Het gebruik van plastic-folie gaf meer opbrengst D oor de heer J J.H. Willems (student L.H.) Bewaring en voorbehandeling van pootgoed P ootgoed waarop nog niets van kiemgroei te zien is' is minder geschikt om te poten. Trage opkomst is het gevolg. Bovendien worden de zich traag ontwikkelende kiemen gemakkelijk aan getast door microorganismen. D e aardappelen worden los, in bakjes of in zakken bewaard bij een temperatuur van 6-8 graden C. H et pootgoed wordt in bakjes, kisten, zakken of los bij 2-4 graden C bewaard. Kort voor het poten d.w.z. 3-7 dagen al naar gelang de kiemlust, wordt een warmtestoot gegeven van 18 A 20 graden C. Als er witte puntjes zichtbaar worden stoppen met opwarmen. D e Stichting Nederlandse Uien-Federatie (SNUiF) heeft haar jaarverslag 1976 gepu- bliceerd. Hierin wordt melding gemaakt van een groot aantal aktiviteiten. E r werd ook nagegaan wat het effekt is van loofverwijdering bij zaai-uien. De bedoeling is om de loofmassa grotendeels te verwijderen, waardoor de velddroogperiode drastisch be kort kan worden, of zelfs helemaal kan verval len. Later bleek dat alle uien of die nu gemaaid waren op 5 of 10 cm hoogte een prima be- waarkwaliteit hadden. De resultaten van de proef dekken volledig de reeds opgedane er varingen dat door het afmaaien van het loof; rooien en oprapen in.één werkgang mogelijk is. De maaihoogte tussen de 5 en 10 cm boven de bol was uit oogpunt van kwaliteit nog net aan vaardbaar. E r werd ook een proef aangelegd met vroege zaai-uien. Het zaaien en het folie aanbrengen gebeurde op dezelfde dag. Er werd eerst tegen onkruid gespoten met propachloor naar 11 liter H et aantal kiemen dat aan een knol tot ontwikkeling komt, hangt af van de fysiologische toestand waarin de knol zich bevindt als de kiemgroei begint. Bij een natuur lijke ontwikkeling en ook bij "warme" bewaring begint de kiemgroei in de periode van de topspruitdominantie. Er komen dan slechts één of enkele topspruiten tot ont wikkeling. Als deze niet verwijderd worden, belemmeren ze de ontwikkeling van meerdere kiemen. Jaarverslag SNUiF '76 Enkele methodes zijn: Zo is er o.a. een gebruikswaarde-onderzoek gedaan bij zaaiuien. Hiervoor werden 57 kweekprodukten aangeboden. Na een meerjarig onderzoek op diverse eigenschappen wordt dan een gebruikswaarde advies verstrekt. Bij de zaaiuien voldeden twaalf kweek produkten niet aan de gestelde eisen, zodat die niet meer voor deelname aan de prak tijkproeven werden uitgenodigd. Bij een beoordeling op wintervastheid van winteruien bleek dat alle aangeboden buitenlandse rassen minder wintervast waren dan Zwijn-, - drechtse Pootui, doch ze waren wel 4 5 weken eerder plukrijp. Tijdens een proef met groeiregulator werd vastgesteld dat gezien het redelijk efTekt op de lengtegroei en de slechts geringe opbrengstderving een dosering van IVi 1 Ethrel A in 600 liter water per ha veruit de meest geschikte toepassing bleek. Plastic-folie laag. Merkwaardig was dat onder het plastic de ij proeven met de toepassing van folie om minimumtemperatuur steeds 1 2 graden lager de teelt van vroege uien nog meer te vervroe- was dan van de onbedekte grond. Daarentegen gen werd getracht om de opbrengst bij een lagen de maximale waarden 1 tot 8 graden ho- vroege oogst zo hoog mogelijk te laten zijn. De ger dan bij onbedekte grond. Het voordeel van prijs moet het bij vroeg geoogste uien goed- plastic folie kwam duidelijk aan het licht, zoals maken, want de opbrengsten zijn vaak nog de tabel weergeeft. Aantal uitgelopen uitjes per 1.5 m2 op vier verschillende tijdstippen na het planten. Plantdatum (p) Gemiddeld aantal Uitgelopen uitjes aantal dagen onder plastic Onder Plastic Onbedekte grond p 29 4.6 0.4 p 33 69.5 20.1 p 36 