Het beplante erf, beschutte haven in een zee van ruimte - D e open polderlandschappen zijn als zeeën van ruimte waarin kleine mensen als nietige scheepjes rondvaren. De boer als zeeman. Beiden hebben ze gemeen het verlangen naar de grote ruimte en de uitdaging van het onvoorspelbare. Voor beiden geldt ook de behoefte aan het weerzien van een kustlijn en het aankomen in een veilige haven. Die veilige haven is voor de polderman, de boer, zijn erf met huis en schuren. Het is zijn beschutte, voelbare en op menselijke maat gebieden thuis in een soms al te lege ruimte. De erfbeplanting rondom woning en gebouwen speelt hierbij als vormgevend en sfeer bepalend element een essentiële rol. Zij vormt het kader waarbinnen een aangenaam woon-werk- en ontspan ningsklimaat ontstaat. D e oude cultuurlandschappen worden onder meer gekenmerkt door erven die de sporen dragen van een voormalig gebruikspatroon. H et persoonlijk erfgebruik bepaalt nadruk kelijk de vormgeving en indeling van de erf beplanting. Een veehouder met behoefte aan kuilruimte voor wintervoer richt zijn erf anders in dan de akkerbouwer met een groot machi nepark. De een stelt prijs op een scheiding tus sen wonen en werken terwijl een ander daar minder aan hecht en liever ruimte maakt voor H et begrip, erfbeplanting is een vlag die een zeer verscheiden lading dekt. Bomenrijen, struwelen, singels, hagen, bosjes en combina ties van het een met het ander zijn verschillen de variaties op het thema erfbeplanting. Een erfbeplanting gaat meestal van start als een struiken gezelschap in een gevarieerde sa menstelling. Soms zijn daar direkt bomen doorheen geplant. Soms niet en dan moeten c.q. kunnen de bomen uit het gemengde strui kengezelschap voortkomen. De samenstelling van het gezelschap bepaalt in hoge mate welk soort erfbeplanting te zijner tijd het resultaat zal zijn. Dat resultaat kan bestaan uit veel hoge bomen met daaronder een dunne doorzichtige D O Oude tuinbouwgebieden herstruktureren Landbouwschap wil bijenteelt stimuleren Dï Mfl^FoW DB WFoFofC Vroeger en nu Beplanting werd aangebracht om er in de vorm van geriefhout de vruchten van te plukken, doornhagen hielden het vee op de hun toebe deelde plaats en hoogstam vruchtbomen zorg den voor een appeltje voor de dorst. De over blijfselen van dit tafereel dragen in de vorm van oude solitairbomen, fraaie struwelen, hoogstam boomgaarden, knotwilgen e.d. be langrijk bij tot de leefbaarheid van de erven en de schoonheid van het landschap. Ze zijn onvervangbaar en voor hun instandhouding mag een hoge prijs worden betaald. De jongere polders en verkavelde gebieden zijn in vergelijking met het oude landschap, wat beplanting betreft, spaarzamer bedeeld. Uit een oogpunt van bedrijfsvoering zal dat in veel gevallen niet nadelig zijn. Uit een oogpunt van bewoning en leefbaarheid is het bepaaldelijk een verarming. Gelukkig blijkt echter steeds meer dat een goede en op maat gesneden erfbeplanting een efficiënte bedrijfsvoering niet in de weg be hoeft te staan. Integendeel. Meer en meer wordt er gebruik gemaakt van regelingen om in en buiten verkavelingsverband met aantrekke lijke subsidies een passende beplanting te ver werven. Bewoners en landschap varen daar beiden wel bij. Een passende beplanting struikbeplanting of juist een dichte struikbe planting met weinig bomen of overgangen tus sen beide mogelijkheden. Om het juiste gezel schap samen te kunnen stellen moeten we vooraf weten wat voor soort erfbeplanting ons uiteindelijk voor ogen staat. Eiken worden bomen een aparte fruit-moes of siertuin of een ge deelte reserveert voor het houden van wat kleinvee. De erfbeplanting geeft het kader aan waarbin nen de verschillende aktiviteiten plaatsvinden. Door voor iedere aktiviteit duidelijk de ruim telijke behoeften te formuleren kan er een "op maat gesneden" erfbeplanting ontworpen