C.A.-bewaring van uien
geeft geen verbetering
D e opslag van uien heeft plaats in luchtgekoelde of mechanisch gekoelde bewaarruim-
ten. Voor C.A.-bewaring van uien bestaat belangstelling omdat men verwacht hiermede de
afzet van een aantal produkten beter te kunnen spreiden of het produkt in een betere
conditie te houden. Bij uien gebruikt men MH-30 om het spruiten tijdens en na de
bewaring te onderdrukken. Het effekt van deze veldbehandeling is sterk afhankelijk van
o.a. weersomstandigheden en het tijdstip van toediening. Een milieuvriendelijk alternatief
voor MH-30 zou de toepassing van C.A.-bewaring kunnen zijn. Bovengenoemde argu
menten zijn aanleiding geweest voor het Sprenger Instituut om de mogelijkheden van
C.A.-bewaring te onderzoeken.
H et produkt. dat in het eerste seizoen werd bewaard, had een zeer natte herfst en een koude
natte zomer achter de rug. De uien moesten in de herfst van 1974 uit de modder worden gehaald.
Zomer en herfst van 1975 waren de tegenpolen van 1974. Dat de gewichtsverliezen gering zijn.
vindt waarschijnlijk zijn verklaring inTiet voordragen vóór opslag en de hpge r.v.'s tijdens opslag.
De verschillen tussen de bewaarcondities blijken erg gering.
A an het einde van het eerste seizoen is bij twee bewaarcondities sprake van aanzienlijk verlies.
Evenals bij zacht, geven de gewone gekoelde bewaring en in de CA-conditie 5% CO UR(/ - 3% 02
de beste resultaten. Opmerkelijk is dat in 1975/1976 vrijwel geen sprake is van rot. Verondersteld
wordt dat dit een gevolg is van de sterk verschillende groeiseizoenen.
D it euvel kwam in 1974/1975 niet voor. maar in mei 1976 was het verschijnsel in hevige mate
aanwezig. Bij de objekten 10% C02 - 11% 02 en 10% C02 - 3% 02 bij beide bewaartemperaturen
voor bijna 100% Deze CA-condities zijn dan ook volkomen ongeschikt voor uien. De ervaringen
opgedaan op het Sprenger Instituut met glazigheid blijken overeen te komen met de ervaringen
van Poolse onderzoekers. Deze vonden eveneens veel glazigheid als gevolg van CA-bewaring. Het
CA-objekt 5% C02 - 3% O is volkomen gelijkwaardig aan de gewone gekoelde bewaring bij 0-1
C. Echter bij -2 C komt 20% glazigheid voor. Voor glazigheid komt men tot de konklusie. dat de
hier toegepaste CA-condities geen enkel voordeel bieden ten opzichte van de gewone gekoelde
bewaring.
R et blijkt, dat de CA-bewaring ook gedurende de eerste twee weken na de koude bewaring'Ftet
uitlopen niet afremt. Er is nauwelijks van verschil sprake tussen gewone gekoelde bewaring en de
5% -C02 - 3% 02 conditie.
HOGERE OPBRENGSTEN VAN CONSUMPTIE AARDAPPELEN EN
ZAAI-UIEN
D e gemiddelde opbrengst per ha van consumptie-aardappelen
(incl. uitval) wordt geraamd op 34.000 kg. 10% hoger dan in 1976
en 3% beneden het gemiddelde over de afgelopen vijf jaar. De
opbrengst (excl. uitval) is 30.500 kg per ha. 13% hoger dan in
1976 en gelijk aan het vijfjaarlijkse gemiddelde. De beteelde
oppervlakte nam echter met 8.900 ha toe. waardoor een totale
opbrengst wordt verwacht van 3.354 min kg (incl. uitval) en van
2.980 min kg (excl uitval), resp. 21% en 23% hoger dan in het
voorgaande jaar.
D e opbrengst per ha van klei- aardappelen (incl. uitval) be
draagt 34.500 kg. een stijging van 5% ten opzichte van 1976 en
een daling van 6% ten opzichte van het gemiddelde van de
laatste vijf jaar. Voor de klei-aardappelen (excl. uitval) is de
opbrengst 30.500 kg per ha. De totale opbrengst komt incl. uitval
op 2.764 min kg 13% ten opzichte van 1976) en excl. uitval op
2.477 min kg( 14%).
