Kalveropfok CRA Eindhoven,
N aast onbeperkt goed hooi of voordroogkuil
kan als krachtvoer zonder bezwaar melkvee-
brok worden gegeven.
E en eenvoudig doch goed voerschema ziet er
als volgt uit:
W e streven naar hoogproduktief vee. Deze dieren zijn moei
lijk "goed" te voeren. Hoe zit het met de kalk- en fosfor-be-
hoefte en de benutting van deze stoffen? Via het mengvoer
worden mineralen aan de koeien gevoerd. Wordt dit echter in de
goede verhouding en hoeveelheid gegeven?
I ndien de kalveren in groepshokken worden
gehouden is de speenmethode een goed sys
teem.
D e eenlingbox met voldoende schoon en
droog stro erin is zeer geschikt voor de eerste
weken. Hierin zijn de dieren goed te kontrole-
ren op melkopname en eventuele diarree.
D e biest bevat veel afweerstoffen, vitaminen
en voedingsstoffen, waarvan de kalveren spe-
D e kalversterfte is op heel wat bedrijven hoger dan nodig. Daarnaast is de groei van het
jongvee lang niet altijd zoals die zou kunnen zijn. Het gevolg hiervan is dat de dieren op te
oude leeftijd afkalven. De jongvee opfok wordt hierdoor onnodig duur. Vooral door de
voeding op de juiste manier uit te voeren en de hygiëne op stal en bij weidegang in het oog
te houden, is het mogelijk om kalfvaarzen met een gewicht van 500 kg op een leeftijd van
2 jaar te laten afkalven.
Kalk en fosfor
in de rundveevoeding
"V oor een optimale melkproduktie moeten de omstandighe
den. zoals voeding, huisvesting en algemene verzorging' goed
zijn.
B ij een hoog gehalte aan kalk in het rantsoen, wordt de be
nutting minder. De aktiviteit van de schildklier wordt lager en er
zal meer kalk in de beenderen worden afgezet. Bij onvoldoende
vitamine D verstrekking wordt de regelende invloed op de kalk en
fosfor-opname verlaagd.
D esondanks zal de Nederlandse veehouderij bereid moeten
zijn de voorstellen op het gebied van het Europees zuivelbeleid
positief te benaderen. Spreker verwerpt de gedachte aan conti-
genteringen (produktiebeperkingen) per land. Hoewel een stu
die hiervan overweging verdient, heeft drs. De Heer grote arg
waan ten aanzien van gedetailleerde regelingen die van boven af
worden opgelegd. Europees landbouwkommissaris Gundelach
heeft dit idee reeds geopperd. De kommissaris heeft volgens drs.
De Heer een zwakke start in Brussel gemaakt en heeft zich
bovendien te lijdelijk opgesteld tegenover de EG-Raad van
landbouwministers. De Europese Commissie wil de uit balans
geraakte Europese zuivelmarkt in evenwicht brengen via een
zèer geringe prijsverhoging en een druk op het veehoudersin
komen, aldus drs. De Heer. Er wordt in dat verband gedacht aan
verminderde garantie voor de melkstroom en investeringsrem-
men bij een uitbreiding van de melkproduktie. Drs. De Heer zet
vraagtekens bij de effekten op langere termijn van al deze
maatregelen.
Nederlandse veehouders moeten hoofd koel houden
een voortdurende zorg ing. j.g.a. Mies.
De speenmethode
Eenmaal daags wordt dan melk verstrekt. De
melk moet bij voorkeur onverwarmd in de
voorraadbus worden verstrekt. Van verwarmde
melk nemen de kalveren namelijk te grote
hoeveelheden in één keer op. Van onver
warmde melk drinken de dieren aan de speen
kleine hoeveelheden tegelijk maar meer keren
per dag. Bij de speenmethode nemen de kal
veren per dag wat méér melk op dan bij de
emmermethode, namelijk 6 k 11 per kalf.
Wanneer de dieren 65 - 70 kg wegen en daarbij
ook minimaal ca. 6 weken oud zijn kunnen ze
van de melk af. Vanaf de 3e levensweek moe
ten de kalveren kunnen beschikken over water,
krachtvoer en goed hooi of voordroogkuil. Via
groepshokken gaat dit wat gemakkelijker dan
in eenlingboxen. Het van de melk af doen be
tekent voor de kalveren een overgang. Maak
deze overgang niet nog groter door de kalvereji
dan ook nog te verplaatsen van hok. Dit kan
beter enige weken later gebeuren. Maak hok
ken en drinkgerei regelmatig goed schoon en
zeker bij verplaatsen van jonge dieren tegelijk
ontsmetten.
De verdere opfok na de melkperiode
Opvang van het pasgeboren kalf
Sommige veehouders verstaan onder een een
lingbox een hokje van stropakken ergens op de
koestal. Dit systeem stemt niet overeen met de
eisen die gesteld worden aan stalklimaat, hy
giëne enz. en geeft dan ook veelvuldig aanlei
ding tot moeilijkheden.