worden. Naast gebruikstechnische aspekten spelen met name ook klimatologische faktoren en verlangens met betrekking tot meer of min der beslotenheid een belangrijke rol. Hoge bomen vangen veel wind nder de leden die deel uit kunnen maken van het gezelschap dat aan een erfbeplanting gestalte geeft, zijn er een aantal die tot boom kunnen uitgroeien: eiken, populieren, essen, esdoorns en wilgen zijn daar voorbeelden van. Die soorten waaruit later bomen voortkomen noemen we de hoofdhoutsoorten. Andere soorten behouden een meer struikachtig ka rakter en blijven lager, meidoorn, sleedoorn, hazelaar, hondsroos e.d. behoort tot deze cate gorie. Deze struikachtigen worden voorname lijk als randbeplanting en voor struweelachtige singeltjes toegepast. Daarnaast kennen we ook nog het zogenaamde vulhout. Het vulhout verleent slechts tijdelijk haar diensten. Het wordt aangepland om de overige soorten wat te beschermen en te stimuleren. Heeft het die taak volbracht dan kan het worden weggekapt of in struikvorm als onderbeplanting fungeren. Een uitgesproken voorbeeld van een vulhout- soort is de els. De verhouding tussen aan te planten hoofd houtsoorten, vulhout en struiken bepaalt in hoge mate het latere beplantingsbeeld. Welke soorten voor het een of het ander geko zen worden hangt af van de plaatselijke groei plaatsomstandigheden, de landschappelijke kenmerken en persoonlijke voorkeuren. Goed uitgangspunt W illen de verschillende leden van het ge zelschap hun rol in de erfbeplanting met verve kunnen spelen en daarbij op elkaar kunnen inspelen, zodanig dat er een beplanting ont staat die zowel letterlijk als figuurlijk voldoen de om het lijf heeft, dan dient daarvoor vol doende ruimte te worden gemaakt. In het al gemeen geldt hoe ruimer, des te groter de mo gelijkheden. Maar waar met ruimte gewoekerd moet worden is voor een volwassen erfbeplan ting een rijdikte van 5 een goed uitgangspunt. Verzorging: een vierjaren plan. e verzorging van een erfbeplanting valt te omschrijven als een vierjaren plan. Rekening houdend met het feit dat iedere beplanting verschillend is en dat groei, houtsoortenkeuze en het gewenste eindresultaat tot een voor iedere beplanting specifiek beheer leiden, kunnen de volgende richtlijnen als globale leidraad worden gezien. De eerste jaren beperkt het onderhoud zich tot bestrijding van het ergste onkruid en het in boeten van niet aangeslagen planten. Dan komt in ongeveer het vierde jaar de eerste dunning er aan. Vulhout en struiken worden om de ander afgezet. In de soorten die tot boom moeten uitgroeien wordt een eerste selektie gemaakt. Zijn er direkt bomen in de singel ge plant, dan wordt daaromheen ruimte gemaakt en wordt de boom als boom opgesnoeid. On geveer om de vier jaar wordt de dunning her haald, struiken en vulhout om de ander afzet ten, in de hoofdhoutsoorten de bomen selekte- ren en de aangeplante of geselekteerde bomen tot boom opsnoeien. De ove rheid doet een duit in het zakje O, 1 mdat een erfbeplanting bijdraagt tot de schoonheid van het landschap doet de overheid wat de kosten betreft graag een flinke duit in het zakje. Voor een goede erfbeplanting valt een aanzienlijke subsidie te verwerven. Inlichtingen daarover zijn te verkrijgen bij op dit terrein werkzame bedrijven en de diensten vên het Staatsbosbeheer. De adressen daarvan zijn: Zeeland: Landbouwcentrum, Westsingel 58, Goes, tel. 01100-16440. N.