Agrarisch grondbeleid
koppelen aan het totale landbouwbeleid
E en zinvol agrarisch grondbeleid heeft alleen een kans van slagen indien het wordt geplaatst in het kader van het totale
landbouwbeleid, aldus Ir. David Luteyn voorzitter van het K.N.L.C. tijdens de algemene vergadering van het Koninklijk
Nederlands Landbouw Commité. De K.N.L.C. visie op dit agrarisch grondbeleid voor de komende jaren is gevat in een
aantal maatregelen die zowel direkt als indirekt de grondprijsontwikkeling kan beinvloeden.
T en eerste een doorlopend en intensief onderzoek van het
L.E.I. naar de bewegingen van de grondmarkt, zodat we weten
waarover we het concreet hebben.
W einig goede woorden van de K.N.L.C. voorzitter voor het
op grote schaal toepassen van beheersovereenkomsten. Ik kom
steeds meer tot de overtuiging, zei hij, dat deze beheersove
reenkomsten in de toekomst een geldverspillende illusie zullen
blijken te zijn. Er ligt nu een compleet stelsel van algemene
voorwaarden, voorschriften, rekenmethodes en procedures op
tafel, maar zo vroeg Luteyn zich af, zal er straks nog één boer te
vinden zijn die zal begrijpen hoe de vergoedingen zullen worden
berekend, gezien de zeer ingewikkelde formules die moeten
worden toegepast. Grote vraagtekens plaatste hij ook bij de z.g.
vrije keuze van de boer, de basis van "vrijwilligheid" als het
aankomt op het afsluiten van beheersovereenkomsten.
D e produktieuitbreiding zal in de toekomst geringer zijn, in
bijna alle sektoren, dan eerst was voorzien. Dat betekent dat
meer gestreefd zal moeten worden naar een kostenverlaging dan
naar een produktieverhoging. Ik heb het idee dat die mogelijk
heden die er op het gebied van kostenverlaging op veel bedrij
ven nog zijn worden onderschat. Luteyn dacht hierbij aan het
ontwikkelen van nieuwe rassen en variëteiten, om langs geneti
sche weg de kosten per eenheid produkt te verlagen. Het is van
belang dat het wetenschappelijk en toegepast onderzoek daar
toe over voldoende financiële armslag kan beschikken. Lu
teyn vond dat op die bedrijven waar de opvolger ontbreekt
gestreefd dient te worden naar een situatie waarbij de onderne
mer toch op aanvaardbare wijze aan een redelijk inkomen kan
blijven komen, zonder daarvoor onder barre werkomstandig
heden te moeten ploeteren, of voortijdig gedwongen wordt om
het bedrijf te verlaten. Maar het moet niet zo zijn dat men te
lang op het bedrijf blijft zitten, de jongere ondernemer moet ook
een kans krijgen. De regeling Bedrijfsbeëindiging op Termijn
dient verbeterd te worden.
E igen vermogen vormen op het ouderlijk bedrijf is niet altijd
mogelijk. Luteyn opperde de mogelijkheid dat een jonge on
dernemer, eerst eens een aantal jaren na zijn opleiding elders
gaat werken en zodoende een spaarpot opbouwt. Hierdoor
krijgt hij ook de kans om meer ervaring en een ruimere blik op te
doen. De tijd dat het bedrijf aan twee gezinnen een inkomen
moet bieden kan dan beperkt worden tot een jaar of twee, drie.
Belastingvrij reserveren op een geblokkeerde rekening kan een
veel duidelijkere bijdrage leveren bij de vorming van eigen
vermogen der toekomstige ondernemers. Daarnaast moet de
aflossingsverplichting, desnoods met overheidsgarantie Beperkt
worden. De grondbank moet het recht van terugkoop erkennen.
Als hieraan voldaan is dan moet volgens Luteyn de jonge boer
het met de hem ten dienste staande algemene en speciaal op
hem van toepassing, zijnde beleidsinstrumenten toch kunnen
rooien.... Overigens gaat het er niet om dat iedereen die boer wil
worden van het begin tot het eind door de overheid moet wor
den geholpen.
M et nieuwsgierigheid wordt het resultaat van de studie
Hofstra ten aanzien van belastingmaatregelingen afgewacht.
