RASSENBERICHT WINTERTARWE VOOR OOGST 1978 H H et groeiseizoen 1977 kenmerkte zich door weinig zon, verhoudingsgewijze lage temperatuur, veel ziekten en een door veel neerslag uitgestelde oogst. Rassenmengsels van wintertarwe ra KONSULENTSCHAPPEN VOOR DE AKKERBOUW EN DE RUNDVEEHOUDERIJ IN HET ZUIDWESTELIJK KLEIGEBIED - PROEFSTATION VOOR DE AKKERBOUW EN DE GROENTETEELT IN DE VOLLEGROND TE LE LYSTAD De trage ontwikkeling van de tarwe in het voorjaar werd gevolgd door een vlotte lengtegroei. die veelal tot lange, wat slappe gewassen leidde. De percelen waarop dit voorjaar met mate stikstof is gegeven tekenden tot begin mei sterk maar gaven een wat steviger gewas. De weersomstandigheden waren zodanig dat ziekten als meeldauw, gele roest, bruine roest en ziekten in de aar zich volop konden uitbreiden. Al in het begin van de korrelvullingsfase was in een aantal percelen en rassen de gele roestaantasting zo ernstig dat met een grote opbrengstderving moest worden gerekend. Daarop volgde een flinke uitbreiding van bruine roest op de daarvoor gevoelige rassen. Later gevolgd door aarziekten. Half juli veroorzaakte regen en harde wind plaatselijk legering, terwijl neerslag na half augustus aanleiding was tot schot en uitstel van de oogst. Voor het oogstjaar 1977 zijn in het zuidwestelijk kleigebied 5 rassenproefvelden ingezaaid. Op alle proeven zijn 2 of 3 teeltwijzen toegepast. Teeltwijzen I normale N-gift. afgestemd op grondonderzoek II als I bespuiting tegen afrijpingsziekten lil als I 30 kg N/ha CCC in stadium F 6 bespuiting tegen afrijpingsziekten IV als I 30 kg N/ha bespuiting tegen afrijpingsziekten De rassenproeven zijn op de volgende bedrijven aangelegd: - Proefboerderij Rusthoeve. Colijnsplaat: teeltwijze I, II, III - Demonstratiebedrijf Z-Vlaanderen. Biervliet, teeltwijze I. II, III - Bedrijf hr. F.H.S.M. Looijen. De Heen, teeltwijze I. II, III - Proefboerderij Westmaas. Westmaas: teeltwijze I, II, III - Bedrijf hr. P. Louwerse, Bleiswijk: teeltwijze I en IV De resultaten van de proef te Biervliet zijn in verband met onregelmatigheid niet in de tabel verwerkt. Van de proef te Bleiswijk blijven de resultaten in de tabel buiten beschouwing, omdat een andere teeltwijze is gevolgd. Opbrengsten in verhoudingsgetallen, gemiddeld over de drie proefvelden in het Zuidwestelijk kleigebied per behandeling en gemiddeld over de behandelingen in de periode 1972 t/m 1977 Rassen Gemiddelde van 3 proefvelden in 1977 Gemiddelde I II III 1972 t/m 1977 1 II III Caribo 87 97 99 98 Manella 85 92 91 95 Clement 90 95 87 105 Lelv 98 106 105 100 Arminda 102 109 111 104 Anouska 88 94 95 100 Nautica 94 103 99 102 Okapi 95 103 106 102 Adamant 87 93 92 95 Norda 83 90 88 98 Cvrano 93 98 99 94 Gem. 62.9 kg/are 100 De resultaten van de bespuiting tegen afrijpingsziekten waren dit jaar groter dan die van het toedienen van meer stikstof CCC. De bestrijding leverde 200 a 600 kg tarwe meer op ten opzichte van geen bespuiting. RASSENBESCHRIJVING a. goed wintervast Caribo kan op alle gronden een goede opbrengst geven. Het geeft mede door de hoeveelheid blad een matig stevig gewas. Is sterk vatbaar voor meeldauw en bruine roest. Iets vatbaar voor gele roest, vrij weinig vatbaar voor afrijpingsziekten. Tamelijk gevoelig voor schot. Verdraagt Dosanex en Dicuran. Manella is een matig stevig, betrouwbaar ras dat in opbrengst achter ligt op jongere rassen. Het is nogal vatbaar voor meeldauw, bruine roest en afrijpingsziekten, maar vrij weinig vatbaar voor gele roest. Is zeer gevoelig voor Dosanex en Dicuran. Clement kan hoge opbrengsten geven. Als gele roest optreedt, valt de opbrengst sterk terug. Is ook sterk vatbaar voor meeldauw, bruine roest en afrijpingsziekten. Lely kan goede opbrengsten geven. Werd dit jaar in enkele delen van het land