(J) Mestvarkens: Droog voer of brij? Korrel of meel? De melkproduktie in Zeeland is weer op niveau J arenlang heeft Zeeland bovenaan gestaan in de rij van de provincies wat betreft de melkproduktie per koe. Toen echter op het eind van de zestiger jaren in de andere provincies de produktie ging stijgen, bleef Zeeland op het niveau van 4700 tot 4800 kg. In het begin van de zeventiger jaren stond Zeeland in de onderste helft van de ranglijst. Drie jaar geleden is de produktie echter beginnen te stijgen. De laatste twee jaren is de vooruitgang zelfs 10% geweest; van 4759 naar 5236 kg. Zeeland is daarmee op de vierde plaats gekomen in de rangorde van de provincies. De vooruitgang van 258 kg van het laatste jaar is tweemaal zo groot dan de landelijke stijging. I do-instituut voor de veevoeding Het hakselen van voorgedroogd gras biedt weinig voordelen In juli 1977 evenveel zeugen gedekt als in juli 1976 Al tien jaar geleden stonden deze vragen in het centrum van de belangstelling. Diverse onderzoekinstellingen en voorlichtingsorganen hielden zich met dit onderwerp bezig. Ook De Schothorst was op dit punt akief en heeft bij de coöperaties het gebruik van geperst voer voor varkens sterk gepropageerd. De konklusies die destijds uit onze proeven konden worden getrokken, waren als volgt samen te stellen: a) Het persen van het voer gaf een verbetering van groei- en voederconversie van ±3%. bl Zowel voor het meel als voor de korrels gaf het geen verschil of het voer droog of aangemaakt werd verstrekt. Het een en ander is af te lezen uit onderstaand overzicht, waarin de gegevens van twee voederproeven, die in 1967 op De Schot horst werden genomen, zijn samengevat. dag.groei/voederconversie droog brij meel korrel 635/3.39 655/3.27 633/3.41 641/3.36 De voeders waarmee deze proeven werden gedaan, hadden een zgn. klassieke samenstelling met 60% granen en met vis- en diermeel. Beeld is gewijzigd O p één van bovengenoemde punten moeten wij ons stand punt herzien. In het kader van één van onze koper-zinkproeven van 1 Vi jaar geleden werden de voeders in meel- vorm gegeven. De helft van het aantal dieren kreeg het meel in droge vorm, de andere helft in brij-vorm. Met droog-meel zou. naar werd ver wacht, eerder een zinktekort optreden. Bij geen van de dieren werd echter een zinktekort gezien. Onverwacht bleek wel dat de dieren op het droge meel ruim 5% slechter groeiden dan hun collega's op het brij- voer (733 t.o.v. 773). De voederconversie was ook 5% slechter (3.20 t.o.v. 3.04). De dieren waren beperkt gevoerd. Deze waarneming, die sterk afwijkt van de proefgegevens uit 1967, trok de aandacht en vroeg om nader onderzoek. Bij de proeven in 1967 was voor de brij voeders het water enkele uren vóór het voeren aan de voeders toegevoegd, bij de koper- zinkproef 8 uren van te voren. Had het voorweken van het voer gunstig gewerkt of moest de verklaring worden gezocht in de samenstelling van het voer? Bij de koper-zinkproef bevatten de voeders slechts 40% graan, geen vis- en diermeel, meer soja, 15% tapioca en 1.4% vet. Om op deze vragen het antwoord te krijgen werden opnieuw twee proeven uitgevoerd. Droog meel geeft slechte resultaten Eerste proef. Hierin werden twee samenstellingen vergeleken, één zoals die was in het onderzoek van 1967 en één moderne samenstelling zoals in onze koper-zinkproef werd gebruikt. Beide soorten voeders werden geperst. De korrels werden droog, aangemaakt met water of voorgeweekt verstrekt. Het aanmaken gebeurde vlak voor het voeren, het voorweken 10 uren vóór het voeren. De dagelijkse hoeveelheid voer werd afgesteld op het lichaamsgewicht van de dieren. Het hiervoor gehanteerde voerschema houdt een