©ube lïoerberijen
3(n Heelanb
betijen
Een boerderij in
TERVATEN te Kloetinge. IJ,seldi'k
D it is met de schuur in de lengte verbonden
en heeft een grondoppervlak van ca. 8'^xlO
meter. Het wekt al bij de eerste aanblik de
indruk van een respectabele ouderdom te zijn.
Afgezien van een aanbouwsel tegen de ooste
lijke smalle gevel- hetgeen eens om praktische
redenenen werd aangebracht- is bedoelde ge
vel toch het meest interessante gedeelte van de
buitenzijde van de landbouwerswoning. Men
moet zich voorstellen, dat oorspronkelijk op de
plaats van genoemde aanbouw de voordeur net
twee treden toegang tot de woning gaf. Een
gang was daarachter niet aanwezig. Men viel
om zo te zeggen met de deur in huis. Rechts van
de deur was en bevindt zich nog, een klein
kelderraam(zie foto...). Betreedt men van bin
nen af deze kelder, dan kan men vasstellen, dat
deze niet al te groot is, ongeveer manshoog in
het midden van het gewelf. Er bevinden zich
D eze is steeds van gemengde aard geweest.
Inclusief het jongvee bestaat de veestapel uit
ongeveer 30 stuks. Voorheen waren steeds mi
nimaal twee paarden op de boerderij werk
zaam. De grootte is thans 22 hectare, waarvan
een overwegend deel uit weilanden bestaat. In
vroegere perioden was het bedrijf wat groter en
beliep de totaal in gebruik zijnde oppervlakte
bouwen weiland soms ongeveer 80 gemeten.
H oewel er niet aan te twijfelen valt, dat het
hoogliggende terrein in Tervaten reeds eerder
gebouwd was, is de eerste bewoner, waarvan
we weten, dat hij er een agrarisch bedrijf voer
de aanwezig omstreeks en wellicht nog iets
vóór 1580. Dat was
Dit landbouwbedrijf ligt aan het eind van de Tervatenseweg, op het punt waar» de
Breedeweg in de zgn. "Bijganck" uitkomt. Deze laatste vormt een kleine inspringende
bocht ter hoogte van de boerderij. De boerderij is duidelijk op een hoger liggend gedeelte
in het gebied gelegen. Naar alle zijden loopt dit af, zodat men zou kunnen denken aan een
terp, welke in later tijd wat afgevlakt is. Toch is het hoogteverschil vooral ten noorden en
noordoosten nog opvallend, terwijl op korte afstand in het wat lager liggend terrein aan de
genoemde zijde een min of meer dichtgegroeide waterloop op de boerderij als een mogelijk
restant van een gracht omgeeft. De indruk van een mogelijk in oude tijden te verdedigen
punt dringt zich min of meer op. Ook andere feiten,waarop we hierna terugkomen,
versterken die gedachte. Dat de terreinverhoging, waarvan hier sprake is, ook in het verre
verleden aanwezig was, blijkt uit de hiervoren al genoemde binnenwaartse bocht van de
weg. De hoogte met Jaarop de boerderij of een ouder bouwwerk, moet er dus al aanwezig
zijn geweest toen de Bijganck werd aangelegd. Wanneer dat plaats vond in het duister
gehuld. Een ander opmerkelijk feit omtrent dit kleine hoge terrein is, dat het tot de
"vronen" van de ambachtsheer behoorde en daarover dus geen geschot aan de graaf
verschuldigd was. Deze "vronen" bestaan al sedert de vroeger middeleeuwen. Dikwijls was
daarop de woonplaats of de hofstede van de ambachtsheer in de middeleeuwen gevestigd.
Of dit echter hier toen al het geval was, is uit schriftelijke bronnen niet bekend.
constateren wederopbouw het gevolg van be
doelde verwoestingen zou zijn geweest. Het
staat namelijk vast, dat de zgn. IJselsteen om
streeks 1600 reeds werd gebruikt, terwijl uit de
gevonden gegevens omtrent de eigenaren-
zoals hierna zal worden vermeld- het bestaan
van de hofstede in de 16e eeuw is aan te tonen.
