Belangrijke uitbreiding winstdelingsregeling Fonds voor welzijn van landbouwhuisdieren D e Onderlinge Levensverzekeringsmaatschappij, bekend onder de afkorting OBF is al vanouds een onderlinge met een prima winstdelingssysteem. De overschotten worden cumulatief bijgeschreven op de toekomstige basisuitkering. E E Ik jaar, na de derde dinsdag in september krijgen wij het belastingplan voor het volgende jaar. D e Minister verwacht dat als de grenzen worden ver hoogd, zoals hij voorstelt, het aantal T-biljetten met 'A zal verminderen. Als*het parlement de voorstellen ongewijzigd aksepteert, betekent dus voor ongeveer 200.000 belasting plichtigen dat zij geen teruggaaf van belasting meer krijgen. In het lijfblad van het OBF lezen wij in een artikel van de hand van de heer A. J. Rusch, hoofd Buitendienst OBF, dat de winstdelingsregeling een interessante uitbreiding heeft ondergaan. Wij laten hieronder de heer Rusch aan het woord om uiteen te zetten wat deze uitbreiding behelst. O, ns winstdelingssysteem is tot nu toe gebaseerd geweest op de opvatting dat de overschotten zijn ontstaan als gevolg van de marge in de premie tijdens de duur van de verzekering tot de uitkeringsdatum. Uiteraard kunnen de marges, welke ter wille van de zekerheid van nature in de uitgangspunten worden op genomen, slechts achteraf worden vastgesteld. Om echter toe valligheden van één jaar zo veel mogelijk uit te schakelen, wor den de overschotten niet jaarlijks definitief aan de verzekering nemers toegekend: het cumulatieve overschot wordt jaarlijks verdeeld gedacht over alle verzekeringen welke nog niet de uitkeringsdatum hebben bereikt. Slechts in de gevallen dat het recht op uitkering in het betrokken jaar ontstaat bijvoorbeeld dor het bereiken van de einddatum of ten gevolge van overlij den, wordt het voor die polis gereserveerde winstaandeel defi nitief toegekend. Zodra kan worden aangenomen dat de ge constateerde marges van blijvende aard zullen zijn, wordt voor nieuwe deelnemers een lager tarief gehanteerd, op grond waar van het op dat moment gevormde winstfonds in de vorm van een polisbijschrijving definitief aan alle reeds voordien toege treden leden wordt toegekend. Deze handelwijze is toegepast in 1960 en in 1971 en is een logisch gevolg van de constatering, dat het reeds gevormde winstfonds is bijeengebracht door de be staande leden, wier premiën een - achteraf gezien - te grote marge hebben bevat. Er is ook een rentewinst. B ij deze winstdelingsfilosofie is voorbijgegaan aan de om standigheid, dat één winstbron in stand blijft, nadat het recht op uitkering is ontstaan. Dit betreft de rentewinst, welke vooral de laatste jaren belangrijk afwijkt van de rekenrente, die bij de tariefkeuze in aanmerking is genomen. Voor belegging blijft beschikbaar het vermogen, inzake verzekeringen waaraan het recht op toekomstige uitkeringen, reeds is toegekend, zoals het recht op ingegane lijfrenten, alsmede het recht op andere toe komstige uitkeringen, bijvoorbeeld ontstaan ten gevolge van overlijden. Een en ander heeft thans geleid tot de beslissing dat verzeke ringen die reeds in de winst hebben gedeeld door het ontstaan van het recht op uitkering geleidelijk opnieuw in het gevormde winstfonds gaan delen, voorzover de toekomstige rentewinsten niet op voorhand zijn genoten. Het laatste kan soms het geval zijn als op een koopsom reeds een rentestandskorting in min dering is gebracht. Hier valt weinig te verdelen. verwachtingen te willen wekken ten aanzien van toekomstige winstpercentages. Voorbeeld 1 Verzekerd: 1000,- erfrente, resterende verzekeringsduur: 12 jaar. Bij overlijden in 1977 ontstaat derhalve recht op 12 uitke ringen ad 1110,- per jaar omdat het winstaandeel 1977 ad 11 door het overlijden definitief wordt bijgeschreven. Bij een ver ondersteld*) winstpercentage als tussen haakjes vermeld be draagt de uitkering: over het le uitk.jaar (11%) 2e uitk.Bar (12%) 3e uitk.jaar (14%) 4e uitk.jaar (14%) 5e uitk.jaar (16%) 6e uitk.jaar (1S%) 7e uitk.jaar (18%) 8e uitk.jaar (18%) 9e uitk.jaar (20%) 10e uitk.jaar (21%) 1 le uitk.jaar (23%) 12e uitk.jaar (26%) Voorbeeld 2 1110.