beperking van een kleine 10% in. De dieren konden via een drinkbakje onbeperkt over water be schikken. De resultaten waren als volgt: dag.groei/voederconversie droog nat geweekt geperst-oude samenstelling 748/3.13 736/3.22 748/3.15 geperst-moderne samenstelling 757/3.12 769/3.08 747/3.17 Uit de cijfers blijkt dat de oude en de nieuwe samenstelling, in korrel-vorm vrijwel hetzelfde resultaat geven. Het aanmaken met water en het voorweken van de geperste voeders geven geen verbetering of verslechtering. Tweede proef. In deze proef werd gewerkt met één soort voeder van de bovenvermelde, moderne samenstelling. Voor de helft van het aantal dieren werd het voer geperst, de andere helft kreeg het voer in meelvorm. Zowel het meel als de korrels werden droog, aangemaakt met water en voorgeweekt verstrekt. Ook in deze proef werden de varkens gevoerd volgens het be perkte voerschema, dat op De Schothorst gebruikelijk is. De resultaten, die zeer sprekend zijn, volgen hieronder. dag.groei/voederconversie droog nat geweekt meel 700/3.36 739/3.21 748/3.18 geperst 762/3.07 756/3.11 764/3.09 Evenals in de voorgaande proef gaf het geen verschil of de korrels droog, nat of voorgeweekt werden gegeven. Het geperste voer gaf t.o.v. de meelvoeders in brijvorm een verbetering van de groei en voederconversie met 3%. Dit resultaat komt precies overeen met hetgeen in 1967 werd gezien. Het maakrhierbij geen verschil of het meel in brijvorm vlak vóór het voeren of 10 uren van te voren met water is aange maakt. Evenals in onze koper-zinkproef waren de resultaten met het droge meel 5% slechter dan met het meel in brijvorm. In de proeven van 1967 maakte het echter geen verschil of het meel droog of aangemaakt werd verstrekt. De oorzaak van dit ver schil in uitkomsten zoeken wij in de gewijzigde samenstelling. Het zou wel eens kunnen zijn, dat de huidige varkensvoeders slechter worden opgenomen en meer worden vermorst als ze als droog meel worden verstrekt. Wij hebben geen reden om aan te nemen dat het droge meel, als het eenmaal is opgenomen door het varken, slechter wordt benut dan het meel in brijvorm. Konklusie Kort samengevat komen wij tot de volgende kon klusies. Het beste resultaat krijgt men door het voer te persen. Korrels droog of nat verstrekken geeft geen versckil. Meelvoeders, met het huidige grondstoffenpatroon, moeten in brijvorm worden gegeven. Voorweken van het voer heeft geen zin. Droog-meel geeft de slechtste resultaten. In onze proeven, met een beperkt voerschema, was bij droge- meel de groei en de voederconversie 5% slechter dan bij meel in brijvorm. Gelukkig komt het voeren van droog ongeperst voer in de praktijk maar weinig meer voor. C.A.R. Goes ir. J.A. Beukeboom Betere methoden controleveevoeding kan een goed hulpmiddel zijn om de melk- D koeien zo goed mogelijk te voeren, e produktieverbetering kunnen we aan twee oorzaken toe schrijven. In de eerste plaats begint een jarenlange selektie op melkproduktie nu vruchten af te werpen. Daaraan heeft de k.i. een belangrijke bijdrage geleverd. In de tweede plaats zijn de omstandigheden op de bedrijven sterk verbeterd. Met name geldt dit op de bedrijven die een nieuwe stal hebben gebouwd met daarbij een moderne melkinstallatie. Ook de graslandex ploitatie en de voeding zijn verbeterd. De winning van voor- droogkuil wordt vrijwel op elk bedrijf toegepast en snijmaïs is een voeder dat veel aan melkkoeien wordt gegeven. Een aan vulling van de rantsoenen met voldoende krachtvoer zal in het algemeen de koeien goed doen produceren. Het projekt melk- Het is te hopen dat alle Zeeuwse veehouders er in slagen om de gemiddelde produktie op te voeren, want dit is van