Wat verder het inwendige van de woning be
treft, staat vast, dat daarin voorheen diverse
soorten oud-hollandse muurtegels waren aan
gebracht. Ze zijn door verval (b.v. vochtige
muren en/of bouwkundige wijzingen door an
dere muurbekleding vervangen, doch diverse
exemplaren zijn bewaard gebleven, zowel van
vroeg-17e eeuwse tegels met geklemde afbeel
dingen (bloemen en dieren in blauw, geel en
groen) en latere met blauwe motieven, daar
naast andere waarin ook de kleur paars voor
komt. Naar gelang van dikte, kleur en afbeel
dingen kon worden vastgesteld, dat tussen 1600
en 1800 tegelwanden in de woning aanwezig
De zeer oude dwarsgevel van het huis. (Jammer van de aanbouw).
lange zijwand aan de weg is in steen uitge
voerd, evenals de korte vrije achtergevel.
Oorspronkelijk waren deze wanden van hout,
doch op den duur zo vervallen, dat vernieu
wing noodzakelijk werd, hetgeen dan door
vervanging in steen geschiedde. De andere
lange schuurzijde is van hout en vertoont bo
ven de twee stel dubbele deuren een verhoogde
dakrand, die vooral vroeger noodzakelijk was
om de hoge voeren met hooi, stro en diverse
landbouwprodukten naar binnen te kunnen
Het woonhuis.
nog een klein aantal donkerkleurige plavuizen
onder aan de trap. De eigenlijke plavuizen-
vloer is verwijderd en elders in het woonhuis
benut. Deze zijn bruin geglazuurd.Niet elke
oude boederij heeft zijn griezelverhaal, maar
deze wel. Er zou namelijk eens onder de kel
dervloer een menselijk geraamte gevonden
zijn.Dit is niet meer te bezichtigen, al was het
alleen maar door de later aangebrachte beton-
vloer. Het blijft dus een vage historie. Meer
werkelijkheid is de enorme dikte van de muur
op kelderraamhoogte. Deze meet niet minder
dan 75 cm., hetgeen zelfs voor een eeuwenoude
boerenwoning wel zeer uitzonderlijk is. Wan
neer men daarnaast nog verneemt, dat bij
aanleg van waterleiding, e.d. op korte afstand
van deze gevel-en ook elders-oude funderings
gedeelten zijn gevonden van oude moppen
(bakstenen van ca 27x12x7 cm) dan is de ver
leiding sterk de fantasie de vrije loop te laten.
We doen dat niet, maar mogen wel conclude
ren, dat we ons hier op sedert vele eeuwen lang
bewoond gebied bevinden, hetgeen niet op
vallend is als we weten, wat bij onderzoekingen
in het centrum van Kloetinge aan het licht is
gekomen omtrent zeer vroege bewoningspe-
rioden. (zie o.a. B.Oele. betr. bewoningsge-
schiedenis van Kloetinge in Historisch Jaar
boek voor Zd. en Nrd. Bev.1975- pag. 7 e.v.).
De hierboven bedoelde gevel bestaat tot op
halve hoogte uit zeer oude bakstenen van ver
schillende afmeting en kleur. Men ziet er
vooral aan de zijkanten aangebrachte repara
ties en het meest opvallende is, dat het gedeelte
van halverwege de bovenste ramen tot in de
gevelpunt geheel gemetseld is met jongere 17e
en 18e eeuwse kleine zgn. IJsselsteen. Ook de
zijgevels zijn daarmee vrijwel geheel opge
trokken, afgezien van gedeelten op de hoe
ken. Daarbij kan nog worden opgemerkt, dat de
kapconstructie van het dak (zichtbaar op de
zolder) eveneens van jongere datum is dan het
genoemde oudste muurgedeelte, zodat de con
clusie van een gedeeltelijke herbouw of wede
ropbouw voor de hand ligt. In bepaalde ge
schriften o.a. de zgn. Tegenwoordige Staat-deel
18- van 1751 is vermeld, dat Kloetinge in 1572
grotendeels werd platgebrand door de rebellen
of Watergeuzen - en dat wel tot tweemaal toe.