- 1123,32 (verhoogd met 1/10 deel van 12%) 1141,08 (verhoogd met 2/10 deel van 14%) 1156,62 (verhoogd met 3/10 deel van 14%) 1181,04 (verhoogd met 4/10 deel van 16%) 1209,90 (verhoogd met 5/10 deel van 18%) 1229,88 (verhoogd met 6/10 deel van 18%) 1249,86 (verhoogd met 7/10 deel van 18%) 12S7,60 (verhoogd met 8/10 deel van 20%) 1319,79 (verhoogd met 9/10 deel van 21%) 1365,30 (verhoogd met 23% 1398,60 (verhoogd met 26% Ten gevolge van deze uitbreiding van ons winstdelingssysteem zal bij een stijgend winstpercentage voortaan 'n lopende erf rente of een lopende lijfrente een jaarlijks stijgend karakter krijgen. Ook een kapitaal, waarop ten gevolge van overlijden van de verzekerde recht is ontstaan en waarop reeds een winstaandeel is bijgeschreven, zal op de datum van uitkering, als deze tenmin ste één jaar na de overlijdensdatum wordt bereikt, opnieuw in het dan gevormde winstfonds delen. Ter illustratie zijn enkele voor beelden uitgewerkt, zonder hiermede echter op enigerlei wijze Verzekerd: 100.000,- kapitaal, bij overlijden vóór 1997 uit te keren in 1997. Bij overlijden in 1977 ontstaat recht op een uit kering groot 111.000.- in 1997, omdat het winstaandeel 1977 ad 11% door het overlijden definitief wordt bijgeschreven. Uitgekeerd wordt, als in 1997 het winstpercentage*) 41% zou bedragen: 156.510,-. Het behoeft geen betoog, dat de toekomstige ontwikkeling van het winstpercentage niet kan worden voorspeld. De vermelde cijferreeks in het eerste voorbeeld zowel als het percentage in het tweede voorbeeld lijkt in het licht van onze resultaten in het verleden niet overdreven. Hogere uitkom sten zullen de uitkering(en) in gunstige zin beïnvloeden. In het algemeen zal een uitkeringsjaar twee delen van verschillende kalenderjaren omvatten met de daarbij behorende winstpercentages. J. ot zover de heer Rusch. U ziet maar weer, dat het OBF nog steeds een echte onderlinge is en in dat opzicht veel meer waar dering moest krijgen dan ze op dit moment geniet. Gekke wereld eigenlijk; veel mensen, ook in de agrarische wereld, spelen op zekerheid en denken dan bij een commercieele maatschappij te moeten zijn. Intussen zijn wij blij met deze uit breiding en gaan wij met des te meer klem door onze kandidaten te adviseren hun levensverzekeringen bij het OBF onder te brengen. Het geeft ons dan de zekerheid een goed advies te hebben uitgebracht, 't Is maar dat U het weet. DE L. r komt een speciaal fonds voor de bevordering van het welzijn van de landbouwhuisdieren in de intensieve vee houderij of bio-industrie. Het gaat om een bedrag van om te beginnen 1 a 2 miljoen gulden per jaar, dat wordt opge bracht door het veevoederbedrijfsleven, de veehouderij en de overheid. Met dit geld wil men oplossingen zoeken voor de welzijnsproblemen van de varkens, kippen en kalveren in de intensieve veehouderij en die in de praktijk toepassen. Tot de eerste problemen die men wil aanpakken behoren die van mestvarkens en fokzeugen.die gehouden worden op beton nen roostervloeren zonder stro, die van legkippen op de batterij en die van vleeskalveren, die in boxen worden gehouden en geen ruwvoer te eten krijgen. Deze dieren leven in een saaie omgeving, vervelen zich, hebben, weinig bewegingsvrijheid en worden beperkt in hun natuurlijke gedrag. Wat de varkens betreft wil men geld besteden aan proeven met varkenshokken die zijn uitgerust met een stroruif. En men gaat zoeken naar geheel nieuwe wijzen van huisvesting, die economisch gezien dezelfde gunstige perspektieven bieden als de roostervloerstal, maar die uit een oogpunt van welzijn van Ook een kip moet gezellig een ei kunnen leggen. de dieren aantrekkelijker zijn. Wat de pluimveehouderij betreft wil men op praktijkschaal ervaring opdoen met batterijen voor legkippen, waarbij de kooien met zitstokken en legnesten zijn uitgerust. Wat de vleeskalveren aangaat wil men geld steken in het onderzoek naar de mogelijkheid van groepshuisvesting en het verstrekken van stro aan de dieren. Tot de instelling van een Fonds Welzijn Landbouwhuisdieren is besloten door het Produktschap voor Veevoeder. Al eerder, ruim vijf jaar geleden nu, stelde dit schap een Fonds Hinder- preventie Veeteeltbedrijven in. Met geld daaruit worden oplos singen gezocht voor milieuproblemen als stankoverlast en me stoverschotten. De aanpak hiervan door de Commissie Hinder- preventie Veeteeltbedrijven heeft tot alom erkende resultaten geleid en op dezelfde wijze wil men nu