Oogstverliezen bij suikerbieten
T ijdens het oogstseizoen van 1976 werd een
onderzoek ingesteld naar de verliezen die op
treden tijdens de oogst van suikerbieten. Dit
onderzoek werd uitgevoerd op praktijkperce
len in vrijwel alle teeltgebieden van Nederland
en was vooral gericht op de huidige zesrijige
oogstmachines. In totaal werden 231 machines
bij het onderzoek betrokken. Hiervan waren
200 zesrijers en 31 rooimachines met een min
der aantal rijen per werkgang. De uitvoering
van dit praktijkonderzoek geschiedde door 23
personen in 14 teeltgebieden. Per gebied werd
meestal'met twee personen gewerkt.
Met betrekking tot de oogst en de verliezen
worden de belangrijkste punten als volgt sa
mengevat:
H et is reëel om te stellen dat de bietenoogst
vrijwel steeds gepaard zal gaan met enige ver
liezen. Met goed afgestelde en goed funktio-
nerende machines kunnen de verliezen dikwijls
worden beperkt. Nauwkeurig werken is daar
toe vereist. U-it de resultaten van dit onderzoek
blijkt dat onder gunstige omstandigheden -
zoals in 1976 - op zavel-, löss- en kleigrond het
verlies kan worden beperkt tot circa 1.000 kg
per soort verlies of tot in totaal 3.000 kg/ha.
H et Consulentschap voor Landbouwwerktuigen en Arbeid te Wageningen, het
I.M.A.G. te Wageningen, het Instituut voor Rationele Suikerproduktie te Bergen op
Zoom en het Proefstation" voor de Akkerbouw en Groententeelt in de Vollegrond te
Lelystad hebben gezamenlijk een studie verricht naar de oogstverliezen bij suikerbieten.
De uitvoerige gegevens over deze studie zijn samengevat in een publikatie die op aanvraag
verkrijgbaar is bij het IRS, Wittoucksingcl 34 te Bergen op Zoom en bij het CLA,
Mansholtlaan 12 te Wageningen.
Resultaten van studie bekend
Na het zaaien worden de suikerbieten met volle aandacht omgeven, van gewasbescherming tot groeiverzorging. Dit alles om zoveel mogelijk tonnen per hektare te rooien.
grond en gewas:
onregelmatige stand, kleine bieten (soms veel),
dikke bieten en weinig planten, beperkt aantal
dikke bieten, beperkt aantal hoogstaande bie
ten, lange en dunne bieten, losstaande bieten
(omver duwen), tweewassigheid, onkruid
(soms veel), ongelijke ligging perceel, diepe
sporen (losse grond; spuitsporen), moeilijk
zeefbare, zware grond.
zoek verliesbepalingen gedaan. Omtrent de
grootte van de verliezen die bij oogsten in de
praktijk optreden was weinig bekend. Dit geldt
met name voor de zesrijige oogstmachines
waarmee nu reeds het grootste deel van de op
pervlakte suikerbieten wordt geoogst. Om
meer inzicht te krijgen in de oogstverliezen als
ook in de oorzaken ervan en in de mogelijkhe
den deze oorzaken weg te nemen werd in de
herfst van 1976 een eerste onderzoek ingesteld.
Hierbij werden de zesrijige machines centraal
gesteld terwijl een beperkt aantal waarnemin
gen werd uitgevoerd bij één-, twee- en drieriji-
ge machines.
Ontstaan van verliezen
- De bietenoogst 1976 is over het algemeen
onder gunstige omstandigheden van grond en
weer uitgevoerd.
- Op de groei en de ontwikkeling van het gewas
zijn een langdurige droogteperiode en plaatse
lijk nachtvorst van invloed geweest. Tijdens de
oogst waren hiervan plaatselijk nog (beperkte)
gevolgen zichtbaar.
- Gemiddeld werd een redelijk aantal planten
aangetroffen: de variatie hierin is echter vrij
groot. Er kwamen nogal wat percelen voor met
te weinig planten en daardoor soms dikke bie-.
ten: echter ook percelen met veel planten en
kleine bieten.
- De gemiddelde opbrengst per grondsoort
wijkt niet noemenswaard af van het landelijk
gemiddelde. Ook hierbij is de variatie echter
groot.
12
koppers van 2.4 tot 5,5 km/h; bij ontblader-
machines van 2,5 tot 6,3 km/h; bij rooimachi
nes van 2,4 tot 6,7 km/h en bij de bietenladers
van 2,2 tot 7,0 km/h. Gemiddeld komen de
rijsnelheden van alle machines op een aan
vaardbaar niveau. De grote verschillen komen
vooral voort uit verschillen in zèefbaarheid van
de grond, bietenopbrengst en technische
aspekten van de machines.
- V an de 200 zesrijige oogstmachines werden 94
zelfrijdende één- en tweefasesystemen toege
past. In 106 gevallen werd met trekkers of
trekkerkombinaties gewerkt volgens het twee-
of driefasesysteem. Vastgesteld werd dat 71
trekkers waren uitgerust met dubbellucht op
rijenafstand. Deze nuttige voorziening ontbrak
bij 35 rooitrekkers.
- Met de zesrijige koppers werden gemiddeld
53 procent van de bieten goed gekopt, 12 pro
cent te ondiep en 35 procent te diep. Te diep
leidt spoedig tot aanzienlijke bietverliezen: in
enkele gevallen waarin dit werd gemeten tot
circa 9.000 kg/ha.
