Oogst van knolselderij, winterwortelen en witlof
V aak komt nog beschadiging voor door
trekkerwielen die door het gewas rijden. Daar
om is gebruik van smalle banden nodig van
max. 11 inch.
D e laatste jaren worden winterwortelen
steeds meer geteeld op akkerbouwbedrijven. In
verband met de machinale oogst worden de
winterwortelen evenals aardappelen geteeld op
ruggen met een rijafstand van 75 cm.
D e teelt van groentegewassen, zoals knolselderij, winterwortelen en witlof, vindt steeds
meer plaats op de akkerbouwbedrijven. Dit vindt zijn oorzaak in de steeds verdergaande
mechanisatie bij de teelt van deze gewassen. Met name is dit het geval bij de oogst, waar
vaak dankbaar gebruik wordt gemaakt van oogstmachines die reeds voor andere gewassen
worden gebruikt, zoals aardappel- en bietenrooiers. Ook de loonwerker stelt zich met zijn
machines steeds beter in op deze gewassen.
U it proeven is gebleken dat vooral in de slot
fase van de groeiperiode het knolgewicht bij
knolselderij nog sterk toeneemt. Vaak is dit
voor de teler eeh reden om nog zeer laat te
oogsten. Toch moet voor (te) laat oogsten ge
waarschuwd worden, omdat de weersomstan
digheden slecht kunnen zijn. Bovendien is
knolselderij erg vorstgevoelig.
W itlof in West-Brabant wordt over het alge
meen geteeld op vlak land wat in tegenstelling is
tot andere gebieden waar meer ruggenteelt
voorkomt. Witlof is bestemd voor middenvroege
en late trek, zodat in oktober - november ge
rooid kan worden.
Rooimachines
Winterwortelen
Knolselderij
Witlof
13
C.A.R. Zevenbergen
Spec. Landbouwwerktuigen en -Arbeid,
A. F. Peeters.
Bij de oogst worden ten aanzien van de worte
len de volgende eisen gesteld:
Het loof moet zo kort mogelijk boven de
wortel worden verwijderd.
De kop van de wortel mag niet beschadigd
worden.
Andere beschadigingen, o.a. breuk, moeten
zoveel mogelijk voorkomen worden.
Met dubbellucht op rijenafstand geen beschadiging. Bietenrooiers: goed geschikt voor het rooien van knolselderij.
Zowel met de één- als zesrijige bietenrooiers is
aan deze voorwaarden te voldoen.
Eénrijige bietenrooiers met bunker
B ij deze rooiers moet het kopapparaat buiten
werking gesteld worden. Wanneer het blad
vooraf niet met een aparte poetser wordt ver
wijderd, kan in plaats van het kopapparaat een
poetser gemonteerd worden. De poetser, uit
gerust met rubberstrippen, mag niet te intensief
werken om scheuren in de kop van de knol te
voorkomen. De rooischaren mogen niet te
scherp zijn, wat afgesleten scharen geven min
der kans op beschadiging. Om de wortelpruik
te verwijderen, is het mogelijk om aan de rooi
scharen mesjes te monteren die de wortelen
afsnijden. Tijdens het rooien is het nodig de
rooischaren iets breder te zetten dan bij het
rooien van bieten. Er kan ook ondieper worden
gerooid.
Het zeefrad moet met een zo laag mogelijk
toerental draaien, waarbij tevens de meene-
mers verwijderd dienen te worden, omdat deze
veel beschadiging kunnen geven. Valhoogten,
vooral in de bunker, kunnen beperkt worden
door een valbreker van jutezakken of rubber
strippen.
Zesrijige bietenrooiers
Bij opgebouwde bietenrooiers op trekkers is
dubbellucht op rijenafstand aan te bevelen.
Meestal kan dan met 8 of 9 inch brede banden
worden volstaan.
De ontbladeraar kan het beste wat achterover
gezet worden, waardoor de klepels het grove
werk kunnen doen en de poetseras de laatste
bladresten kan verwijderen. Ook hier oppassen
voor te intensief ontbladeren, omdat de kop
van de knol gemakkelijk beschadigd wordt.
Het is vanzelfsprekend dat de nakoppers niet
gebruikt en dus opgehangen moeten worden.
Het rooien van de knollen kan zowel met rooi
scharen als met rooischijven. Om beschadiging
te voorkomen, mogen de rooischijven niet te
kort op de knollenrij worden afgesteld, wat wel
meer grondtarra met zich mee brengt. In
tegenstelling tot bij het bietenrooien, geven bij
het rooien van knolselderij half versleten, iets
rond uitgesmede rooischaren het beste resul
taat. Verder is het belangrijk dat de draaisnel
heid van de zeefraderen is aangepast.
voorkeur.