Intussen dient de zelfstandigenaftrek te worden verhoogd en
ook het percentage van de belastingvrije oudedags reserve. Ook
voor de zelfstandige dient de grens waar beneden geen premie
volksverzekering verschuldigd is op het niveau van het mini
D e moeilijkheden met de voedingsbondvertegenwoordigers
in de P.B.O.'s hebben duidelijk gemaakt, volgens ir. Luteyn dat
het zonder meer gewenst blijft dat de Centrale Landbouw Or-
ganisatie's op een aantal wezenlijke punten de touwtjes in eigen
I n het begin van zijn rede zei Luteyn dat hij bezorgd was over
de konkurrentiepositie van ons land. We prijzen ons de markt
uit. Steeds meer buitenlandse produkten dringen door op de
eigen markt.. De methodes die het kabinet Den Uyl denkt te
weten om verbetering in de ekonomische situatie te brengen,
voeren ons waarschijnlijk nog dieper het moeras en de mist in.
Er wordt gestreefd naar extra koopkracht maar daar schiet je
niet veel mee op als er dingen worden gekocht die niet in Ne
derland worden gemaakt. We moeten toe naar beheersing van
de kostenontwikkeling en verlichting van lasten zowel voor de
industrie als voor de landbouw, dat is stukken belangrijker dan
koopkrachtopvoering en werkeloosheidsbestrijding die te direkt
is gericht. Het blijft dweilen met de kraan open, als de regering
niet op korte termijn maatregelen neemt om de konkurrentie
positie te verbeteren, alle miljoenen of miljarden ten spijt
waarmee men nu denkt de zaak op te lossen. Kunstmatig in-
stand gehouden werkgelegenheid biedt geen oplossing. De
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft gelijk
als die beweert dat het bedrijfsleven daar moet worden versterkt
waar verwacht kan worden dat het meeste winst wordt gemaakt,
waardoor het draagvlak van onze gemeenschappelijke uitgaven
wordt versterkt. Als iedereen werk wil hebben, en ik vind dat dit
een ieders recht is, dan zullen we het moeten zoeken in algehele
werktijdverkorting per werknemer. Het zelfde werk voor meer
mensen.
D e landbouw heeft een belangrijke taak in onze economie. Ze
vormt de basis van zo'n 25% van onze export. Toch wordt op
twee manieren over de landbouw gedacht. Moet er een einde
aan de groei komen, waardoor vanwege een technische stilstand
zoveel mogelijk arbeid behouden blijft, of juist andersom? Moet
de kopgroep afgeremd worden ten gunste van de achterblijvers
en de middengroepen? Moet de landbouw een sociale of een
economische aktiviteit worden?
Algemene vergadering K.N.L.C.
voorzitter Ir. D. Luteyn:
Ten tweede beperking van de onttrekking van agrarische gron
den voor andere doeleinden. Laten we zuinig zijn op de cul
tuurgronden door alleen met de hoogst noodzakelijke claims te
komen. Dan nog zal de landbouw ieder jaar vele duizenden ha
cultuurgrond moeten afstaan.
Ten derde verbetering van de doorstroming van agrarische
gronden door
a. Wijziging in de pachtwet, waardoor
- het verlengingsrecht van de pachter ouder dan 65 jaar
komt te vervallen
- de wettelijke in-de-plaatsstelling van de opvolger wordt
verruimd
de vergoedingsregeling voor pachtinvesteringen wordt
verbeterd
de gekwalificeerde opvolger in familieverband een
pachtrecht wordt toegekend.
b. verbetering van de beëindigingsregeling op termijn, waar
door grond die nog door oudere bedrijfsgenoten wordt vast
gehouden eerder ter beschikking komt voor struktuurverbe-
tering
c. verruiming van de Grondbankvoorwaarden, zowel wat de
oppervlakte criteria als de mogelijkheden van een recht van
terugkoop betreft.
Ten vierde verruiming van het aanbod van agrarische gronden
doör versnelde uitgifte in Zuidelijk Flevoland en het doorzetten
op korte termijn van een aantal inpolderingsplannen.
Ten vijfde beperking van de vraag naar landbouwgrond door
een landbouwkundige toetsing waarbij als criteria gelden:
hoofdberoep landbouw, leeftijd (60 tot 65 jaar), en indien dat
praktisch uitvoerbaar is afstand van het bedrijf. Ir. Luteyn sprak
daarbij de hoop uit dat de landbouworganisaties in Nederland
op korte termijn tot een gezamenlijke beleidsvisie op dit gebied
kunnen komen.
