W.
AMBACHTSLIEDEN
DIE VERDWENEN
De suikerbakker
W
W ij gaan nu eens zien wat er allemaal nodig
was om een babbelaar te maken. Ik wil mij
bepalen tot de ulevel. U kent ze nog wel, het
bijna vierkant afgeplatte snoepje. De bereiding
hiervan vond nl. volgens een vast schema
plaats. Er werd gewerkt met diverse kleuren
mengsels. Logisch dat de kleurstof daarvoor te
voren in het mengsel werd verwerkt. De gang
van zaken was als volgt: eerst werden twee
mengsels wit gekookt, dan één geel, vervolgens
één oranje en tenslotte een rood mengsel. Men
deed daarvoor een hoeveelheid suiker, glucose
en water in de ketel. Intussen was de kachel
flink opgepord en snorde er lustig op los. De
eerste tijd was er constant toezicht bij de be
reiding nodig. De suikerbakker of zijn hulp
moesten met een houten spaan voortdurend in
het mengsel roeren tot dat het kookte. Wanneer
de verdamping begon was dit niet meer nodig
en bestond het toezicht op het aflezen van 'de
thermometer. Voor de bereiding van ulevellen
was deze temperatuur 113 graden afgelezen op
de alkoholthermometer van Rè-aumur.
D,
De gareel en zadelmaker
R eeds vele eeuwen kennen wij paarden. Toen wij ze echter als trekdier gingen gebruiken moesten
zij worden opgetuigd. Onder het begrip tuig verstaat men alle riemen en koorden (strengen)
waarmede een paard wordt toegerust om te trekken. Een gareel met tuig was nodig om het dier zijn
arbeid te laten verrichten. Voor het maken en leveren van een gareel met het daarbij behorend tuig
was men aangewezen op de gareel- en zadelmaker. In zijn werkplaats maakte men die en verkocht
daar tevens halsters, strengen, zwepen, roskammen en wat dies meer zei.Niet op elk dorp van ons
voormalig eiland vond men zo'n vakman, maar in onze goede stad waren er meerdere. Het gareel is
een ovaal gevormd halsjuk dat in hoofdzaak van leer is gemaakt en werd opgevuld met roggestro en
varkenshaar. Tegenwoordig verbouwt men hier geen rogge meer. Zou U dus nu een nieuw gareel
willen laten maken moet U zelf hiervoor zorgen.
W ij zullen eens zien wat er allemaal nodig is
om een gareel voor ons trekdier te maken. Daar
ging nogal het één en ander aan vooraf. De
paarden hebben nl. niet allemaal dezelfde
schoft omvang. Het werd dus op maat ge
maakt. De gareelmaker was echter een sekuur
man, die niets aan het toeval overliet. Hij ging
eerst naar de boerderij om bepaalde maten van
het dier vast te leggen. Daartoe had hij de be
schikking over een buigzame houten maatstok,
die in Amsterdamse duimen - een oude leng
temaat van 2.5. cm. - was verdeeld. U moet zich
dat meten niet voorstellen zoals men bij U
maten vastlegt voor het maken, van een cos-
tuum naar maat bij Uw kleermaker. Het waren
vaste gegevens die hij bij de opbouw van zijn
werkstuk niet kon missen. Met deze maten op
zak, kon hij teruggekeerd in zijn werkplaats,
aan de slag. Hij besefte zeer goed dat het een
passend gareel voor het dier moest worden.
M.
W at voor gereedschap had onze gareelma
ker nodig om zijn werkstuk te kunnen maken.
Wij troffen in zijn werkplaats o.a. aan: een
werktafel waarop alles werd voorbereid; een
gareelblok en een naaispaan. Het gareelblok
was een hardhouten blok, hoog 0.90 en breed
0.70 m. - In het midden daarvan bevond zich
een uitsparing, waarin een houten wig werd
geplaatst. Het blok diende om het gareel de
juiste pasvorm te geven. Al naar behoefte werd
bij dit vormen met een houten handhamer de
wig in het blok gedreven. Het vormen duurde
enige uren.
M.
W
N.