89.8 40.4 p 40 126.0 92.0 Zaai datum 19-3 30-3 Objekten Folie verwijderen op: A. Onbehandeld (onbedekt) - (p 0) - (p 0) B. Plastic folie 24-5 (p 66)24-5 (p 55) C. Plastic folie 10-6 (p 83) 10-6 (p 72) D. Plastic folie 17-6 (p 90) 17-6 (p 79) zaaitijdstip aantal dagen waarop het gewas met folie afgedekt is geweest. p De met folie bedekte proefpercelen gaven een hogere opbrengst dan de onbedekte perceel tjes. De resultaten van het onderzoek zijn hoopgevend en rechtvaardigen een voortzet ting. Rooien en oprapen in één werkgang Er werd een loofdodend middel uitgeprobeerd op verzoek van een Israëlische firma. Na de bespuiting stierf het loof in vijf dagen geheel af. Door toepassing op een gewas met 30% afge storven loof kon de oogst twee weken ver vroegd worden. Op 70% afgestorven loof was het effekt veel minder groot, omdat de natuur lijke afsterving even snel verliep. De bespui tingen hebben de opbrengst en de bewaar- kwaliteit niet beïnvloed. Op het gebied van de onkruidbestrijding werd weer heel wat uitgeprobeerd. Het betreft hier vaak nieuwe produkten die dan op proefbasiS worden getest. Oogstbeschadiging voorkomen! werd een onderzoek verricht naar het voorko men van oogstbeschadigingen. Hij deed hier voor de volgende aanbevelingen Het op rooimachines met een grote valhoogte machine-grond aanbrengen van een glijgoot. Enkele veelgebruikte machines hebben thans een valhoogte van lm. Door het voor de opnameketting monteren van een aangedreven rubber bandje of haspel wordt bereikt, dat de uien gemakkelijker met de band "meelopen". De snelheid hiervan dient gelijk te zijn aan die van de opvoerband. Het op de juiste hoogte afstellen van de zij transporteur (zwanenhals). Deze moge lijkheid wordt in de praktijk onvoldoende be nut. Bij het laden zorgdragen dat eerst een zgn. "heuveltje" ontstaat. Hiermee wordt bereikt dat slechts een klein gedeelte van de uien rechtstreeks op de bodem van de wagen valt. Om de zelfde reden moet bij het in de bewaar plaats brengen de stortbak niet geheel worden leeggedraaid. Belangstellenden die het volledige jaarverslag wensen te ontvangen kunnen kontakt opnemen met de SNUiF, Hoflaan 34, Middelhamis, 01870-2307. Het bleek ook dat het onkruidbestrijdingsmiddel Bladex weinig werkzaam was onder het plastic folie. Er kwam op lange duur zelfs zoveel onkruid tevoorschijn dat de groei van de uien erdoor werd gehinderd. Ontwikkeling plantuitjes 1 ma; Links: plantgoed afgedekt met ind na de plantdatum. folie. Rechts: plantgoed onbedekt. per ha. Het gebruikte folie (fabrikaat Oerlemans) had een breedte van 1.70 m, een dikte van 20 mi cron en perforaties met een gezamenlijke op- Het aanbrengen pervlakte van 5% van de totale folie-opper vlakte. Er werd op twee tijdstippen gezaaid, t.w. half maart en eind maart. Op de met folie afgedekte objekten verliep de n de folie opkomst sneller dan op de onbedekte grond. Bovendien was het opkomstrendement onder het folie beter 9% t.o.v. onbedekt). De folie is op drie tijdstippen verwijderd. Schema van verwijdering van folie in de veldproef met zaai-uien. Het is mogelijk om het stadium van de spruitdominatie als het ware over te slaan door het pootgoed koud (2-4 graden C) te bewaren tot deze periode voorbij is. Meestal is dit na 1 februari het geval. Hierna wordt het pootgoed blootge steld aan hogere temperaturen. Er zijn dus twee methoden om meer kiemen per knol te krijgen: le "warm" bewaren (6-8 graden C) en de topspruit ver wijderen zodra deze verschijnt. 