Het zou ons niet verwonderen, indien de nu te
8
waren.In het omliggend terrein (afvalputten)
werden in latere tijd van vele tegels brokstuk
ken gevonden. Ook aardewerkscherven en en
kele complete zgn. Baardman-kruiken getuigen
van bewoning omstreeks de 16e en 17e eeuw.
De landbouwschuur.
D eze is met het woonhuis verbonden en
heeft een oppervlakte van ca.35xl2'/2 meter. De
rijden. Het dak aan bedoelde zijde heeft nog
een rietbedekking, hetgeen aan de wegzijde
niet meer het geval, is. Daar is het rieten dak
vervangen door golfplaten, hetgeen- hoe prak
tisch ook betreurd moet worden. Ondanks deze
vernieuwingen in verschillende vorm, kan
aangenomen worden dat de schuur heel oud is
en die indruk krijgt men vooral in het inwen
dige. Jonger dan drie eeuwen is dit bouwwerk
zeker niet. De indeling van de schuurruimte is
op het gemengde bedrijf ingesteld, met stallen
en voergang in de lengterichting aan de mest-
puntzijde en ruimte voor berging van hooi en
werktuigen in het overige gedeelte. De schuur
is, zoals gebruikelijk, vanuit de woning te be
treden.
De aard van het bedrijf.
De eigenaars
Corn. Dominicus zoon van Dominicus Jansz,
die woonde in de Mónsterhoek te Kloetinge.
Omstreeks 1600 komt hij voor in parochie
rekeningen van Kloetinge wegens schade aan
hem betaald,voor het gebruik van zijn woning
door soldaten (met vrouwen en kinderen.) Ook
andere bewoners kregen hiervoor vergoedin
gen.
Cornelis Dominicus was een lid van het ge
slacht, dat later o.a. in Kapelle, Yerseke, We-
meldinge, 's-Gravenpolder, Hoedekenskerke
en Baarland aanzien verwierf. Genoemde
Cornelis Dominicus was schepen van Kloetin
ge van 1586 tot 1621, vanaf 1622 was hij schout
aldaar. Hij moet zijn overleden vóór het jaar
1629. Zijn echtgenote vonden we nergens ge
noemd. Uit zijn huwelijk sproten 4 dochters en
een zoon Jan, die later op een hofstede te We-
meldinge woonde. Zij worden genoemd in een
testament van 1585 van Cornelis, zwager Geert
Jansz., bakker te Goes. Dit testament werd
geopend op 23 januari 1596.
De overloper van Kloetinge over het jaar 1600
noemt in "De hoek benoorden Tervaten" en
kele percelen van resp. 2 gem. 264 R. en 0.197 r.
(vroon), waarop de hoeve staat en nog andere
in diverse hoeken, in totaal ca. 15 percelen,
welke door Dominicus worden bewerkt. In
1601 komt in het Quohier der Schouwen
(schoorstenen) van Kloetingen Cornelis Domi
nicus voor met "'t Huys, het Neerhuys en sijn
Ovenkeete". Een flink bedrijf dus, dat we vanaf
die tijd steeds kunnen vervolgen. In 1607 en
1614 is het grondgebied, behorende bij de hof
stede nog toegenomen en worden ook eigen
dommen genoemd in De hoek voor Potmans
Wegeling, eveneens Benoorden en tenden den
Breenweg en in "de hoek Bezuiden den
Breenweg".
In 1628 worden dan genoemd Cornelis Domi
nicus.' Wed. Hijzelf moet dus in dat jaar of wat
eerder zijn overleden. Zijn gronden worden nu
gepacht door Geert Jacobse, die ook een per
ceel bewerkt van Reynout de Bastert (bastaard)
van Brederode, die we omwille vah zijn nadere
naamsaanduiding noemen.
Detail van het oude huis, met links het opkamerraam en het Jkleine keldervenster.