Oude beroepen
C. Leeuw
Zierikzee
e leven nu in een tijd dat wij met de komende feestdagen weer extra verwend worden met allerlei
lekkers. Het leek mij niet onaardig een artikel te wijden aan het oude vak van de suikerbakker. Het
is een beroep dat voorzover mij bekend niet meer wordt uitgeoefend. Zeer zeker een reden om aan
dit oude handwerk aandacht te besteden en te zien hoe het in zijn werk ging voor het produkt bij ons
als genotmiddel wordt genuttigd. De suikerbakker dreef meestal zijn zaak alleen, een éénmans zaak
dus, die bij tijd en wijle in de drukte van de feestdagen enige hulp van derden had. Door veel uren
schappelijk te werken en de nodige properheid in acht te nemen kon hij een goed produkt maken en
afleveren.
In de werkplaats:
ij willen eens zien, hoe de babbelaars uit
grootmoeders tijd, die zo lekker waren en nu
ook weer te koop zijn, werden gemaakt. Om dit
produkt te maken moest men over de nodige
recepten beschikken en er was ook gereedschap
voor nodig. Wij kijken daarom eersi eens rond
in de werkplaats van de suikerbakker. Er stond
een dubbel stel schragen waarop ijzeren platen
lagen van plm. 2,5 bij 1,5 m. Deze schragen
waren zodanig opgesteld dat zij van alle kanten
bereikbaar waren en er genoeg ruimte tussen
was om de ketel suikerdeeg veilig uit te kunnen
gieten op deze platen. Hierop pasten weer ij
zeren ramen, de zg. stanzen, voorzien van ruit
jes en gemaakt naar het model van de babbe
laars. Aan de voor- en zijkanten zaten opklap
bare handvatten om ze vast te grijpen. Voor dat
het verhitte suikerdeeg op deze plaat werd ge
goten plaatste men langs alle randen ijzeren
staven, ook wel linialen genoemd. Deze waren
nodig om te voorkomen dat het suikerdeeg van
de plaat op de vloer stroomde. Men trof daar
ook een aantal kleine met de hand bediende
machines aan, t.w. een steekjes - of brokjes
machine; een machine waarin allerhandse
snoepjes en suikerwerk gevormd werden, 'n
toffee- of karamel-machine en een walsmachi-
ne. De werking van dit machine park-Jioef ik U
niet uit te leggen. Het eindprodukt dat uit deze
machines kwam werd simpel gevormd, maar
het was lekker. Wij kennen ze nog wel de sui
kerbeesten. groot en klein, in diverse vormen
en kleuren waarin vaak de dierenwereld werd
uitgebeeld. In onze jeugd vonden wij ze in de
tijd van de Goedheilig Man in onze schoen als
wij 's morgens beneden kwamen.
Figuurplanken waarop spekulaas poppen ge
maakt werden.
Voor het vormen van deze suikerbeesten waren
er een grote hoeveelheid houten vormen aan
wezig, die onze bakker bij de hand had. Het
waren uit twee delen bestaande plankjes waar
in een figuur was uitgespaard en het suikerdeeg
werd gegoten. Aan de muur van de werkplaats
hing een stevige van roestvrij staal gemaakte
haak, de zg. trekhaak. Hieraan vond het trek-
werk plaats. Dat ging als volgt in zijn werk. De
warme deegbonken werden om deze haak ge
slagen. Na wat afkoeling trok men er met ge
weld aan waardoor ze de vorm van een streng
kregen. Door ze met de hand een bepaalde
dikte te geven waren ze dan geschikt om in de
brokjesmachine verwerkt te worden. Daaruit
verscheen dan het eindprodukt in de vorm van
een kaneel- of pepermunt babbelaar. Ook de
gestreepte brokjes werden op deze manier ge
boren.
In het stookhok naast de werkplaats stond een
grote met vuurvaste stenen beklede kolenka-
chel, die met cokes werd gestookt. Hierop stond
een emaille kookketel of pan waarin bij volle
belasting 13 kg suikerwerk bereid kon worden.
Babbelaars maken
Deze thermometer hing heel simpel boven de
ketel aan een touwtje dat aan de zolder was
vastgemaakt. Wanneer het mengsel gaar was
werd het van het vuur genomen en op de platen
uitgegoten. Te voren had de bakker de linialen
gesteld. Daarna werd vlug de stand op de uit
gespreide brei gedrukt. Mede door de zwaarte
van het raam zakte dit vanzelf in het mengsel
en kwamen onze ulevelletjes tot stand. Dit
proces vond voor dit soort babbelaar dus nog
vier keer achter elkaar plaats. Elke plaat lever
de een netto hoeveelheid van 7 kg op, zodat er
35 kg werd geproduceerd. De ulevellen werden
daarna opgeborgen in blikken dozen van 5 kg
of wel in glazen stopflessen, die elk 2 Va kg
suikerwerk konden bevatten.