D e gemiddelde opbrengst per ha van zaai-uien wordt ge
raamd op 44.000 kg 60% ten opzichte van 1976 en 20% ten
opzichte van het vijfjaarlijkse gemiddelde). Aangezien ook de
beteelde oppervlakte toenam met 1.650 ha tot 13.888 ha wordt
een totale oogst verwacht van 571 min kg. 64% hoger dan in
1976.
drs. S.P. Schouten
Sprenger Instituut. Wageningen
Onderzoek
Enkele seizoenen achtereen werden uien naar het Sprenger Instituut gebracht en aldaar na
voordragen en schonen in kratjes opgeslagen in containers van ongeveer I m3. In deze containers
werden de volgende condities gerealiseerd: 5% C02- 3% 02. 10% C02- 3% 02, 10% C02 - 11% 02en
0% C02 -21ü2 (gewone gekoelde bewaring). Het produkt van 1974 werd tot december bewaard
bij ongeveer 0 0 C. daarna enkele weken bij - 1° C en ten slotte bij - 2 C tot de beëindiging van
de proef. Gedurende het bewaarseizoen 1975/1976 werd het bereiken van - 2 C eveneens op deze
manier gerealiseerd. Tevens "werd gedurende dit bewaarseizoen een partij uien bij 0-1 C
geplaatst. De relatieve vochtigheid bedroeg 95-98%. Om de invloed van deze hoge vochtig
heidsgraad na te gaan werd ook een partij bij ongeveer 80% gezet.
Bij de eindcontrole in mei werden bepaald: gewichtsverliezen en percentages uien die zacht, rot
en/of zacht bleken te zijn. Aan het einde van het seizoen 1975/1976 werden bij uitslag de
percentages glazige uien bepaald door van elk objekt een aantal uien door te snijden.
De resultaten van de twee seizoenen zijn in de tabellen 1 en 2 weergegeven.
Aan het einde van de beide bewaarseizoenen werden monsters uien bij 15 0 C opgeslagen. Iedere
week werd van dit monster het aantal uitgelopen uien bepaald. Van de objekten. waarvan bijna
alle uien verloren gingen, had een dergelijke toets uiteraard geen zin.
Gewichtsverliezen
Zacht
Mi
et uitzondering van de gewone gekoelde bewaring (0% C02 - 21% 02) blijken in het seizoen
1974/1975 bij de CA-condities 10% CO, - 11% 02en 10% C02- 3% 02'zeer hoge percentages zacht
voor te komen. De gassamenstelling 5% CO 2 - 3% 02 steekt zeer gunstig af bij de andere
CA-condities. Hieruit mag .niet worden afgeleid, dat het percentage zacht acceptabel was. Uitval
van bijna 9% zacht is uiteraard te hoog. De waarnemingen van 1975/1976 bevestigen dit beeld
volledig (bij beide opslagtemperaturen). Opmerkelijk is echter, dat bij 0-1 C het percentage
zacht bij enkele bewaarcondities nihil is. in tegenstelling tot de situatie bij - 2 C. Daar in de
andere waarnemingen nauwelijks sprake is van enig voordeel van -2 C t.o.v. 0-1 C. is de vraag
gewettigd, of men wel zo diep moet koelen.
Ten aanzien van zacht kan gesteld worden, dat CA-bewaring bij beproefde condities geen
voordelen biedt.
Rot
Glazigheid
Droge en natte bewaring
B ij het sorteren van de uien van het eerste seizoen werd een weliswaar klein verschil in stevigheid
ten gunste van droogbewaarde uien opgemerkt. Deze waarneming werd in het tweede seizoen
bevestigd voor produkt. bewaard bij 0-1 C: het tegenovergestelde werd echter vastgesteld met
produkt. bewaard bij - 2° C.
I MM
Een duidelijke uitspraak voor de optimale vochtigheidsgraad is dus nog niet mogelijk. Opgemerkt
zij. dat de hier bedoelde stevigheid uiteraard niets te maken heeft met "zacht".
Uitlopers
In de bewaarseizoenen 1974/1975 en 1975/1976 werden uien onder gewone koel
huiscondities en in enkele CA -atmosferen bewaard. Er bleekdat CA -bewaring voor
dit produkt geen voordelen heeft ten opzichte van gewone koelhuisbewaring. Het
uitlopen van uien wordt door CA-bewaring niet voorkomen, 10% CO 2 bleek vernie
tigend voor het produkt.