- Met de zesrijige ontbladermachines werd ge
middeld 43 procent van de bieten goed gekopt,
45 procent te ondiep en 12 procent te diep. Bij
een gemiddeld goed gewas bieten leidt dit tot
een bietverlies van circa 1.500 kg/ ha.
- Het hoge percentage te ondiep gekopte (ont
bladerde) bieten geeft in principe extra kop-
tarra en kan moeilijkheden opleveren bij de
verwerking van de bieten. Mogelijkheden tot
verbetering zijn:
a. Het gebruik van nakoppers
b. Goede afstelling en funktionering van na-
koppers
c. Meer regelmatige bieten zowel wat verdeling
in de rij als wat hoogte boven de grond betreft.
Nauwkeurig zaaien in een goed zaaibed op een
afstand van omstreeks 15 cm kan bij een goede
veldopkomst leiden tot voldoende planten en
meer regelmatige bieten.
- Bij de zesrijige rooimachines worden ver
schillende lichtersystemen toegepast. Schij-
venlichters kwamen in 52 procent van de
Zesrijige machines centraal
B ij het oogsten van een gewas suikerbieten
wordt getracht een zo groot mogelijk deel van
wat er gegroeid is als opbrengst binnen te ha
len. Nu de oogst vrijwel geheel met behulp van
machines wordt uitgevoerd is op grond van
waarnemingen en ervaringen in binnen- en
buitenland de indruk verkregen dat vaak een
veel groter deel dan nodig en gewenst is in en
op de grond achterblijft, in he.t verleden wer
den bij rooidemonstraties en merkenonder-
- Van de 200 zesrijige oogstmachines behoor
den 156 tot het type voorraadrooier en 44 tot de
groep verzamelrooiers.
- De 31 één-, twee- en drierijige oogstmachines
zijn alle verzamelrooiers.
- Met de zesrijige systemen werden 170 ont
bladermachines (85 procent) en 30 koppers (15
procent) gebruikt.
- De gemeten rijsnelheden van de zesrijige
oogstmachines lopen vaak zeer sterk uiteen. Bij
waarnemingen op alle grondsoorten voor; naar
verhouding het meest op löss- en zandgrond en
het minst op middelzware en zware kleigrond.
In 47 procent van de gevallen werd met rooi-
scharen gewerkt. Van de machines met rooi-
scharen werkte 60 procent met aangedreven
scharen.
- Naast verliezen door te diep koppen of ont
bladeren ontstaan vaak verliezen door punt-
breuk. Deze zijn dan ook afzonderlijk bepaald.
Uit de resultaten blijkt dat door puntbreuk
aanzienlijke verliezen kunnen ontstaan. Vooral
op zavel- en kleigronden lopen deze op tot 4 a
5.000 kg/ha,
- Tegen de verwachting in blijken geen duide
lijke verschillen in verlies door puntbreuk als
gevolg van het rooisysteem (schijven, scharen,
aangedreven scharen). Ongetwijfeld zal de af
stelling hierbij een grote rol spelen.
- De verliezen op de grond zijn eveneens be
paald. Enkele uitzonderingen daargelaten, zijn
Oogstmachines:
te diep koppen of ontbladeren
te diep ontbladeren wegens ontbreken nakop
pers
schuin koppen door te snel rijden
schuin ontbladeren door schuine stand ontbla-
dermachine
puntbreuk door zeefraderen van rooier en la
der
puntbreuk door te hoog toerental zeefraderen
puntbreuk door afbreken in de grond en te snel
rijden
afbreken bieten door te ondiep rooien
te ondiep rooien door stompe scharen
beschadiging bovendeel (dikke) bieten door
lichters
verliezen tussen schijven en zeefraderen
verliezen door zeefraderen en kettingen (kleine
bieten)
verliezen door te ondiep gestelde laders
verliezen door kapotte spijlen in zeefraderen
afbreken bieten door te brede (trekkerj ban
den.
deze verliezen meegevallen en veelal niet zo
groot.
- De totale verliezen tijdens de bietenoogst
worden vooral veroorzaakt door te diep kop
pen/ontbladeren, door puntbreuk en door
verliezen op de grond. Tabel 40 geeft hiervan
een overzicht per grondsoort en per oogstsy-
steem. Op klei- en lössgrond lopen de gemid
delde totale verliezen uiteen van circa 3.000 kg
tot ruim 5.000 kg/ha; op zandgrond van ruim
1.000 kg tot circa 3.000 kg/ha. Ook hierbij ko-
Oogstverliezen kunnen beperkt worden
Daarom is een onderzoek naar het voorkomen van oogstverliezen een goede afsluiting in de reeks
van teelt en verzorgingsmaatregelen
men grote verschillen voor: op kleigronden van
700 tot ruim 9.000 kg/ha; op zandgrond van
300 tot ruim 5.000 kg/ha.
- Aan de waarnemers is gevraagd om de oor
zaken van de bietenverliezen te vermelden.
Hieruit komen als b$angrijke punten naar vo
ren met betrekking tot:
Op zandgrond kan dit respektievelijk 500 en
1.500 kg/ha bedragen. Uit de gegevens blijkt
niet alleen dat dit haalbaar is maar ook dat dit
in verschillende gevallen is gerealiseerd: soms
is het resultaat zelfs aanzienlijk gunstiger. Het
verdient aanbeveling om te trachten deze goe
de voorbeelden te volgen. Vooral een goed en
regelmatig gewas suikerbieten kan met meer-
rijige machines zeer goed worden geoogst!