In het algemeen moet knolselderij voorzichtig
behandeld worden. Ook bij het inbrengen in de
bewaarplaats. Alleen onbeschadigde knollen
kunnen goed bewaard worden.
Eerst worden met een rijenfrees de ruggen op
gebouwd en weer aangedrukt met een gladde
rol.
Het zaaien gebeurt meestal door loonwerkers,
die gespecialiseerd zijn in het zaaien van fijne
zaden. In West-Brabant worden de meeste
wortelen gezaaid met de Stanhay precisiezaai-
machine met 3 rijen per rug.
Om groene koppen te voorkomen, worden de
wortelen vaak in augustus nog eens ekstra
aangeaard. Dit geeft ook bij de oogst nog
voordelen, omdat het ontbladergedeelte van de
oogstmachine vrij kort boven de rug kan wor
den afgesteld.
Het meeste witlof wordt gerooid met speciale
oogstmachines (o.a. van d'Hooghe) soms ook
met aangepaste zesjarige bietenrooimachines,
alhoewel deze ontwikkeling zich nog in een
experimenteel stadium bevindt. Vooral het
voorkomen van wortelverlies tussen rooischa
ren en de reinigingszonnen en eventueel naar
de afvoertransporteur is vaak moeilijk.
Ten aanzien van het oogsten, kunnen de vol
gende eisen worden gesteld:
Goed gekopte of ontbladerde wortelen, het
blad moet 3 - 5 cm boven de wortel worden
afgesneden. Het groeipunt moet intakt blij
ven.
Lange wortelen rooien 18 - 20 cm.
Geen wortelen beschadigen.
De gerooide partij moet vrij zijn van losse
en aanklevende grond.
Geen dor en los blad in de hoop brengen.
De speciale witlofoogstmachines kunnen bij
een goede afstelling van de machine aan deze
voorwaarden voldoen. Bij de bietenrooiers is
vooral het rooien van lange wortelen nog wei
eens moeilijk alsook het verlies van wortelen in
de machine.
Bedenk echter wel dat wortelpunten het vol
gende jaar flink opslag kunnen geven. Sekuur
werken bij de witlofoogst is hier ook een eerste
vereiste.
Het loof verwijderen gebeurt vaak in een
aparte werkgang met een maaikneuzer. Waar
na met een aardappelrooimachine, welke
voorzien is van pennenlichters, wordt gerooid.
De werkbreedte van de lichters is 20 cm. Om
beschadiging te voorkomen, moeten de spijlen
van de zeefkettingen vanzelfsprekend worden
bekleed. Ook is het noodzakelijk om de rijs
nelheid en de draaisnelheid van de zeefketting
zoop elkaar af te stemmen, dat deze bezet blijft
met wortelen en grond.
Naast aardappelrooiers zijn ook speciale rooi
machines ontwikkeld die vlakvelds kunnen
rooien. Bij deze machines wordt de wortel aan
het loof uit de grond getrokken, waarna het
loof op de machine wordt afgeknepen.
Deze machines geven weinig beschadiging,
maar hebben vaak een lage kapaciteit, het loof
breekt gemakkelijk af en ze zijn relatief duur.
Tot voor enkele jaren werden de knollen ge
oogst met aangepaste éénrijige bietenrooiers.
De laatste jaren worden ze praktisch helemaal
met zesrijige bietenrooiers geoogst. Voorwaar
de is wel dat met zesrijige machines is geplant.
Voorwaarden bij het rooien
i Goed ontbladeren, geen bladresten.
Geen beschadiging aan de kop van de knol.
Geen beschadiging aan de knol zelf (geen
stukken er af).
Praktisch geen grondtarra.
Wortelpruik zo goed mogelijk verwijderen.
Bij bewaring geen bladresten in de be-
waarruimte brengen (broei).
Bij de lader zijn vaak 3 snelheden mogelijk van
de opraapketting, het zeefrad en de dwarsaf-
voerband. Zover mogelijk zal bij knolselderij
de laagste draaisnelheid gekozen moeten wor
den. Beperk ook hier de valhoogte in de wa
gens. Laders met een zwanenhals genieten de
Aangezien witlof gevoelig is voor vorst en de
kans op slechte weersomstandigheden later in
het jaar steeds groter wordt, mag het rooien
echter niet te lang worden uitgesteld.
Om met een zesrijige bietenrooier te kunnen oogsten, moet ook met een zesrijige plantmachine
gewerkt worden.