essentieel belang voor de financiële uitkomsten van het bedrijf. n bijgaand overzicht wordt het produktieverloop over de laatste vier jaar weergegeven. Er zijn het afgelopen jaar 27 van de 377 gecontroleerde bedrijven met een gemiddelde produktie boven 6000 kg melk per koe. Het bedrijf met de hoogste pro duktie heeft gemiddeld 6872 kg. Dit is een zeer goede produktie. Dit hoeft niet de top te zijn. Het is bekend dat er elders in Nederland bedrijven zijn met een gemiddelde produktie ver boven 7000 kg. Het aantal hakselaars is de laatste jaren sterk toegenomen door de sterke uitbreiding van het areaal snijmais. Men veronderstel de. dat deze machines ook meer bij het inkuilen van gras gebruikt zouden worden. Inkuilen van gehakseld gras is duurder dan in kuilen van lang gras met een opraapwagen. Onderzoek naar eventuele voordelen van hakselen was dan ook gewenst. Op een aantal regionale onderzoekcentra en op de Waiboerhoeve zijn vergelijkende inkuil- en/of opnameproeven uitgevoerd. De re sultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in rapport nr. 51 van het PR1). Uit de resultaten van de inkuil- en opnameproeven kunnen de volgende conclusies getrokken worden: - Wanneer ongelijkmatig voorgedroogd gras met een droge stofgehalte. lager dan 40%, wordt gehakseld (theoretische haksellengte 25-55 mm), worden meestal een betere kuil- kwaliteit en 'n wat hogere voederwaarde verkregen dan bij inkuilen met een opraapwagen. - Genoemde kwaliteitsverbetering is echter veelal onvol doende, zodat ook bij hakselen goed en gelijkmatig voor- drogen gewenst blijft. Bij droge-stofgehalten lager dan 30% moet ook bij hakselen van een conserveringsmiddel gebruik worden eemaakt. De belangstelling voor fokdagen. is een teken aan de wand. Bij een dosering van 4-5 liter per 1000 kg geladen produkt werden met azijnzuur goede resultaten verkregen. De resul taten met mierenzuur en sylade waren bij deze dosering wat wisselvallig. - Gehakseld gras is op de kuil gemakkelijker te verdelen. Tijdens het uithalen, bijvoorbeeld met de kraan, is de grote windgevoeligheid een nadeel. - De dichtheid (pakking) van gehakseld kuilvoer is ca. 10% groter dan van lang, niet gehakseld kuilvoer. De kans op broei zal daardoor ongetwijfeld geringer zijn, terwijl de op slagruimte beter benut kan worden. - Meestal wordt van gehakseld kuilvoer (haksellengte 25-55 mm) iets meer opgenomen dan van niet gehakseld kuilvoer. Of dit verschil voor de praktijk van belang is, is overigens de vraag. Als hakselen voor het opslag- en/of voersysteem (bijvoorbeeld voermengwagen) niet noodzakelijk is, zijn de voordelen te gering om tegen de extra kosten te kunnen opwegen. I) DIVERSE ASPECTEN VAN HET HAKSELEN VAN VOORGEDROOGD GRAS door Ing. A.G. Hengeveld. Ver krijgbaar door storting van f 5,- op giro 2307421 onder ver melding van: zend mij rapport nr. 51. jaar gemidd. kg aantal k® melk vet eiwit leeftijd melk. vet dagen eiwit per dag g/dag 1973 4.7 4729 4.00 305 3,32 15.50 1134 1974 4,7 4759 3,93 303 3.35 15.71 1145 1975 4.7 4970 3.97 308 3.34 16.17 1182 1976 4.7 5236 3.97 335 3.33 17.08 1208 Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de uitkomsten bekend gemaakt van de steekproef "Dekkingen van zeugen" in juli 1977. Het aantal dekkingen van zeugen, in juli 1977. bedroeg bijna 135 duizend; een even groot aantal als in juli 1976. Op grond van deze uitkomst wordt in mei 1978 een aanbod van slachtvarkens verwacht van rond 1.050 duizend. Het gereali seerde aanbod in mei 1977 bedroeg 1.059 duizend. Voorlopige uitkomsten wijzen uit dat er in juli 1977 ongeveer 950 duizend slachtvarkens werden aangeboden. 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 15