Vervoer
e vorm van vervoer van het produkt naar
de winkelier verschilde in die tijd nog al wat
zoals wij het kennen. Onze suikerbakker be
schikte n.l. over een kruiwagen waarmede hij
zijn waar bezorgde bij zijn klanten. Ik hoop dat
U door middel van dit artikel enig inzicht hebt
gekregen hoe men in vroeger tijd de Zeeuwse
babbelaars, ulevellen, kaneel- polka en
stroopbrokken of hoe zij verder te boek staan,
werden bereid. Het was geen gering werk dat er
aan verricht moest worden. Het kostte veel in
spanning om alles op tijd te klaren tijdens het
warme kookproces in de betrekkelijk kleine
werkplaats. Ik heb dan ook weinig suikerbak
kers gekend die de omvang hadden van de
bakker uit "den soete suickerbol". Deze hield
zich dan ook alleen bezig met het bakken van
bijzondere bollen voor bijzondere personen.
Ook het bakken van spekulaas was vroeger
handwerk dat in het klein werd bedreven. Dit
vak is nog niet uit ons gezicht verdwenen, want
veel warme bakkers zijn hier specialisten in en
maken heerlijke lekkernijen.
ijzeren mondstuk (het gebit) dat in de mond
van het paard werd geschoven en achter de
kiezen een plaats vond. Aan het mondstuk
werden de leidsels bevestigd. Onder de paar-
denkin bevestigde men de kinketting. Op
Schouwen-Duiveland en Walcheren sprak
men van kimketting. In andere delen van ons
land was deze benaming weer anders.
Was dit niet zo, dan hinderde dit het beest bij
het werk. Hierdoor kon de schoft opengaan
met alle gevolgen van dien. Bij schoftletsel
moest soms de dierenarts er aan te pas komen.
Was het nog van ernstiger aard dan kon het
beest niet werken. Dit was een strop voor onze
agrariër, wat hem bovendien geld kostte. Als
hij maar over één paard beschikte moest hij
geholpen worden door zijn buurman. Dit was
in het drukke seizoen geen pretje; eerst maakte
deze zijn eigen werk af voordat hij hulp bood.
Een andere oplossing werd nog wel gevonden
door het werk door derden te laten uitvoeren.
De heer C. Leeuw, te Zierikzee heeft zich
verdiept in een aantal beroepen die men
tegenwoordig niet meer aantreft.
Hierover heeft hij een aantal korte arti
kelen geschreven, waarvan wij er nu een
tweetal publiceren.
en onderscheidde open- en gesloten gare
len. Ik bepaal mij tot laatst genoemd type. Aan
het gareel bevonden zich een aantal hulpmid
delen, die te voren door zijn bondgenoten (de
smid en de wagenmaker) waren gemaakt en nu
voor direkt gebruik bij hem in de werkplaats
klaar lagen. De door de Wagenmaker geleverde
essen klippels vormden de basis voor het ga
reel. Hiervoor waren er twee nodig. Op elk
daarvan werd aan de voorkant een ijzeren
plaat geschroefd, de slotplaten. Deze platen
waren aan de onderkant van een haak en oog
voorzien, waarmede het gareel open en dicht
werd gedaan. Men noemde dit het slot. Het was
een simpel onderdeel dat een dagelijkse funk-
tie had bij het in- en uitspannen van het paard.
Bij het aanschuiven van het gareel waarmede
het inspannen of wel het optuigen aanving, was
het slot open. Bij de daarop volgende hande
ling, wanneer het gareel was gedraaid, moest
men niet vergeten het slot dicht te doen. Het
gareel wordt nl. met de onderkant naar boven
aan de nek van het paard geschoven en dan
omgedraaid. Daarna kon men het tuig op zijn
plaats brengen. Dit bestond uit leren kokers
(hozen) waarin zich de strengen bevonden. Het
tuig was ook voorzien van een rug- en buik
riem. Dit waren vrij brede verstelbare leren
riemen die met een gesp gesloten werden.