zeer sterk door gele roest aangetast waardoor de opbrengst tegen viel. Is ook sterk vatbaar voor meeldauw, bruine roest en afrijpingsziekten. Gevoelig voor Dosanex en Dicuran. Arminda geeft een hoge opbrengst. Is weinig vatbaar voor meeldauw, bruine roest en gele roest. Iets vatbaar voor afrijpingsziekten. Door de stevigheid en geringe bladrijkdom zeer geschikt voor dekvrucht. Gevoelig voor Dosanex en Dicuran.ik Anouska kan goede opbrengsten geven, ook op de wat minder goede tarwegronden. Is weinig vatbaar voor gele roest, zeer vatbaar voor meeldauw en bruine roest en iets vatbaar voor afrij pingsziekten. Goede resistentie tegen schot. Het is gevoelig voor Dosanex en Dicuran. Nautica kan goede opbrengsten geven. Weinig vatbaar voor gele roest, iets vatbaar voor meel dauw en afrijpingsziekten en nogal vatbaar voor bruine roest. Is gevoelig voor Dosanex en Dicuran. Okapi lijkt veel op Caribo. maar heeft een wat hogere produktie. Is iets vatbaar voor gele roest. Vrij weinig vatbaar voor afrijpingsziekten. nogal vatbaar voor meeldauw en bruine roest. Is gevoelig voor schot en niet aan te raden voor dekvrucht. b. matig wintervast Adamant is een kort, stevig ras met in het Zuidwesten matige opbrengsten. Is sterk vatbaar voor meeldauw en afrijpingsziekten. nogal vatbaar voor gele roest en iets vatbaar voor bruine roest. Rijpt laat en is niet schotgevoelig. Norda kan goede opbrengsten geven. Werd dit jaar in enkele delen van het land sterk door gele roest aangetast. Is vatbaar voor meeldauw, bruine roest en afrijpingsziekten. Verdraagt laat zaaien beter dan de andere rassen. Csrano geeft vrij goede tot goede opbrengsten. Is nogal vatbaar voor meeldauw en vrij weinig vatbaar voor afrijpingsziekten en bruine roest. Iets vatbaar voor gele roest. Is gevoelig voor korreluitval. Een aantal gegevens van vermelde rassen naar het Ontwerp van de 53e Rassenlijst voor land bouwgewassen 1978. winter vastheid stro lengte stro stevigheid gele roest resistentie tegen geschikt heid voor dekvrucht bruine roest meel dauw afrij pings ziekten korrel uit val Caribo 8 7.5 7 6 5 4 7 7 6 Manella 8 7 7 6 5 5 5 7.5 8 Clement 7.5 6.5 7.5 4 5 4 5 7 8 Lely 8 6.5 8 4 5 4 4 9 7 Arminda 7.5 5 8 7.5 7 7 6 7.5 9 Anouska 7.5 7 7.5 8 5 4 6 6 7 Nautica 8 6.5 7.5 7.5 5 6 6 8 8 Okapi 8 7.5 7 6 5 4.5 7 7 5 Adamant 6 5 9 5 6 4 4 6 7 Norda 5.5 6 8 5 5 4 5 7 8 Cyrano 6 6.5 8.5 6 7 5 7 4 8 niet vermeld in ontwerp 53e rassenlijst; derhalve overgenomen uit de 2e rassenlijst 1977. ADVIES De laatste jaren is duidelijk gebleken dat het kiezen van een ras alleen op grond van het opbrengend vermogen niet aan te bevelen is. De grote uitbreiding van de oppervlakte van één of maar enkele rassen geeft een ziekte als gele roest de kans tot grote verbreiding. Nu ook rassen die als tamelijk veilig bekend stonden zijn aangetast, is een herbezinning nodig. In sommige delen van het land is dit jaar een sterke aantasting door gele roest voorgekomen. Alhoewel dit in het Zuidwesten niet het geval was. is het op grond van de resultaten en ervaringen elders opgedaan van groot belang hiermee rekening te houden. De rassen zijn van gele roest betreft in drie groepen in te delen. Tot de eerste groep, aangeduid als weinig riskant behoren de rassen: Arminda, Nautica. Anouska en Manella. Tot de tweede groep, aangeduid als matig riskant behoren de rassen: Okapi. Caribo, Cyrano en Adamant. Tot de derde groep, aangeduid als zeer riskant behoren de rassen: Norda, Clement en Lely. Voor de uitzaai kan een keuze uit de eerste en tweede groep worden aanbevolen. Het opnemen van twee of meer rassen in het areaal wintertarwe is daarbij sterk aan te raden. Het uitzaaien van rassen uit de zeer riskante groep moet worden ontraden, zeker bij afzonderlijke uitzaai. Voor het eventueel gemengd