Melkleiding in grupstallen
H
D
'c5
Bijdrageregeling
boerderijverplaatsing
H et is belangrijk dat bij de aanschaf van
melkleiding op twee belangrijke onderdelen
wordt gelet en wel de capaciteit van de va-
cuumpomp en de diameter (doorsnee) van de
melkleiding.
H et zal duidelijk zijn dat het aantal melk
stellen dat aangeschaft wordt, afhankelijk is
van de bedrijfsgrootte. Een richtlijn hiervoor is
te vinden in tabel II. Bij gebruik van vier en
meer melkstellen door een persoon is het aan te
bevelen om hulpapparatuur aan te schaffen.
C
D e regeling is van toepassing, indien het gaat om boer
derijverplaatsing om redenen van openbaar nut, derhalve
een algemene regeling. Dit in tegenstelling tot de bijdra
geregeling boerderijverplaatsing binnen ruilverkavelingen,
die van toepassing is in het kader van het plan van toede
ling bij ruilverkavelingen. Op deze regeling wordt in dit
artikel niet nader ingegaan.
C.R.A. Tilburg
Ing. A.C.S. van Hooydonk
et is geen nieuws als we zeggen dat binnen enkele jaren de melkbussen op de boerderij
plaats moeten maken voor de koeltank. Deze ontwikkeling heeft voor een aantal bedrijven
grote consequenties.
Vele vragen komen hierbij naar voren zoalsi "Hoe krijg ik de melk vanaf de koeien in de
tank"?
In onderstaand artikel wil ik, op een van de vele mogelijkheden die hiervoor zijn wat dieper
ingaan, n.l. de melkeiding op de grupstal.
hele rij tegelijk in een schuine stand gedraaid
waardoor de bereikbaarheid van de uier opti
maal wordt.
Boxen en buiswerk worden gedraaid d.m.v. een
hydraulisch pompje.
Bij deze methode bestaat het los- en vastmaken
van de koeien dan ook alleen in het af- of
aanhaken van de ketting achter de koeien.
Ook het Rijholmsysteem kan zowel bij nieuwe
als bij bestaande grupstallen ingebouwd wor
den in combinatie met drijfmestroosters.
De melkleiding wordt hierbij achter boven de
koeien geplaatst.
De melkleidinginstallatie
De vacuumpomp moet een capaciteit hebben
van 60 liter lucht per min. per melkstal plus 150
liter lucht als algemene reserve.
Voor de leiding is er een norm vastgesteld voor
de inwendige diameter, die afhankelijk is van
de lengte van de leiding, de aansluiting op de
luchtafscheider en het aantal melkstellen. (zie
tabel I).
Bij de aanschaf van melkleiding dient men er
dan ook terdege rekening mee te houden dat er
misschien later enkele melkstellen bij komen
zodat dan de pomp als de leiding daarop is
aangepast.
Het aantal te gebruiken melkstellen
Mogelijkheden hiertoe zijn: melkstroomindi
catoren d.w.z. apparatuur die op een of andere
wijze aangeeft wanneer de koe uit is. Iedere
melkmachineleverancier heeft op dit gebied
wel iets.
Genoemd kunnen worden: melkstroommeters,
lichtsignalering (en of geluid) het tweeva-
cuumsysteem en het automatische stoppen op
de rustslag.
Daarnaast is er voor de grupstal al half- en
volautomatische afname apparatuur. Alle ge
noemde apparaten worden in de praktijk al
gebruikt en men kan wel zeggen met tevre
denheid.
Het melken
e voorkeur gaat uit naar een methode die
bij het I.VO. reeds lang is beproefd. Het werk
patroon hierbij is als volgt: Eventueel kracht
voer verstrekken (koek geven direkt voor 't
melken of wat brok vooraf in de voergoot).
Voorbehandelen en direkt aansluiten en niet
'meer namelken. Hierdoor wordt melkafgift
bevorderd en de looplijnen verkort.
Bij schone uiers van de koeien heeft een droge
voorbehandeling met gebruik van voldoende
schone droge doeken de voorkeur.
De grupstal die zomer en winter te gebruiken is
als mclkplaats
Er van uitgaande dat de verkaveling van het
bedrijf zodanig is dat de koeien ook in de zo
merperiode op deze grupstal gemolken kunnen
worden, dan is het bij 20 koeien en meer al
gauw rendabel melkleiding aan te schaffen.