2e "koud" bewaren (2-4 graden C) tot na de periode van topspruitdominantie en dan blootstellen aan hogere temperaturen. Voorkiemen De ogen moeten op zijn minst los zijn (beperkt voorkiemen). Het is ook mogelijk om het pootgoed zodanig te behandelen dat zich stevige kiemen van 1 k 2 cm ontwikkelen. Een dergelijke methode geeft een snellere start dan bij beperkt voorkiemen. Dit is vooral van belang indien het gewas de be schikking heeft over een korte groeiperiode. Dit is het geval bij de teelt van pootgoed, vroege konsumptieaardappelen of bij teelt op gronden die in het voorjaar laat zijn (b.v. koude en natte grond). Ook bij gebruik van zwak pootgoed is een dergelijke ontwikkeling van de kiem zeer belangrijk. In bovenstaande ge vallen zal goed voorgekiemd meestal een hogere opbrengst ge ven dan beperkt voorgekiemd pootgoed. Heeft het gewas de beschikking over een lange groeiperiode dan geeft pootgoed, dat beperkt voorgekiemd is, vaak een hogere opbrengst. Het hieruit gegroeide gewas houdt in de regel langer vol, waardoor het beter van de nagroei kan profiteren. A. "Warm" bewaren en voorkiemen De opslag vindt plaats in een glazen poterbewaarplaats of in een geventileerde ruimte. In januari wordt de topspruit verwijderd en worden de aardap pelen in bakjes gedaan. Verdere kieming wordt zo veel mogelijk tegengegaan door ventileren, belichten en omzetten van de bakjes. Als de ogen eind februari/begin maart niet opnieuw uitgelopen zijn, worden de poters tot 15 A 20 graden C opgewarmd. Zodra de ogen goed los zijn, stoppen met opwarmen. Zolang er nog groot gevaar voor nachtvorst bestaat moeten de aardappelen binnen opgeslagen blijven. Er moet dan wel gezorgd worden voor zoveel mogelijk ventilatie en licht. Als het grootste gevaar voor nachtvorst geweken is kunnen de bakjes het beste buiten gezet worden voor de afharding. Bij eventuele nachtvorst moeten ze afgedekt worden. Om een regelmatige afharding te verkrijgen moeten de bakjes regelmatig omgezet en omgestort worden. Bij de teelt van zeer vroege konsumptie aardappelen streeft men veelal naar weinig stengels. Het pootgoed wordt eveneens "warm" bewaard. Als de kiemen ca. 1 xh cm lang zijn, worden de bakjes in het licht geplaatst. Er wordt in dat geval niet afgekiemd. B. "Koud" bewaren en voorkiemen B ij deze methode wordt het pootgoed 2-4 graden C bewaard. Eind februari/begin maart worden de aardappelen in bakjes geplaatst en opgewarmd tot 15 20 graden C. De verdere behandeling is hetzelfde als onder A. Als er ondanks de koude bewaring toch topspruiten gevormd worden moeten deze verwijderd worden. Bovengenoemde met hode wordt veel toegepast bij de teelt van middelvroege kon sumptieaardappelen en bij de pootaardappelteelt. C. "Koud" bewaren en beperkt voorkiemen (witte puntjes) Grote partijen kunnen beter niet in één keer opgewarmd wor den, in verband met mogelijk oponthoud bij het poten. Treedt bij het poten stagnatie op b.v. met slecht weer, dan moet het pootgoed of teruggekoeld worden tot 5 6 graden C of in de schuur of buiten geplaatst worden. Het pootgoed moet dan zo worden opgesteld dat er volop licht en lucht bij kan. Het tijdstip van de warmtestoot is van veel belang voor het aantal kiemen dat zich ontwikkelt. In de regel is het zo, dat hoe later in het seizoen deze wordt toegediend des te groter het aantal kiemen wordt. Dit kan voor sommige rassen leiden tot een te groot aantal kiemen met als gevolg een te fijne sortering. Om dit euvel te vermijden wordt ook wel voorgekiemd zonder warmtestoot. In dit geval wordt het "koud" bewaarde pootgoed 4 a 6 weken voor het poten in het daglicht geplaatst. Hetzij binnen, hetzij buiten. Wel moet er weer gezorgd worden voor voldoende licht en ventilatie. De onder C genoemde methode wordt veelal toegepast bij de teelt van normale konsumptieaar dappelen en aardappelen voor de verwerkende industrie. (Bedrijfsvoorlichting Zuid-Holland).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 8