Tenslotte deed men het dier het leren hoofdstel
de z.g. toom om - die vaak van oogkleppen
waren voorzien. Aan de toom bevond zich een
De naaispaan was een beuken houten klem en
had de vorm van een pincet, het had een lengte
van plm. l.OO.m. - Het werd gebruikt om het
leer van het hoofdstel, het gareel en het tuig te
bewerken.
De gareelmaker was dan gezeten op een bankje
en hield de spaan met beide benen klem. Tot
Adspirant zadelmaker demonstreert met dé
naaispaan een reparatie.
zijn gereedschap behoorden ook een repen - en
kantensnijder en een kanthout. Natuurlijk
ontbraken de nodige elzen en het gepekte
draad niet.
et dit gereedschap bij de hand volgen wij
onze vakman bij zijn arbeid. Het kussen voor
de schoft werd uit één stuk leer gemaakt en
nadat het was opgevuld en bijgeklopt in de
juiste vorm gevouwen. Als dit gereed was werd
het met leren trekbanden met spijkers op de
klippels vastgemaakt. Daarna werden de trei-
ten (leren lussen) op maat gezet. Hiervoor be
stond een vaste stelregel. Als het paard een
normale schoftomvang had, bedroeg de af
stand van de onderkant van het gareel tot de
treit, één en twintig cm. Bij niet normale
schoftomvang werd van deze maat afgeweken.
De treiten dienden om de strengen vast te
houden, die met houten knevels aan het gareel
werden geklemd. Op beide slotplaten werden
leren lappen gespijkerd, dit waren de slotlap-
pen. Voor de versiering werden nikkelen nagels
gebruikt. Aan de kopzijde van het gareel (het
boveneind dus) werd het zgn. handleer aange
bracht. Het was een omwoeld stuk soepel leer,
het diende om het gareel vast te kunnen hou
den. Een handdikte daaronder bevond zich de
kruin. Dit was een eveneens omwoeld stuk leer
dat oorspronkelijk in rode kleur werd uitge
voerd. Het diende voor de stevigheid van het
gareel en tevens om de klippels bij elkaar te
houden.
ij keren nu het gareel om en zien dat on
der de kruin een stevige leren rechthoekige lap
was aangebracht. Dit noemt men de waterlap.
Zij diende ter bescherming om bij regen het
inwateren te voorkomen. Ér werd enige ver
siering op aan gebracht in de vorm van een
dubbele cirkel met sterretje. Deze sterretjes
werden er met een fabrieks drevel nauwkeurig,
zoals het een goed vakman betaamt, met de
hand ingeslagen. Vanaf de kruin werden een
aantal leren riemen gespijkerd om het geheel
stevig te maken en het onderlinge verband te
behouden. Aan het handleer werd ter weers
zijden een katrol gehangen, die met een
schroefoog in het hout werd gedraaid. Hier
door werden de leidsels geleid die naar het
hoofdstel liepen en waardoor het paard de be
velen van zijn geleider moest opvolgen.
a een werkzame dag van 12 a 13 uren was
het gareel kant en klaar. De kosten van het
keurig naar maat gemaakte werkstuk bedroeg
rond de eeuwwisseling en ook nog enige tijd
daarna zo rond de 7,50, uiteraard zonder
belasting toegevoegde waarde. Zou U deze
week bij de gareelmaker opdracht geven een
nieuw gareel te laten maken voor uw werk
paard,zou U dit minstens/ 300,— kosten. Deze
opdracht zou hem toch wel de nodige zorg
kosten omdat de daarvoor nodige hulpmidde-
4en van de smid niet meer geleverd kunnen
worden. De gareelmaker heeft nu de bakens
moeten verzetten en is o.a. overgegaan op het
herstellen van zadels en tuigen van luxe'paar
den e.d. Hij moet verder zijn gewin verdienen
in de huishoudelijke sektor, welke werkzaam
heden nauwelijks zijn beroep raken. Ondanks
dat dit oude ambacht in ons land bijna niet
meer wordt uitgeoefend zijn enkele oud Ne
derlandse gezegden nog wel in gebruik.
Zo spreekt men van: iemand in hetzelfde ga
reel spannen, d.w.z.: hem aan het werk zetten,
en
in hetzelfde gareel lopen waarmee men dan
bedoelt dat ze nauw aan elkaar verbonden of
altijd samen zijn.
14