-verenigingen, die
fungeren als bietenleveranciers aan de suikerindustrie, als
mede over de vraag hoe de toewijzing moet geschieden aan
telers die niet regelmatig ieder jaar bieten produceren.
Verder is er nog het punt van de verantwoordelijkheid voor de
aan de kontraktenregeling te stellen regels en voor de uitvoering
van de regeling. Bij de uitvoering zal, vooral wat betreft het
registreren van in het verleden geleverde hoeveelheden bieten,
de medewerking van de suikerindustrie noodzakelijk zijn.
Jaarverslag 1976
Akkerbouw
De akkerbouwsektor in de kleihoek beleefde in 1976 zijn tweede
achtereenvolgende gouden jaar, dank zij de zeer gunstige prij
8
zen van aardappelen en uien. Dit feit beïnvloedde de belang
stelling voor het onderzoek op de bemestingstoestand en cyste-
en stengelaaltjes in gunstige zin. Ook het stikstofonderzoek (N-
mineraal) kreeg hiervan zijn deel en breidde zich sprongsgewij
ze verder uit. Dit blijkt uit het volgende staatje:
Voorjaar 1975 1976 1977
Aantal N-min. (praktijk) 597 1417 3838
De vergroting van de inzending werd in de hand gewerkt door
dat ook percelen voor konsumptie-aardappelen en bieten voor
onderzoek op N-mineraal in aanmerking kwamen en waarbij de
specialisten van de konsulentschappen de bemestingsadvisering
verzorgden. De resultaten van het N-mineraalonderzoek van
graanpercelen werden door de komputer van een bemestings
advies voorzien.
De bedrijfsuitkomsten van de akkerbouw in de veenkoloniale-
en zandgebieden waren weinig florissant, in verband met de
lagere opbrengsten tot zelfs misoogsten van fabrieksaardappe
len en bieten als gevolg van de droogte. Desalniettemin bleef de
inzending van monsters uit deze gebieden op een redelijk peil,
waarbij moet worden aangetekend dat de inzending van mon
sters voor aardappelmoeheidsonderzoek met enige duizenden
terugviel.
Monsternemers mogen niet meer in een torensilo
In het begin van dit jaar mochten monsternemers niet meer in
torensilo's om reden dat er gevaar voor verstikking aanwezig is.
Bovendien zouden ze van grote hoogte kunnen vallen. Met
medewerking van de veehouders worden nu monsters genomen
van het in te brengen materiaal.
Uit een enquêtte die gehouden werd ten aanzien van de per
ceelsgrootte waar de monsters werden genomen, bleek dat in
1963 de gemiddelde grootte voor grasland 1.38 ha was, nu is dit
gestegen tot 2,7 ha. Voor bouwland gold in 1963 een oppervlakte
van 2.02 ha, nu is dit 3.15 ha.
Tot slot nog enkele algemene zaken
Voor 1233 bedrijven werd een voederplan met aansluitende
rantsoenen verstrekt (in voorgaande 1186 en 1070). jaren terug
gaande 1279.
Er werden 328 bladmonsters ingezonden voor het verkrijgen
van een pluk- en bewaaradvies voor appels. In voorgaande jaren
bedroegen deze aantallen, teruggaande 460, 475, 539 en 479.
De assistenten in de buitendienst namen 72 monsters voor on
derzoek op/ restanten van bestrijdingsmiddelen, waarvan het
onderzoek werd verricht door het CIVO te Zeist of het Rijks-
zuivelproefstation te Leiden, waarbij de advisering werd ver
richt door het bedrijfslaboratorium.
In de herfstmaanden werden 1264 monsters van verse produk-
ten ontvangen voor onderzoek op het nitraatgehalte. Ruim 77%
van de monsters bestond uit stoppelknollen, 17% uit bladkool en
de rest uit vers gras, snijrogge en siletta. De gehalten aan nitraat
lagen - ook gemiddeld uitzonderlijk hoog. Bij een viertal mon
sters werden nitraatgehalten boven de tien procent gevonden,
waarvan één boven de elf procent.
Vorig seizoen werden 132 monsters voor nitraatonderzoek ont
vangen.