-Brabant: Rijkslandbouwcentrum, Prof. Cobbenhagenlaan 225, Tilburg. Tel. 013-678755. Jn de oude glastuinbouwgebieden doen zich grote problemen voor met betrekking tot de ontsluiting en het ruimtegebrek voor de ontwikkeling van economische gezonde bedrijven. De Cen trale Cultuurtechnische Comrtiissie heeft een advies uitgebracht om de oude glastuinbouwgebieden te herstruktureren. In een brief die het Landbouwschap onlangs aan de minister van Landbouw heeft gezonden, wordt het advies van de Cen trale Cultuurtechnische Commissie door het georganiseerd landbouwbedrijfsleven van harte ondersteund. In het advies voor herstrukturering worden o.a. de volgende maatregelen aanbevolen: een aanpassing van de regeling voor bedrijfsbeëindiging en de regeling afbraak van economisch verouderde glasopstan den voor de betrokken gebieden. - de aanwijzing van deze gebieden tot aankoopgebied van de Stichting Beheer Landbouwgronden (SBL) en tijdelijk be heer van deze gronden door SBL. toepassing van de beschikking afkoop potentiële toedelings rechten voor deze gebieden. herstruktureringscommissies die voor de betreffende gebie den de herstrukturering plannen en begeleiden. Voor de stimulering van de bijenteelt in Nederland heeft de Europese Commissie (het dagelijks bestuur van de Europese Gemeenschap) een eenmalige bijdrage van ongeveer 223.500,— beschikbaar gesteld. Het Landbouwschap volgt het advies van de afdeling Bijenteelt om het genoemde bedrag een kollektieve bestemming te geven. Tijdens de openbare bestuursvergadering van het Landbouw schap op woensdag 7 december 1977 is ingestemd met de voor gestelde besteding van de Brusselse bijdrage voor de Neder landse bijenteelt, na goedkeuring van het ministerie van Land bouw. Na het vervallen van de premie voor de denaturering van voe dingssuiker voor bijen heeft Brussel een eenmalige bijdrage van 2,5 miljoen rekeneenheden beschikbaar gesteld voor de bevor dering van de bijenteelt. Van dit bedrag is 223.535,- bestemd voor de Nederlandse bijenteelt. De afdeling Bijenteelt van het Landbouwschap heeft voorge steld het bedrag te besteden voor een aantal projekten die ge richt zijn op voorlichting ten behoeve van de bijenteelt.-In dat verband zijn door de afdeling genoemd een instruktiefilm, met goede filmapparatuur, schriftelijke instrukties en voorlichtings materiaal en een objekt voor de Stichting "Proefbijenstand Ambrosiushoeve". Het bestuur van het Landbouwschap heeft deze voorstellen overgenomen en zal opdrachten geven voor de uitvoering ervan. Brussel heeft als voorwaarde gesteld, dat de bijdrage vóór 15 september 1978 besteed moet zijn. De rente zit op het ogenblik flink in de lift. Enkele weken geleden verhoogde de Nederlandse bank het disconto en dat betekent duurder geld voor degene die het moet opnemen. Vorige week besloten de grote handelsbanken in ons land op de uit staande credieten een extra rente te zetten van 1%. De banken zeggen dat de marge die ze hadden bij het uitzetten van geld zo klein was geworden dat ze tot deze handelswijze genoodzaakt werden. Er is sprake van een zeer krappe geldmarkt. Dat komt omdat er bij het publiek een grote vraag is naar bankpapier, geen ongewoon verschijnsel in de maand december. Verder schijnen er grote belasting betalingen gedaan te moeten worden en is de internationale geldmarkt er ook schuldig aan dat er een krapte is ontstaan op de geldmarkt. In de eerste helft van dit jaar was er veel geld beschikbaar en de rente liep geleidelijk terug. Daarna is het behoorlijk veranderd en deskundigen houden het er op dat we weer wel eens een periode kunnen krijgen met wat men noemt "duur geld". Geen prettig vooruitzicht voor degene die het nodig heeft voor zijn investeringen. Toch heeft de ervaring geleerd dat de rentestand niet zo bar veel invloed heeft op de beslissing om investeringen te doen. De algemene economische situatie en de verwachtingen die men hieromtrent heeft, zijn veel belangrijker in dezen. Het is te hopen dat het nieuwe kabinet wat dat betreft voor voldoende vertrouwen zal kunnen zorgen. We lazen dat er groepen zijn in onze samenleving die hiervan wel wat verwachten en dat kwam de vorige week van een zijde waar van men dat niet zo gauw zou denken. Een voorzitter van een vakbond zei de loononderhandelingen in de bedrijfstak voor de hout- en bouwwereld met vertrouwen tegemoet te zien omdat er een regering met de VVD zal komen. Volgens deze bondsbe- stuurder zal een dergelijke regering de ondernemers weer ver trouwen geven op een betere ondernemersklimaat en hierdoor zag hij ook een wat soepeler houding met betrekking tot het c.a.o.