uitzaaien van de zeer riskante rassen wordt verwezen naar het bijgaand aparte artikel aangeduid: "Rassenmengsels van wintertarwe". Niet uit het oog mag worden verloren dat ook andere eigenschappen de keuze van een ras medebepalen. Zaaizaad Van de groepen weinig en matig riskante rassen wat betreft de gele roest lijkt de voorziening met goedgekeurd zaaizaad wat aan de krappe kant te zijn. Daaraan kan worden tegemoet gekomen door: v a. een geringere hoeveelheid zaaizaad te gebruiken b. uitzaai van mengsels (zie artikel hierover). Bij een goed zaaibed en tijdige zaai kan tot 100 a 120 kg zaaizaad/ha worden teruggegaan. Bij een duizend korrelgewicht (DKG) van 45 en een veldopkomst van 75% zullen er ca. 200 planten/m2 staan. Gebruik van 150 kg zaaizaad geeft in dat geval ca. 270 planten/m2, terwijl een uitgangssituatie van 170 a 200 planten/m2 optimaal is. Het gebruik van ongekeurd eigen zaaizaad moet in verband met het vele schot,.met als gevolg waarschijnlijk een lage kiemkracht, worden afgeraden. Samenvatting Het voorbije groeiseizoen heeft voor de rassenkeuze veel problemen veroorzaakt. De keuze van het geschikste ras is niet eenvoudig. Spreiding van rassen binnen het bedrijf is noodzakelijk om de ziektedruk zo laag mogelijk te houden en de huidige rassen te behouden. Voor een meest volledige informatie wordt verwezen naar de Beschrijvende Rassenlijst voor Landbouwgewassen 1977. (ontleend aan een artikel van Ir.D.v.d. Beek) oewel niet te voorspellen valt hoe de ont wikkeling van de gele roest in het komende seizoen zal zijn, moet toch rekening gehouden worden met het optreden ervan. De aandacht dient in de eerste plaats gericht te zijn op de rassenkeuze en rassenspreiding. Het gebruik van rassenmengsels lijkt ook goede mogelijkheden te bieden. Sinds enige jaren wordt er geëxperimenteerd (o.a. door PAGV) met de teelt van rassen mengsels. speciaal ook met het oog op effekten op ziekten zoals gele roest. De resultaten van deze experimenten tonen aan dat bij rassen mengsels de opbrengst bij afwezigheid van ziekten het gemiddelde is van de opbrengsten van de rassen waaruit het mengsel samenge steld is. Bij het optreden van gele roest in één der komponenten van een mengsel komt een aanzienlijk zwakkere aantasting voor dan bij het ongemengd uitzaaien van dat ras. Het mengsel geeft in dat geval vergelijkender wijs hogere opbrengsten dan bij ongemengde teelt. Het is niet zinvol rassen te mengen die vatbaar zijn voor een zelfde fysio (zie tabel). Tevens wordt afgeraden rassen te mengen die de zelfde resistentieachtergrond hebben, om dat bij het eventueel doorbreken van die resis tentie meerdere rassen in het mengsel vatbaar worden voor hetzelfde fysio. Bij het gebruik van mengsels om mogelijke schade door het optreden van gele roest tegen te gaan, moet rekening worden gehouden met de afzonderlijke eigenschappen van de te mengen rassen. Er kunnen bijvoorbeeld beperkingen optreden t.a.v. opbrengstvermogen, bakkwaliteit, schot gevoeligheid. toepasbaarheid van bepaalde onkruidbestrijdingsmiddelen en de optimale stikstofbemesting van de rassen. Verder kan het mengen van rassen met ver uiteenlopende rijptijd beter worden vermeden. In de volgende tabel zijn de mogelijkheden om te mengen aangegeven. Mengkombinaties ter voorkoming van sterke aantastingen door gele roest op wintertarwe, (ontleend aan Gele Roestbericht nr. 20) •O c u. -/. O 'w 3 <u g- x 3 o e c O ra c c s "E 2 ra ra 5 w "2 E ra -6 O o. Arminda - - - Nautica - - - Anouska Manella - - Okapi Caribo Cyrano Adamant Norda Clement Lely u. <d -o c oo c Cm X O o <n O c Cm <d oo c C/5 ■3 o 3 q- o c X l_ O i> c Cm <u c o> n u .c/5 x c c 0) oo 5p c F c e <u O) oo op c c 5 <u E u E c O U '3 <u II II m II +1 Cm (U 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 7