Biest heeft specifieke waarde!
De speenemmer is hiervoor uitermate geschikt.
De eerste dag moet het kalf wel aan de kunst
speen gewend worden.
Voeding tijdens de melkperiode
0-3 dagen: 3 a 4 keer per dag ca. 1,5 1 biest, of:
met speenemmer onbeperkt biest,
4 - 14 dagen: 4 1 koe- of kunstmelk per dag,
3 - 7 weken: 5 1 kunstmelk per dag,
8e week: 3 1 kunstmelk per dag.
Op een leeftijd van ca. 5 weken kan bij gezonde
Maand na geboorte Kg krachtvoer per
3e, 4e, 5e 2-1 dier per dag
6e, 7e en 8e 1-0
ouder 0
Indien de dieren door omstandigheden zijn
achtergebleven in ontwikkeling vraagt dit extra
krachtvoer.
Alleen een gezond kalf 1
ciaal de eerste dagen na de geboorte veel kun
nen opnemen. Om deze specifieke waarde van
biest goed tot zijn recht te laten komen is het
nodig dat de kalveren binnen 3 uur na de ge
boorte de eerste biest krijgen. Een gezond kalf
kan gedurende de éérste 3 dagen ca. 20 1 biest
opnemen, mits het regelmatig hiervan kan
drinken.
een goede koe worden
kalveren worden overgegaan op éénmaal daags
melk verstrekken. Deze kalveren nemen op een
leeftijd van ca. 8 weken ca. kg krachtvoer per
dag op. Op die leeftij en bij de krachtvoer-
opname kunnen de kalveren van de melk af.
Vanaf de derde week dient wel onbeperkt
drinkwater beschikbaar te zijn.
In de zomer op stal
IC_alveren die in de zomer op stal worden
gehouden moeten evenveel kunnen groeien als
kalveren die de wei in gaan. Om dit te kunnen
bereiken is naast goed hooi 2 - 2,5 kg kracht
voer per dier per dag nodig. Op heel wat be
drijven wordt hiermee onvoldoende rekening
gehouden' zodat deze dieren achterblijven in
ontwikkeling. Dit is verkeerde zuinigheid.
de spec, voedervoorziening,
Ook het ontsmetten van de achterstallen van de
koeien kort voor afkalven met bijvoorbeeld een
eitopogeen oplossing zal veel ziekten voorko
men.
Om binnenkomen van ziekten bij het pasge
boren kalf te voorkomen, kan men de navel
streng dompelen in jodiumtinctuur (10% op
lossing).
Hygiëne bij afkalven
O p steeds meer bedrijven vindt de geboorte
van het kalf plaats in een afkalfstal. Deze stal
schoon houden door ontsmetting met halamid
kan kalverziekte en witvuil en bij de koeien
binnen de perken houden.
P. van Nes.
Bij rantsoenberekening worden de rantsoenen beoordeeld op de
hoeveelheid eiwit en de energiewaarde (VEM). Via het koppe
lingssysteem "Melkproduktie-Veevoeding" wordt ook de hoe
veelheid drogestof op z'n waarde beoordeeld.
Verdere berekening van de rantsoenen, mineralen en vitamines,
wordt niet toegepast. In veel gevallen zal dit ook niet direkt
noodzakelijk zijn. Toch komt het voor dat er rantsoenen worden
gevoerd, waarvan het nuttig zou zijn om de gehalten aan kalk en
fosfor te berekenen.
Het is voldoende bekend dat kalk en fosfor een belangrijke taak
hebben en noodzakelijk zijn om het dier gezond te houden en
voldoende produktief te doen zijn.
Uit berekening van de rantsoenen en de problemen die op een
aantal bedrijven voorkomen, kan men afleiden dat het niet
altijd goed zit.
Rantsoenberekening van kalk en fosfor wijst nogal eens op: te
veel kalk, te weinig fosfor en te weinig kalk.
Het komt maar weinig voor dat het ruwvoer (praktijkmonsters)
op kalk en fosfor wordt onderzocht. In grasland-ruwvoeders
kunnen de gehalten aan kalk en fosfor sterk verschillen door:
- maaitijdstip
In ouder maaistadium maaien veroorzaakt meestal een lager
kalkgehalte
- De pH van de grond
Bekalking van de grond heeft enige invloed op het kalkgehalte
- hoog gehalte aan kali en magnesium in het gras
De benutting van de kalk wordt hierdoor minder
hoeveelheid bodemvocht
Door droogte neemt het kalkgehalte toe en de fosforgehalte af.