Vrije marktmechanisme bij grond moet blijven
T ijdens de diskussie over het agrarische grondbeleid heeft
men zich binnen het K.N.L.C. laten leiden door de volgende
uitgangspunten:
dat het de voorkeur verdient dat grond in particulier eigen
dom blijft
dat de agrarische produktie blijvend zal plaatsvinden op een
groot aantal zelfstandige bedrijven
dat het van groot belang voor land- en tuinbouw is dat
getracht wordt de grondprijs, globaal genomen, zoveel mo
gelijk in de pas met de algemene prijsontwikkeling te laten
lopen.
Het K.N.L.C. moet niets hebben van wettelijke voorschriften die
de distributie van agrarische grond regelt en daarbij het markt
mechanisme volledig uit zou schakelen.
Het K.N.L.C. streeft er niet naar om tot een prijsverlaging van
de grond te komen gezien de consequenties die dat met name
voor de financieringsbasis voor zeer veel bedrijfsgenoten zou
hebben. Op langere termijn is een met de inflatie in de pas
lopende prijsontwikkeling verreweg het beste.
Bezorgdheid van Den Uyl voor de jonge boer is schijnheilig
T en aanzien van de Grondpolitiek zei de heer Luteyn ernstige
bezwaren te hebben tegen de wijziging van onteigeningswet,
zoals die tijdens de diskussies binnen het kabinet Den Uyl naar
voren kwamen. De waardebepaling die daarbij is overeengeko
men is voor de leek nog nauwelijks te bevatten en zal daarom
zonder twijfel veel werk opleveren aan onteigeningsjuristen.
Essentieel was voor Luteyn de term "gebruikswaarde". In het
oorspronkelijk wetsontwerp wordt daaronder zeer terecht ver
staan, de prijs die in het onderlinge vrije verkeer tussen de
boeren wordt betaald, waarmee de praktijk zich wel kan redden.
Maar zou men kunstmatig de agrarische grondprijs omlaag
drukken, dan zal ook de onteigeningswaarde dalen, waardoor
de overheid en de gemeenten dan goedkoop hun voorkeursrecht
kunnen toepassen.
Als Den Uyl die grondprijs ineens wil drukken, zogenaamd
vanwege zijn zorg voor de jonge agrariër dan doet die wel zeer
schijnheilig aan, ging Luteyn verder.
Al met al is van een agrarisch grondbeleid door de regering nog
niet veel terecht gekomen. De landbouwkundige criteria op
grond waarvan de overdracht van landbouwgrond getoetst dient
te worden moet nog worden vastgesteld. Voorts wordt invoering
van maximumprijzen en een algeheel voorkeursrecht voor
S.B.L., nieuwe stijl mogelijkheid indien na tenminste één jaar na
inwerkingtreding van de wet is gebleken dat een beduidende
ombuiging van de prijsontwikkeling als gevolg van de land
bouwkundige toetsing achterwege is gebleven. Het kan dus ook
meerdere jaren duren. Verder is nog onbekend wat een "be
duidende ombuiging" van de prijsontwikkeling inhoudt.
Grootschalige beheersovereenkomsten een geldverspillende il
lusie
is het wel verantwoord dat op zo'n 100.000 ha de klok min of
meer stil zal worden gezet? Zullen er jonge ondernemers bereid
zijn om onder dergelijke voorwaarden, ook al wordt er een
vergoeding tegenover gesteld, te gaan boeren? Is men niet bezig
van overheidswege om door deze maatregelen tegen de natuur
in te werken? Het meest wezenlijke kenmerk van de natuur is
toch immers "groei en ontwikkeling", zo vroeg Luteyn zich af.
Ook ik ben een groot voorstander van een aantrekkelijk land
schap. Maar naar mijn mening houdt die aantrekkelijkheid
nauw verband met de funktie die het voor de mensen die erin
leven en werken, vervult. Dat kan best eens heel wat anders zijn
dan wat men zich daar op de C.R.M. burelen van voor stelt. De
landbouw zal kritisch, argwanend dé eerste ervaringen die wor
den opgedaan met beheersovereenkomsten bekijken en zeker
niet de grote schaal aanvaarden waaraan de overheid nu al
denkt.
