Goed ruwvoer goed gebruiken! A an het begin van het stalseizoen doet de veehouder er goed aan zich te bezinnen op de rantsoenen, zoals die dit stalseizoen gevoerd worden. Aangezien bij het rundvee de voeding de belangrijkste kostenpost is, zal getracht moeten worden de optimale produktie te halen met zo laag mogelijke voerkosten. J onger maaien en sneller werken bij de ruwvoederwinning, geholpen door het goede weer, heeft gezorgd voor een uitste kende kwaliteit ruwvoer. T abel II geeft de rantsoenen bij ver schillende hoeveelheden snijmais, gekombineerd met voordroogkuil (gemiddelde kwali teit). De aanvulling is gegeven met krachtvoer van 300 gvre. Daarnaast is ook aangegeven hoeveel eiwitrijke brok van 180 I n Noord-Brabant is dit jaar bij de veelal zware veebezetting op grasland nog veel gemaaid. De opbrengst per maaisnede was niet erg hoog (5 - 7 ton voordroogkuil van 50% ds per ha). Dit is een gelukkige ontwikkeling, omdat bij niet te zware snedes de kwaliteit van de voordroogkuil goed is, de zode minder lijdt en er weer sneller vers weidegras voor de koeien is. Voederbehoefte en voedernormen voor droogstaande koeien A I n de laatste maand van de dracht loopt de voederbehoefte van het kalf op van ca. 1100 VEM tot ca. 2300 VEM per dag. Dit komt overeen met een hoeveelheid voer die nodig is voor de vorming van ca. 3 tot 5 kg melk. Om de koe dan nog wat reserves te laten vormen werd het door genoemde Commissie wenselijk geacht in de laatste maand van de dracht de norm te hanteren U, Ing. J. van Hees, Consulentschap voor de Rundveehouderij en de Akkerbouw te Tilburg Kwaliteit ruwvoer Tabel 1 geeft een vergelijking van de voederwaarde van de voordroogkuil in dit jaar t.o.v. de gemiddelde voederwaarde van voordroogkuil in de afgelopen paar jaren. Tabel I Voederwaarde voordroogkuiien gem. kwal. kuil 1977 per kg produkt ds VEM gve 504 391 58 504 387 60 in de droge stof VEM gvre 775 115 768 119 Veel snijmais eevoederkundig gezien is 't aan te bevelen steeds 't rant soen aan de basis in evenwicht te brengen. Op verreweg de meeste bedrijven in Brabant kalven de koeien het jaar rond af, zodat steeds zowel koeien van 10 als 20 als 30 en meer liter melk aanwezig zijn. Het streven dient derhalve gericht te zijn op een evenwichtig basisrantsoen. ^Veel snijmais, aangevuld met enkele kg voordroogkuil, levert een grondrantsoen van 10 liter melk op energie (VEM-)basis. Bedrijven die méér dan 25 kg snijmais per koe per dag voeren, zullen moeten gaan werken met een eiwitrijke brok. Rantsoenen fvre nodig is om een evenwichtig rantsoen te krijgen. 'abel II Rantsoen Rantsoen 1 2 3 4 5 snijmaiskuil 25 procent ds in kg 6 12 18 24 30 voordroogkuil 50 procent ds in kg 16 13 10 7 4 eiwitrijke brok 300 gvre - - 1 1,5 goed voorltr melk (4 procent vet) 6,5 7,0 7,5 10 11 jongvee Vanaf ongeveer 10 maanden heeft jongvee naast goede voor droogkuil géén krachtvoer nodig. Snijmais in kleine hoeveelhe den naast goede voordroog past goed. Wordt echter meer dan de helft van het rantsoen snijmais, dan zal 0,5 kg eiwitrijke brok bijgevoerd moeten worden. Om dan vervetting te voorkomer zal het ruwvoer beperkt moeten worden. Uit deze tabel blijkt dat, vooral de gvre hoger is dan in voor gaande jaren en de VEM ongeveer gelijk. Hoeveelheid De snijmais is in Noord-Brabant met 18% uitgebreid. De op brengsten zijn gewoon te noemen, met natuurlijk uitschieters naar boven en naar beneden. Het ds-gehalte van de geoogste