-overleg wel zitten. Zo zien we maar weer dat men aan veel dingen een uitleg kan geven zoals men dat zelf wil. Ondertussen blijven er de zeer grote problemen rond de werke loosheid en zijn er bijna dagelijks berichten over verslechtering van de arbeidsmarkt nu en in de toekomst. Er zijn ook nog altijd berichten over de gewenste verkorting van de arbeidstijd die in dezen soelaas moet bieden. We lazen echter ook dat in kringen van de vakbonden de twijfel gaat toenemen over het effekt van een verkorting van de arbeidstijd. Vroeger was korter werken altijd te danken aan toeneming van de welvaart, nu zou het moeten gaan om een eerlijker verdeling van het beschikbare werk en dat is een heel ander gegeven. Ir. H. Vredeling, het lid van de Europese Commissie te Brussel vertelde dezer dagen dat er thans in de EEG zes miljoen werklo zen zijn. In sommige landen is reeds 10% van de beroepsbevolking zonder werk. Het gemiddelde ligt op 5,7% in de EEG landen. Wat dat betreft neemt Nederland nog een gunstige positie in, ook al denken we soms dat het anders is. In ons land is namelijk op dit moment 4,3% van de beroepsbevolking zonder werk. In de jaren 1980 tot 1982 zullen er binnen de EEG nog eens anderhalf tot twee miljoen extra arbeidsplaatsen gevonden moeten worden omdat het aantal jongeren dat beschikbaar komt voor het ar beidsproces zoveel groter is dan het aantal mensen dat gepen sioneerd wordt. Textiel industrie en scheepsbouw zijn de sekto ren waar nationaal en in EEG verband gezien de grootste klappen dreigen te vallen in de komende jaren ten aanzien van de werk gelegenheid. anneer we al deze dingen horen en op ons in laten werken dan kunnen we onder de indruk komen van de enorme problemen die er zijn in deze wereld en ook in ons land. We hopen dat de regering die er thans gevormd zal zijn, voldoende inzet zal kun nen krijgen om deze aan te pakken. Het is ook duidelijk dat we als tuinders in deze wereld waarin zoveel in beweging is, niet kunnen doen alsof er rondom ons niet aan de gang is. Het kan een veilig gevoel geven om niet verder te kijken dan de neus lang is, maar de werkelijkheid is dat we wel degelijk hebben te maken met de ontwikkelingen op nationaal en internationaal niveau. De Nederlandse tuinbouw beeft een goede naam en ze heeft ook in haar veilingen een machtig apparaat om datgene wat wordt geteeld tot waarde te brengen. Ook van de zijde van de regering en de EEG is daar al heel wat aan gedaan. Concentratie van het aanbod is op grote schaal doorgevoerd in deze sektor. Het Centraal Bureau wees er dezer dagen op in haar officieel orgaan "Groenten en Fruit". Voor nieuwbouw, uitbrei ding en outillage verbetering van de Nederlandse groente- en fruitveilingen is in de periode van 1969 tot heden rond 51 miljoen gulden aan subsidie ontvangen. Hiervan was ongeveer 42 miljoen gulden afkomstig uit Brussel en de rest kwam van de Nederlandse overheid. Met ingang van 1979 komt er een nieuw systeem van subsidie verlening door Brussel. Per land moeten specifieke pro gramma's per sektor worden vastgesteld en wat daar binnen dan gebeurt, komt voor subsidie in aanmerking. In verband hiermede heeft het bestuur van het Centraal Bureau van de Tuinbouwvei lingen voor de tuinbouwafzetsektor een ontwerpprogramma vastgesteld. Bij het profiteren van de steun welke er mogelijk is zal overigens veel afhangen van de mate waarin de tuinders op zich bereid zijn te komen tot plaatselijke en regionale samen werkingsvormen. 19

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 19