De mogelijkheden tot kostenverlaging zijn nog niet uitgebuit
Een goed pachtbeleid onmisbaar bij bedrijfsovername
"V oor de jonge boer zal gestreefd dienen te worden naar een
overname die financieel verantwoord is en blijft. Het komt
daarbij aan op een redelijke overname prijs van de grond, ge
bouwen en inventaris, het scheppen van mogelijkheden om
reeds vroegtijdig een eigen vermogen te vormen behoort ook tot
een aantal wensen in dit verband.
Ik zie in dit verband het instituut "pacht" bij bedrijfsovername
als zeer belangrijk. De aanpassing van de pachtnormen is daar
om vooral voor de toekomstige boer een belang van de eerste
orde. Derden krijgen daardoor meer animo om in grond te
investeren. Maar ook schept het de mogelijkheid om binnen de
familie tot een voor ieder aanvaardbare oplossing te komen.
Overigens moet dan de opvolger wel wettelijk de mogelijkheid
krijgen de grond op pachtbasis over te nemen.
Jonge boer kan een aantal jaren elders werken
Arie Groeneveld nu zo stil als een muis
muminkomen te worden gebracht. De lastenverlichting bij de
melkveehouderij in het kader van onvoldoende Brusselse prijs-
besluiten dit jaar dient permanent te worden. Ook de akker
bouw dient lastenverlichting te krijgen doordat b.v. de overheid
de keuringskosten voor haar rekening neemt. Overigens toonde
de voorzitter zich tevreden met de steun die de bedrijfsverzor
gingsdiensten van het Ministerie van Sociale Zaken kregen,
waardoor de basis van deze diensten werd versterkt.
Luteyn merkte verder op dat de situatie in de akkerbouw door
de prijsontwikkeling somber is. In de veehouderij is het beeld
iets beter dit jaar. De melkheffing noemde hij een doorn in het
oog, die zo snel mogelijk verwijdert dient te worden. Het is
trouwens wel opvallend dat de Consumentenbond en Arie
Groeneveld nu zo stil zijn. Vorig jaar schreeuwden ze moord en
brand toen de prijzen hoog waren.
De jongeren koersen naar éénheid
hand houden, met name bij het arbeidsvoorwaardenbeleid, het
grondbeleid en het markt- en prijsbeleid. De eenheid van de
Nederlandse landbouw is door de stap van de agrarische jon
geren om te komen tot het Nederlands Agrarisch Jongeren
Kontakt een belangrijke stap in de goede richting gekomen,
vond de K.N.L.C. voorzitter, die één Centrale Landbouw Or
ganisatie in de toekomst gewenst en onvermijdelijk achtte. Het
geeft moed te zien dat de jongeren nog steeds samenwerking en
bundeling van krachten nastreven.
Het economische beleid van het kabinet Den Uyl is dweilen met
de kraan open
Het K.N.L.C. ziet de landbouw als een economische aktiviteit
Wel voor ons, als K.N.L.C. is het 'duidelijk, zei Luteyn, wij
kiezen voor een economische aktiviteit. Als we alleen nog maar
dienen als bezighoudertje, voor zo veel mogelijk mensen en tot
dienst hebben het landschap te stofferen voorzie ik een ineen
storten van onze welvaart en welzijn tot een vooroorlogs niveau.
De overheid dient het economisch aspekt van de landbouw te
steunen, vooral door het verbeteren van de externe en interne
produktie omstandigheden op de bedrijven.
Dat dient aldus te geschieden door een voortgang van het ruil-
verkavelingsbeleid met 40.000 ha per jaar, zonder overdreven
eisen ten aanzien vqn het landschapsbeheer.
Een permanente regeling ter stimulering van de
verbetering en vernieuwing van p.c.werken' bedrijfsgebouwen,
met andere woorden bevordering van een meer geleidelijke
bedrijfsontwikkeling. Misschien zou het op den duur het veel te
selektief werkende rentesubsidiebeeld kunnen vervangen. Uit
gangspunt dient te zijn dat een doorsnee Nederlands agrarisch
bedrijf concurrentie met de E.E.G. collega's aankan. Het markt
en prijsbeleid blijft een belangrijk sluitstuk van land-en tuin-
bouwbeleid, aldus de woorden van de K.N.L.C. voorzitter.
9