snijmais, zal dit jaar duidelijk lager zijn dan in de voorgaande jaren. Daarom zal de voederwaarde van de snij- maiskuilen sterk variëren. Het onderzoeken van de ingekuilde snijmais is dit jaar dan ook sterk aan te bevelen. De ruwvoedervoorziening is in Brabant goed te noemen. Weinig snijmais O p bijna alle bedrijven zal komende winter meer of minder snijmais gevoerd worden naast voordroogkuil. Vooral de in passing van snijmais vraagt extra aandacht, omdat snijmais, duidelijk tekort heeft aan eiwit, mineralen en vitamines. Voor droogkuil heeft wel enig overschot van hetgeen snijmais tekort komt. Voor rantsoenen tot 15 k 18 kg snijmais naast voordroogkuil is een krachtvoeraanvulling met standaardbrok A vlot voldoende. Indien meer dan 18 kg snijmais met 25% droge stof per koe per dag gevoerd wordt, dan zal een extra aanvulling van eiwit en mineralen nodig zijn. Goede kwaliteit, hoge produktie - De kwaliteit- van de voordroogkuiien is dit jaar vrij goed. - De ruwvoedervoorraad zal voldoende zijn met na tuurlijk grote individuele verschillen. In - Rantsoenen met 15 - 18 kg snijmais, naast goede voordroogkuil kunnen verantwoord aangevuld 't kort worden met A -brok. - Rantsoenen met 24 kg snijmais of meer zullen slechts goed tot hun recht komen met 2 soorten krachtvoer, n.l. eiwitrijkebrok A-brok. - Rantsoenen met een evenwichtig basisrantsoen van meer dan 10 liter melk zullen zeker vervetting veroorzaken bij de laagst produktieve en droog staande dieren. De droogstaande dieren dienen dan ook zeer zeker apart gehuisvest te worden, zodat aangepaste voeding mogelijk is. Deze dieren moeten gedurende de eerste 6 weken van de droogstand naar de norm voor onderhoud 5 kg melk gevoerd worden en de laatste 2 weken voor onderhoud 4- 10 kg melk. Jongvee vanaf 10 maanden dient bij veel snijmais beperkt te worden in het ruwvoer en 0,5 kg eiwit rijke brok te krijgen. Ir. W.H.J. Lamers Consulentschap in algemene dienst voor Veevoeding O ndanks vele proefgegevens bestond er niet steeds een eensluidende opvatting over het gewenste voederniveau voor droogstaande drachtige koeien. Dit is niet zo verwonderlijk omdat hierbij effekten op korte en lange termijn een rol spelen, terwijl hierbij ook de proefdieren en proefomstandigheden van invloed zijn. Onlangs werd door de Voorlichtingscommissie van het Centraal Veevoederbureau in Nederland, mede aan de hand van literatuurgegevens, de voeding van koeien in de achtste en negende maand van de dracht nader onder de loep te nemen. Voor dieren die bij het droogzetten in normale conditie zijn, worden de wenselijk geachte voedernormen in dit artikel vermeld. Eerste maand van de droogstand an de hand van de groei van de vrucht tijdens verschillende stadia van de dracht kan hiervoor de voederbehoefte worden nagegaan. In de achtste maand van de dracht is voor het kalf gemiddeld ca. 900 VEM per dag nodig. Dit komt overeen met 1 kg krachtvoer, dus evenveel als voor de vorming van ca. 2 kg melk. Als de dieren dan een hoeveelheid voer krijgen die nodig is voor onderhoud plus 5 kg melk kunnen ze ook nog voldoende lichaamsreserve vormen voor de volgende lactatieperiode. Kortom: de C.V.B.