Een probleem in de zomer is echter het steeds
weer vastzetten en losmaken van de koeien
vóór en na het melken. Het vastzetten aan
stalpalen, hangkettingen of keerbuizen is nogal
bewerkelijk. De praktijk heeft dan ook al de
oplossing gevonden door een buis met haken
boven de voergoot te plaatsen om zo de koeien
één voor één vast te zetten met halsband of
kopriem. Het los maken kan dan door het
draaien van deze buis voor een hele rij koeien
tegelijk gebeuren.»
Toe his dit ook niet het ideale systeem omdat
het vast zetten per koe nog vrij veel tijd vraagt.
In de winter wordt deze buis weer vervangen
door hangkettingen e.d.
Nieuwe ontwikkelingen op dit terrein zijn:
Het zelfsluitend vastzet hek en het z.g. Rij
holmsysteem.
Bij het zelfsluitend vastzethek zetten de koeien
zich zelf vast zodra ze hun kop tussen twee
"open" staande beweegbare buizen steken.
Doordat dit hekwerk in alle richtingen kan
draaien is het tevens geschikt om de koeien ook
in de winterperiode hier in vast te laten staan.
Door het overhalen van een hefboompje kun
nen de koeien gelijktijdig los gemaakt worden.
Het is dus zomer en winter bruikbaar en vol
doet in de praktijk vrij aardig.
Een geheel nieuw systeem is het z.g. Rijholm
systeem wat thans op enkele bedrijven in ons
land wordt toegepast. Bij dit systeem heeft
iedere koe een afzonderlijke box waarin ze
volledig los staat.
De boxen zijn aan de voorzijde afgesloten door
gebogen buizen en aan de achterkant worden
ze afgesloten door een ketting. Het speenbe-
trappen door de "buren" is hierbij uitgesloten.
Voor het melken worden de koeien over een
Tabel I.
Wijze van aanleg van de melkleiding
Enkel: één leidinq, éénzijdig
aangesloten
Dubbel-Enkel: twee leidingen, elk
éénzijdig aangesloten
Enkel-Dubbel: één leiding' tweezijdig
aangesloten.
Inw.
diam.
melkl.
in mm
34
38
42
46
50
34
38
42
46
50
34
38
42
46
50
Totale lengte van de melkleiding (lengte in m.)
Crupstal
30 40 50 60 80 100 150 200
2
4
4
4
4
2
4
6
2
6
4
6
2
6
8 8 6 4 4
- 10 8 8 6
- 10 10 8 8
- 10 10
4 2
4 4
6 4
8 6
10 10
4
4
4
6
Arbeidsprestatie bij melken op grupstal met melkleiding
Werkmethode
PI M3
torn M3,4
PI M4,5,6
Bedrijfsgöootte
20-40
25-50
40-60
Koeien/uur
30
35
40-50
Installatie
melkleiding
melkleiding
melkleiding hulpapp.
Melkleiding... minder en gemakkelijker werken
Ir. H. M. Smets
De verplaatsingsregeling geldt voor de akkerbouw, rundvee
houderij, intensieve veehouderij en gekombineerde bedrijven.
De intensieve veehouderij echter met uitzondering van de
pluimveehouderij. Als algemene voorwaarde geldt, dat ver
plaatsing zowel agrarische als niet-agrarische belangen moet
dienen. Hiermee wordt bedoeld dat de bedrijfsuitoefening ter
plaatse (bebouwde kom met name) niet kan worden verbeterd
en tevens dat niet-agrarische belangen door de verplaatsing
worden gediend (bij voorbeeld verbetering woonomstandighe
den en verkeersveiligheid). Voor de intensieve veehouderij kan
dit vooral aan de orde zijn, indien zich ter plaatse problemen
voordoen in verband met de Hinderwet en deze problemen door
verplaatsing weggenomen kunnen worden.
Voorwaarden
B edrijven met intensieve veehouderij kunnen voor de ver
plaatsingsregeling in aanmerking kómen, indien o.a. aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
- De ondernemer moet voor eigen rekening het bedrijf uitoe
fenen en tevens het hoofdberoep in de landbouw hebben.
Eveneens kunnen rechtspersonen (nv's en bv's) onder be
paalde voorwaarden voor de regeling in aanmerking komen
alsook verpachters, mits betreffende pachter het hoofdbe
roep in de landbouw heeft en een pachtovereenkomst voor
tenminste 12 jaar is aangegaan.