(zie tabel 1)
- bemesting (zie tabel 1)
Tabel 1
Bodemvocht in pet. bij N-bemesting
Kalk fosfor
30 12,9 1,1
60 10,1 1,5
100 83 1,5
Droogte en bemesting op het gehalte aan kalk en fosfor
De kalkopname uit het voeder wordt ook bepaald door een aantal
faktoren.
- kalkgehalte van het rantsoen
- behoefte van de dieren aan kalk
- aanwezigheid van vitamine D
De Nederlandse veehouderij die voor een belangrijk deel ex-
portprodukten voortbrengt, heeft alle belang bij een vrij han
delsverkeer en bij het voortbestaan van een Europees land
bouwbeleid. Erger dan de Europese Gemeenschap is geen Ge
meenschap. De lage prijsvoorstellen uit Brussel, gewikkeld in
monetaire aanpassingen, bieden de landbouw echter nauwelijks
houvast.
Dat zijn enkele konklusies uit een betoog dat drs. M.L. de Heer,
sekretaris van het Landbouwschap, op 5 januari jl. heeft ge
houden tijdens de jaarlijkse zuivelkonferentie van de
N.C.B.T.B.
Drs. M.L. de Heer sprak in Nijkerk tijdens de zuivelkonferentie
over aktuele zuivelvraagstukken in de Europese Gemeenschap.
Het getij ziet er voor de Nederlandse veehouders niet al te best
uit. Toch blijft de veehouderij ondanks alle EG-moeilijkheden
aangewezen op een vrij handelsverkeer. Spreker vindt dat be
rekeningen noodzakelijk zijn, die aangeven in welke mate de
prijzen omhoog moeten om het boereninkomen in de pas te
brengen met andere inkomens buiten de landbouw. De zoge
naamde objektieve rekenmethode wijst voor dit jaar op een
noodzakelijke prijsverhoging van 4,2%. Gelet op de prijsvoor
stellen van de Europese Commissie - een gemiddelde verhoging
van 2% - moet het voor de vakbonden en konsumentenorgani-
saties duidelijk zijn, dat de landbouw met Brusselse prijzen niet
in de watten wordt gelegd.
Wijzend op de moeilijkheden in de Europese geldsfeer noemde
drs. De Heer de devaluaties van de Engelse, Franse en Italiaanse
valuta, welke een gunstige uitwerking hebben gehad op de res-
pektievelijke nationale landbouwprijsniveaus. Daarom liggen
de Brusselse prijsvoorstellen ook beneden het objektief bere
kend percentage van 4,2%.
Spreker wijst op de Europese prijzen die door monetaire ver
wikkelingen worden vertroebeld. De financiering van zoge
naamde monetaire kompenserende grensbedragen dient vol
gens drs. De Heer door de EG te blijven geschieden. Hierdoor
wordt voorkomen, dat de lidstaten per produkt verschillende
monetaire korrekties toepassen en aldus een zuiver nationaal
prijsbeleid voeren.
Bij rantsoenen waarin voornamelijk graslandprodukten voorko
men zal gezien de gemiddelde kalk en fosforcijfers, niet snel te
wejnig kalk en/of fosfor worden gevoerd. Bij afwijkende groei-
omstandigheden (tabel 1), afwijkende voederwinningssystemen
en bij rantsoenen met vrij veel gedr. pulp, aardappelen, snijmais,
bieteblad en/of andere mineralenarme produkten, heeft bere
kening van kalk en fosfor zeker zin.
Ook bij hogere produkties moeten we rekening houden met een
hogere behoefte. Voor de kalk en fosforbehoefte houdt men wel
jaar-behoeften aan. Tot zekere hoogte kan dit, doch er zijn
aanwijzingen dat sommige problemen (zoals moerziekte) te
maken heeft met de hoeveelheid kalk in het rantsoen op een
bepaald moment. t
Wat de melkheffing betreft blijkt niemand gelukkig te zijn met
deze EG-maatregel, die tot 1980 ingesteld is. Moeilijkheden bij
het opleggen van de melkheffing in andere EG-landen mogen
onze veehouders niet ontmoedigen.
Gundelach maakt zwakke start
Spreker denkt gunstiger over de zogenaamde niet-leverings-
premies die voortgezet dienen te worden.
De Nederlandse veehouderij zal de druk op de Europese markt
kunnen weerstaan als de konkurrentiepositie wordt versterkt.
Daarvoor zal de Nederlandse overheid volgens drs. De Heer
lasten van het bedrijfsleven moeten overnemen en kostenverla
gende investeringen moeten bevorderen. Samen met de zuivel
industrie zullen de veehouders moeten nagaan hoe de vraag en
het aanbod beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Drs. De
Heer vindt dan wel, dat de Nederlandse veehouderij enige
"overdruk" kan hebben omdat de reeds bedongen afzet anders
afgestaan wordt aan producenten in andere landen.
"Erger dan EG is geen EG"
bij N.P.K.-bemesting
kalk
fosfor
8,0
1,5
6,5
3,5
63
4,2
15