-norm voor 5 kg melk met 4% vet kan gedu rende dit stadium van de dracht worden gehanteerd. Deze be draagt ca. 7000 VEM en ca. 700 g vre. Met volop hooi en/of graskuil van gemiddelde kwaliteit wordt de voederbehoefte dan al ruimschoots gedekt. Bij een opname van 10 kg droge stof uit voordroogkuil en/of hooi met gemiddelde gehalten wordt im mers al ca. 7500 VEM en 900-1100 g vre per dag opgenomen. Bij voedering van snijmaiskuil als enig ruwvoer is ca. 7 g droge stof plus 0,5 tot 1 kg eiwitrijke krachtvoer reeds voldoende. Wordt namelijk volop snijmais verstrekt dan is de kans groot dat de dieren te vet worden. Tweede maand van droogstand 14 Droogstaande koeien verdienen ook zeer veel aandacht! die overeenkomt met die voor onderhoud 10 kg melk met 4% vet. Voor de aanpassing van het verteringsapparaat aan het rantsoen dat na het kalven zal worden verstrekt is het ook wenselijk de laatste week van de droogstand minstens 1 kg krachtvoer per dag te verstrekken. De norm voor 10kg melk 4% vet is 9150 VEM en 100gvre. Van volop goede voordroogkuil kan tot de laatste week voor het kalven 11 kg droge stof worden opgenomen. Dit is 9130 VEM en 1320 g vre. Dit houdt in dat bij volop goede graskuil tot dat tijdstipgeen krachtvoer behoeft te worden verstrekt. Bij matige kwaliteit ruwvoer, bijvoorbeeld met 720 VEM en 95 g vre of minder in de droge stof, is echter minstens 2 kg krachtvoer per dag nodig om te voeren volgens de norm van 10 kg melk. Van minder goed kuilvoer wordt immers niet zoveel opgenomen. Uiteraard dient bij een beperkte hoeveelheid ruwvoer ook meer dan 1 kg krachtvoer te worden verstrekt. Voedernorm voor droogstaande koeien in ligboxenstallen X n ligboxenstallen is het moeilijk uitvoerbaar om droogstaande koeien verschillend te voeren. Om praktische redenen werd door voornoemde Commissie daarom voor de gehele droog stand één voederniveau voorgesteld, namelijk de norm voor onderhoud plus 8 kg melk met 4% vet. Indien mogelijk wordt de laatste week voor het kalven ook in deze stallen minstens 1 kg krachtvoer per dag gegeven. Het verstrekken van krachtvoer in de melkstal kan echter bij hoogdrachtige dieren mastitis in de hand werken. Waarom geen hogere normen in de droogstand it het voorgaande blijkt dat met de voorgestelde voederni veaus de voedselbehoefte van de vrucht ruim voldoende is ge dekt en dat in de normen nog ruimte is voor de groei van de koe. De vraag kan worden gesteld of de koe hierbij wel voldoende in conditie komt. Door het feit dat oudmelkte koeien nog steeds royaal worden gevoederd behoeft in de droogstand niet veel te worden ver strekt óm de dieren nog "in conditie te brengen". Een overma tige conditie bij het kalven moet worden ontraden, omdat die soms een moeilijke geboorte en het optreden van slepende meikziekte, kalfziekte en bij bepaalde dieren veel geelzucht tot gevolg kan hebben. Verder is bij vette dieren de voederopname na het kalven lager, wat bij melkrijke koeien bijzonder ongun stig is, omdat ze dan juist veel voer nodig-hebben. Voor de gezondheid en melkproduktie is het van groot belang dat nieuwmelkte koeien tijdig voldoende voer opnemen. Als na het kalven maar goed wordt gevoerd is er een gering of geen effekt op (ie melkgift van extra voer in de droogstand. In 't kort Samengevat kan worden gesteld dat in de eerste maand van de droogstand een voeding volgens de norm van 5 kg melk voldoende is en in de tweede maand van de droogstand volgens de norm van 10 kg melk. Terwille van de gewenning is het wenselijk om de laatste week voor het kalven minstens 1 kg krachtvoer per dag te verstrekken. De indruk bestaat dat de voederbehoefte van een drachtige droogstaande koe meestal wordt overschat.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 14