Verliezen bij de oogst van suikerbieten U it het overzicht blijkt dat de Brabantse re sultaten gunstiger zijn dan het landelijk ge middelde. Dit wil niet zeggen dat geen verbe tering meer nodig is. Uit het verslag van het onderzoek blijkt namelijk dat de individuele verschillen groot zijn. Ter illustratie het vol gende. Het kopverlies op de zandgrond va rieerde van 100 - 2500 kg en het totale verlies D e N.A.K. heeft een overzicht verstrekt van voorlopig te velde goedgekeurde oppervlakten pootgoed. De stand werd opgemaakt op 19 augustus. Met nadruk wordt er op gewezen dat de resultaten van het nog te verrichten nacontroleonderzoek voorzover dit voor de betreffende rassen en klassen dient plaats te vinden, de arealen nog kan wijzigen. In het voorlopig goedgekeurde areaal is ook het voor eigen gebruik goedgekeurde areaal opgenomen. Het voor eigen gebruik aangegeven materiaal mag niet voor handelsdoeleinden worden gebruikt. Van het ras Bintje werd 9749 ha voor de keuring opgegeven, hiervan werd 1247 ha afgekeurd, waardoor voorlopig is goedgekeurd 8501 ha tegen vorig jaar 8844 ha. Deze oppervlakte is alsvolgt verder geklasseerd: S-106 ha, SE-470 ha, E-1790 ha, A-4078 ha, B-1800 ha, C-254 ha en voor eigen gebruik 1,15 ha. In eerste instantie is dus ongeveer 12,5% van de Bintjes volledig afgekeurd. In 't kort Voorlopig goedgekeurde oppervlakte pootaardappelen bedraagt 27279 ha. KORTE WENKEN C.A.R.-Zevenbergen Consulentschap voor de Rundveehouderij en de Akkerbouw te Eindhoven ing. H.M.J. Smeets van 300 - 3200 kg. Op de kleigrond (20-40% afslibbaar) was het verschil zelfs 4500 kg. Bij de verliezen op de grond en puntbreuk komen ook grote verschillen voor. Op de lichtere grond valt het puntverlies mee. Oorzaken bietverliezen B ij de waarnemingen is hier uiteraard aan dacht aan besteed. Wat betreft grond en gewas werden genoemd: - onregelmatige stand, - kleine bieten, - onkruid, - niet vlakke percelen, - diepe sporen door te losse grond (spuitspo- ren). Vanzelfsprekend spelen ook de machines en het bedienend personeel een grote rol. In dit kader werden genoemd: - te diep ontbladeren wegens ontbreken van nakoppers, - beschadi ging en puntbreuk in de machine, - geen "bietdichte" machines, - verlies door te diep gestelde laders, - verlies door te vol laden van de wagens, - afbreken van bieten door te brede banden, dubbellucht op rijenafstand voorkomt dit. juiste afstelling en goed gebruik van de na- koppers. Regelmatige en onkruidvrije gewas sen geven ook minder problemen. Er was een zeer grote variatie in het aantal planten per ha, bijvoorbeeld op de Brabantse zandgrond van 32.000 - 95.000 en op de kleigrond van 56.000 - 105.000. In de tabel zijn de kopresultaten in procenten weergegeven. De gegevens hebben betrekking op het werk van de ontbladeraars. Verliezen Onderling grote verschillen O mtrent de verliezen, die optreden bij de oogst van suikerbieten met meerrijige rooiers, was tot voor kort in Nederland weinig bekend. Daarom zijn afgelopen najaar door het Consulentschap voor Landbouwwerktuigen en Arbeid (CLA), het Instituut voor Mecha nisatie, Arbeid en Gebouwen (IMAG), het Instituut voor Rationele Suikerproduktie (IRS), het Proefstation voor de Akkerbouw en de Groenteteelt in de Volle grond (PAGV) en de regionale Consulentschappen bij 200 zesrijige machines tijdens het rooien, waar nemingen verricht. In Noord-Brabant werden 58 steekproeven genomen, waarvan in 49 gevallen gewerkt werd met een ontbladeraar. Van de 58 betrokken machines was eenderde zelfrijdend. Speciaal werd gelet op het kopwerk, het hierbij optredende kopverlies, punt breuk en de verliezen op de grond. Opvallend zijn de grote verschillen tussen de waarne mingen. In onderstaande tabel zijn de Brabantse resultaten op de diverse grondsoorten vergeleken met de landelijke cijfers. Herriau zelfrijdende zesrijer, tweefasen systeem. Matrot, ontbladeren - bladwinning - rooien in één werkgang. ZAND- EN ZAVELGROND Noord-Brabant Nederland KLEIGROND Noord-Brabant Nederland klei klei klei 20-4Q% 40% 20-40 >40% zand zavel zand zavel afslib baar planten/ha x 1000 69 69 69 68 68 71 66 69 goed gekopt in 55 47 51 45 49 44 38 36 te ondiep gekopt in 37 37 40 43 40 47 50 52 te diep gekopt in 8 16 9 12 11 9 12 12 Verliezen in kg per ha - kopverlies 600 1950 900 1300 1300 1000 1450 1450 - puntbreuk 200 300 350 950 850 1350 1400 1450 - op de grond 550 750 600 1000 800 1150 950 1500 Totaal 1350 3000 1850 3250 2950 3500 3800 4400 Een bietenoogst zonder verliezen is nog niet haal baar. Wel is het mogelijk om deze binnen redelijke grenzen te houden. Het onderzoek heeft aangetoond dat de verliezen op de zandgrond beperkt kunnen worden tot 1500 kg per ha, terwijl dit voor kleigrond op 3000 kg gesteld mag worden. Dat het beter kan is gebleken. Als de teler zorgt voor vlak land en een regelmatig onkruidvrij gewas, kan de loonwerker zijn machine goed afstellen. Let in deze ook op de kleintjes zij verhogen de winstVoor belangstellen den zijn nog enkele exemplaren van het verslag van het onderzoek verkrijgbaar. Ontbladeren gunstiger dan koppen 2^ owel bij de kopapparaten als bij de ontbla deraars is nagegaan welk percentage van de bieten goed, te diep en te ondiep werden ge kopt. Als bij een opbrengst van 50 ton, alle bieten één cm dieper gekopt worden dan vol gens de voorschriften nodig is, betekent dit ongeveer 5 ton verlies per ha. In Brabant was met de koppers ruim 20% van. de bieten (lan delijk zelfs 35%) te diep en tweederde goed gekopt. Bij 1 cm te diep is dit dus al 1 ton per ha. Vaak is dit echter aanmerkelijk meer. Het juiste kopverlies is niet gemeten, in tegen stelling met de ontbladeraars waar dit wel is berekend. Landelijk gezien was 12% van de ontbladerde bieten te diep gekopt met een ge middeld verlies van 1300 kg. Daarentegen was 45% te ondiep gekopt. Deze bieten zijn in de fabriek moeilijker verwerkbaar en werken kostenverhogend. Dit punt verdient duidelijk aandacht. Verbetering is mogelijk door een AKKERBOUW A LLEEN NA TTE EN ZIEKE partijen aardappelen moe ten na het inbrengen in de koelcel worden drooggeblazen. Voorlopig ziet het er dus niet naar uit dat dit nodig zal zijn. U kunt met het droogblazen stoppen wanneer de aardappe len boven in de cel op 30 a 40 cm diepte winddroog aanvoe len. MET DE Z.G.N. "HEELPERIODE" van de aardappelen wordt die periode bedoeld direkt na het inbrengen van de aardappelen. De heling van vervellingen, wondjes e.d. ver loopt het beste bij een hoge luchtvochtigheid van meer dan 90% en een temperatuur van 15 graden Celsius. Als regel duurt deze periode 2 a 3 weken. Alleen ventileren in deze periode wanneer de temperatuur te hoog oploopt of lucht verversing nodig is. BLIJF NIET ZO LANG in uw stoppelland werken tot de hele toplaag stof geworden is en geen struktuur meer heeft. Als het weinig regent en u heeft geen wortelonkruid, dan heeft verdere stoppelbewerking geen zin. Veel losse droge grond geeft straks problemen bij het wintervoor ploegen. MACHINES DIE IN HET STOF werken, slijten veel meer dan onder natte omstandigheden. Vet en stof samen is een eerste klas slijtpasta. Luchtfilters zitten extra gauw verstopt. Neem tegenmaatregelen, smeer met korte tussen pauzes en verschoon uw luchtfilter dagelijks minstens een keer. SCHUIMAARDE IS DE KALKMESTSTOF voor de gronden met kalkgebrek. Wilt u echter het hoogste effekt hebben van deze bekalking, dan moet u de schuimaarde intensief door de grond werken. Dit gaat beslist niet in één bewerking, daar zijn meerdere bewerkingen voor nodig met kultivator en stoppelploeg. VEEHOUDERIJ LAAT U ER DOOR DE luizen niet inluizen. Zo kunnen pas bovengekomen plantjes van stoppelknollen en bladkool sterk worden aangetast door bladluizen. Kontroleer direkt na opkomst deze gewassen regelmatig. Spuit zonodig, maar doe het bij felle zon tegen de avond. Wanneer u pirimicarp gebruikt, spaart u ook nog de lieveherenbeestjes, die veel luizen opruimen. STINK MAAR RAAK, kan niet meer in ons dichtbevolkte landje. Rij daarom geen drijf mest op het eind van de week op uw percelen. Houd dicht bij de bebouwde kom of andere druk bezochte gelegenheden rekening met de windrichting. Op bouwland en op grasland dat gescheurd wordt, de mest zo snel mogelijk inwerken. Zo voorkomt u stikstofverlies en moeilijkheden. v SOMMIGE VEEHOUDERS beweren dat gras tot oktober of nog later kan worden ingezaaid. Ze vergeten dan min stens twee belangrijke punten. Ten eerste hebben we de laatste jaren tijdens de winter weinig vorst gehad. Ten tweede geeft een zeer laat ingezaaid perceel in het volgende voorjaar nooit een volledige grasopbrengst. Zaai daarom zo mogelijk voor 10 september en neem geen onnodig risiko. 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 7