- De nieuw te stichten bedrijfsgebouwen moeten aan bepaalde
eisen voldoen, zoals voldoende kapaciteit, minimale uitrus
ting, geen batterijen voor biggen of kippen bevatten. Voorts
moet er o.a. gezorgd worden voor een Hinderwetvergunning,
alsook onttrekking van de bestaande gebouwen aan het ge
bruik voor de landbouw. De oude gebouwen mogen vrij
gekocht worden; de opbrengst daarvan wordt niet op de
subsidie in mindering gebracht.
- De afstand tussen het bestaande en nieuwe bedrijfsgebouw
moet, gemeten over de openbare weg, tenminste 1.000 m
bedragen, tenzij hiervoor ontheffing verleend wordt.
- Na verplaatsing moet tenminste 55% van de in gebruik zijn
de grond aansluitend aan het nieuwe bedrijfsgebouw liggen.
Deze voorwaarde is vooral van belang voor de akkerbouw en
rundveehouderij, maar óók voor de intensieve veehouderij
bedrijven indien er tevens akkerbouw of rundveehouderij
uitgeoefend wordt.
- Het bedrijf moet een bepaalde minimale omvang hebben.
Voor bedrijven met intensieve veehouderij zijn er drie mo
gelijkheden om daaraan te voldoen:
1. de bedrijfsomvang intensieve veehouderij is tenminste
100 sbe (standaard bedrijfseenheden)
2. de bedrijfsomvang intensieve veehouderij is tenminste 75
sbe, terwijl de totale bedrijfsomvang tenminste 150 sbe is
3. de bedrijfsomvang intensieve veehouderij is tenminste 40
sbe' waarbij dan tevens sprake moet zijn van minimaal 15
ha akkerbouw of rundveehouderij.
Voor de veehouderij en de akkerbouw geldt de norm, dat de
bedrijfsoppervlakte na verplaatsing tenminste 20 ha be
draagt.
Uitkeringen
oor de intensieve veehouderij zijn de uitkeringen gebaseerd
op het aantal standplaatsen van de dieren vóór de verplaatsing.
Tevens gelden per diersoort bepaalde normbedragen, namelijk:
300,— per standplaats mestvarkens
1900,— per standplaats fokvarkens
600,— per standplaats mestkalveren
900,— per standplaats stieren (inbegrepen
ossen voor de mesterij, jonger dan 24
maanden, die geen mestkalveren zijn).
De uitkering bedraagt nu 30% van genoemde normbedragen,
vermenigvuldigd met het aantal standplaatsen. Ingeval bij
voorbeeld van 350 standplaatsen mestvarkens bedraagt de uit
kering: 30% van 350 x 300,— 31.500,—
Ook voor akkerbouw- en rundveehouderij bedrijven gelden be
paalde normbedragen, op basis waarvan eveneens uitkeringen
van 30% verstrekt worden.
Noodzakelijke kosten in verband met uitbreiding en/of ver
zwaring van het waterleidingnet en elektriciteitsnet worden voor
50% gesubsidieerd. De kosten in verband mét verplichte erfbe-
planting worden voor 80% gesubsidieerd.
Indien men voldoet aan de voorwaarden van de rentesubsidie
regeling is het tevens mogelijk om voor het niet gesubsidieerde
deel van de kosten rentesubsidie te verkrijgen.
Tot slot
Indien de bedrijfsuitoefening ter plaatse (bijvoorbeeld in de
bebouwde kom) moeilijkheden oplevert en men toch de bedrijfs
uitoefening wil voortzetten, kan in sommige gevallen de bijdra
geregeling boerderijverplaatsing oplossing bieden.
Opgemerkt moet echter worden, dat de voorwaarden om voor
deze verplaatsingsregeling in aanmerking te komen nogal zwaar
zijn. Overigens is echter door de minister toegezegd, dat deze
regeling soepel toegepast zal worden, indien verplaatsing een
oplossing kan bieden problemen met de Hinderwet. Indieti men
gebruikmaking van deze verplaatsingsregeling overweegt, is het
van belang dat goed nagegaan wordt, welke mogelijkheden de
regeling biedt en vooral ook aan welke voorwaarden voldaan
moet worden.
Voor nadere voorlichting en advies over een en ander kunt u een
beroep doen op de ook reeds in de voorgaande artikelen ge
noemde voorlichtingskanalen (sociaal-economische voorlich
tingsdiensten).