de welzijnsproblematiek ter hand nemen. Genoemde commissie wordt tevens een Com- misse Welzijn Landbouwhuisdieren. Het is de bedoeling dat deze hiervoor wordt uitgebreid met vertegenwoordigers van de produktschappen voor Vee en Vlees en voor Pluimvee en Eie ren, terwijl ook anderszins op medewerking van deze schappen wordt gerekend. De coördinatie van het welzijnsonderzoek zal geschieden via de Coördinatiecommissie Huisvestings- en Ver- zorgingsonderzoek TNO. De minister van financiën dient dan een aantal wetsont werpen in bij de Tweede Kamer, waarbij met name de in komstenbelasting, de vermogensbelasting en de omzetbe lasting gewijzigd worden. De wijzigingen zijn meestal niet van zo ingrijpende aard. Dit jaar zeker niet, wat ook te verwachten viel, want wij wachten nog steeds op een nieuw kabinet. Het oude komt nu niet met zulke grote verande ringen aanzetten. Toch is er voor een aantal mensen ook weer een uitzonde ring op deze regel. De groep die dit wel zo zullen aanvoelen is er een met lage inkomens. Dat zal duidelijk zijn als men weet dat er bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel is ingediend om de teruggaaf-grens voor de z.g. T.-biljetten te verhogen. De letter T is een afkorting van het woord teruggaaf Het is vrij algemeen bekend waarom het bij deze T-biljetten gaat. Iedereen van wie in een kalenderjaar meer aan loon belasting of dividendbelasting en premieheffing is ingehou den dan hij of zij verschuldigd is over zijn jaarinkomen, kan een aangifte doen. Als dan blijkt dat de voorheffingen, meestal zal dat de loonbelasting zijn, meer dan 5% van de verschuldigde belasting, dan krijgt men de teveel betaalde loonbelasting en ook de teveel betaalde premieheffing terug. Het zijn vooral diegenen, die maar een gedeelte van 't jaar gewerkt hebben, zoals vakantiewerkers en mensen die pas in de loop van het jaar zijn gaan werken of mët werken zijn opgehouden, die van deze regeling profiteren. De mogelijkheid om via het doen van aangifte via dat T- biljet belasting terug te krijgen dateert van het jaar 1965. Voor dat belastingjaar werden volgens de memorie van toe lichting bij het wetsontwerp, waarover wij het nu hebben 130039 van deze biljetten ingediend. Vijf jaar later, in 1970 dus, waren dat ruim 28100 en voor 1978 wordt het aantal geschat op 650000, dus 5 maal zoveel als in 1965. Dat betekent voor de belastingdienst een geweldige schep werk. A Is de regeling blijft, zoals ze nu is, zou de behande ling van de T-biljetten voorde belastingdienst 800 manjaren vergen. Dat is de schatting van de Minister van financiën. Hij is van mening dat men dat niet aankan en daarom stelt hij voor de grens van f 25,— die nu geldt, wil men teruggaaf krijgen te verhogen. Die verhoging moet zeer fors zijn, al thans dat vindt de minister, want hij wil dat bedrag van f 25,— brengen op f 150,—Datzelfde bedrag zal, als het allemaal zo doorgaat, ook gelden voor de teruggaaf van premieheffing Volksverzekering. De verhoging is hier nog iets sterker, want op het ogenblik krijgt men de premiehef fing terug als meer dan f 10,— teveel is ingehouden. Het nadeel zal voor een aantal van hen niet zo groot zijn, maar kan voor anderen f 300,— belopen. Voor iemand met een laag inkomen is dit een belangrijk bedrag. Of het doorgaat weten we niet. Er zijn nogal wat bezwaren in te brengen tegen een zo forse verhoging. A Is regel wordt er bij een dergelijk voorstel wel iets afgedaan, voor het in het Staatsblad staat. A Is het daarin komt, en dat zal wel, dan gaat de regeling pas in voor het belastingjaar 1978. Voor 1977 blijft de zaak dus zoals ze was. Van de wijzigingen die verder nog van betekenis zijn ver melden wij hier het plan om de omzetbelasting, de b.t.w. dus, op gas, olie, kolen, van het lage naar het hoge tarief over te brengen, dus van 4% naar 18%. Hierover is het laatste woord ook nog niet gezegd. Maar dat zou ook vroeg zijn! Dat het rapport Hofstra nog dit jaar verschijnen zal is al medegedeeld,. Wat er in staat zal nog een verrassing zijn. Dat kan zowel mee, als tegenvallen. Maar één ding staat vast. Er zal veel geld nodig blijven. En dat gaat helaas niet zonder belastingen, die wij te hoog zullen blijven vinden. Maar dat vond men altijd al. Paauwe.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 3