Tabel 1: Sorteerresultaat in procenten van het inzetgewicht. Bewaarseizoen 1974/1975 (Inzet:
20/ll-'74. Uitslag: 20/5-'75).
Bewaarcond.
Gew. verl.
Gaaf
Zacht
Rot
Temp. C02
%o
- 2°C 5
3
2,5
86,4
8.9
2.2
10
3
2.4
7.7
81.9
8.0
10
11
4.0
0.4
84.9
10,7
0
21 1)
2,6
94.8
0.5
2,1
0
212)
3.3
93.4
1.7
1.6
1) controle nat (95-98%)
2) controle droog
fabel 2: Sorteerresultaat in procenten van het inzetgewicht.
Bewaarseizoen 1975/1976 (Inzet: 28/10-"75, Uitslag: 12/5-"76).
Bewaarcondities
Gewichtsverlies
Gaaf
Zacht
Rot
Glazigheid
Temp.
%co2
%o.
0-1° C.
5
3
3.2
96.7
0.0
0.1
0.0
10
3 3)
3,5
96.5
89.4
10
11 3)
3,5
96,5
99.0
0
21 1)
3.9
96.0
0,0
0.1
0.0
V
0
21 2)
3,5
96,4
0.0
0.1
0,0
- 2 C.
5
3
2.6
91.7
5,4
0.3
20,0
10
3 3)
2,4
97.6
92.9
10
11 3)
3.1
96.9
97.4
0
21 1)
3.0
96,8
0,0
0.2
0.0
0
21 2)
3.2
94.9
1.8
0.1
0.0
1controle nat (95-98%)
2) controle droog 80%)
3) deze objekten werden niet per kist gesorteerd, daar bleek, dat alle uien zacht waren.
Het lijkt duidelijk, dat de CA-bewaring bij 5% C02 - 3% 02 het uitlopen na de bewaring niet
afremt.
Konklusies
1. CA-bewaring van uien heeft ten opzichte van gewone koelhuisbewaring geen voordelen (Hierbij
moet worden bedacht, dat herkomstinvloeden in dit onderzoek niet werden betrokken. De
konklusie is bovendien gebaseerd op omstandigheden, die van de praktijkomstandigheden nogal
afwijken).
2. De "spruitlustigheid" wordt door CA- bewaring niet teniet gedaan. Er is zelfs de eerste 14 dagen
geen duidelijk verschil tussen mechanische koeling en CA-objekten.
3. Het verschil in bewaartemperaturen van -2 C en 0-1 0 C is van te verwaarlozen betekenis voor
de gewone mechanische koeling.
4. Een C02-concentratie van 10% wordt door de uien niet verdragen. De bewaarverliezen bij dit
percentage C02 lopen door zacht en glazigheid op tot bijna 100%..
Oogstraming 1977 23% meer dan in '76
Eén en ander blijkt uit de voorlopige oogstraming per 7 sep
tember j.l. van het C.B.S. Bij de beschouwing van de uitkomsten
dient er rekening mee gehouden te worden dat als gevolg van de
drooate in 1976 de opbrengsten dat jaar laag waren.
Voor de zand- en veenaardappelen zijn de opbrengsten per ha
(incl. uitval)34.000 kg. 51% hoger dan in 1976 en'12% boven het
gemiddelde van de afgelopen vijfjaar en excl. uitval 29.000 kg.
ten opzichte van 1976 en het gemiddelde van de afgelopen 5 jaar
resp. 71% en 16% hoger. Met een areaaluitbreiding van 2.550 ha
kan een totale opbrengst worden verwacht van 550 min kg (incl.
uitval) en van 503 min kg (excl. uitval), dat is resp. 79% en 101%.
hoger dan in 1976.
De oppervlakte blauwmaanzaad nam toe met ruim 1.300 ha tot
5.530 ha. Met daarbij een raming van de gemiddelde opbrengst
per ha van l.300kg(+ 18% ten opzichte van 1976en 12% boven
het gemiddelde van de laatste vijfjaar) wordt een totale oogst
verwacht van 7.3 min kg. 53% hoger dan in 1976.
11