H, H et opgeslagen produkt moet direkt na het binnenbrengen worden gedroogd. De eisen waaraan bij het drogen moet worden voldaan, zijn afhankelijk van de hoedanigheid van het produkt. D, Oogst en opslag van bewaaruien w A Is het voornemen bestaat zaai-uien lang te bewaren, 'is het gebruikelijk het te velde staande gewas met het anti-spruitmiddel malei'ne hydrazide te behandelen. Met deze toe passing wordt beoogd de ontwikkeling van de zich in de bol bevindende groeipunten tegen te gaan. Om dit te bereiken, moet het middel via het blad naar de bolbasis worden getrans porteerd. Van een goed transport is alleen sprake bij volledig groen en gezond loof. Door de grote variatie in b.v. standdichtheid, loofontwikkeling en gezondheid van het loof lopen de resultaten in de praktijk nogal uiteen. SNUiF H aül Toepassing van malei'ne hydrazide I Or STICHTING NEDERLANDSE UIEN-FEDERATIE Rooien et bepalen van het juiste rooitijdstip is van groot belang. Te vroeg rooien geeft behalve opbrengstderving ook een te loofrijk produkt om de uien na een korte velddroogperiode te kunnen opslaan. Te laat rooien heeft daarentegen een nadelige invloed op de bewaarkwaliteit. Vooral de uitval door kale uien neemt hierdoor toe. Een gunstig rooitijdstip is als ongeveer tweederde deel van het loof is afgestorven. Voor het bepalen van dit tijdstip geldt als maatstaf de ontwikkeling van de normaal volgroeide uien. Rooien op natte grond geeft als regel veel grond in de legger, waardoor meer kans op kleurverlies ontstaat. Naast de bekende Rumptstad-rooiers wordt ook wel gerooid met aangepaste getrokken aardappelkettingverzamelrooiers. Getrokken machines komen echter alleen in aanmer king als er tussen de rijen voldoende ruimte voor de trekkerbanden is. Dit is o.a. het geval als men volgens het zogenaamde rijpaden-systeem heeft gezaaid. Ook wordt de laatste jaren gebruik gemaakt van zelfrijdende oogstmachines. In vergelij king met de Rumptstad-rooiers bieden deze machines de mogelijkheid zowel op zwad (legger) te rooien als op te rapen, terwijl desgewenst beide handelingen in één werkgang kunnen worden uitgevoerd. De minste beschadiging treedt op als de draaisnelheid van de zeefketting en de rijsnelheid van de machine goed op elkaar zijn afgestemd. De meest gewenste snelheidsverhouding hangt af van de omstandigheden, waaronder wordt gerooid. Voor een goed resultaat moeten tijdens het rooien de kettingen steeds vol met uien liggen. velddroging van twee a drie weken komt vaak nog zoveel vocht in de halzen voor, dat voor een snelle droging het wat opwarmen van de inblaaslucht noodzakelijk is. Het inblazen van lucht van meer dan 20 gr. C wordt bij deze werkwijze ontraden. Het droog- proces moet worden beëindigd zodra de halzen van de uien geheel droog zijn. Dit is het geval, als bij wrijving tussen duim en wijsvinger de hals niet meer rolt. Door het bij deze werkwijze ontbreken van voldoende zekerheid voor een goed resultaat, wordt de laatste jaren overwegend een veld droogperiode van zeven tot tien dagen toege past. Na het binnenbrengen volgt een kunstmatige droging met een temperatuur van 20-25 gr. C. Hoewel het invoeren van dit systeem tot een belangrijke verbetering van de bewaarkwaliteit heeft geleid, treedt desondanks toch nog vaak kleurverlies op. Uit recent onderzoek is gebleken dat, door voor het rooien een gedeelte van het loof te verwij deren, de mogelijkheid bestaat de velddroog periode nog verder te bekorten of zelfs geheel achterwege te laten. Het opslaan van uien met minder loof zal bo vendien het leeghalen van de bewaarplaats aanzienlijk vergemakkelijken. Bij het loof- maaien mogen de uien niet worden bescha digd. Na de bewerking moeten de resten van de bladinplanting op de hals nog duidelijk zicht baar zijn. Het loof mag daarom niet lager dan 10 cm boven de bol worden verwijderd. Dieper afmaaien geeft een grotere kans op be schadiging, die kan leiden tot meer uitval tij dens de bewaring. Voor deze wijze van oogsten zijn in feite alleen die percelen geschikt, die gezaaid zijn volgens het rijpadensysteem (b.v. vijf rijen op 27 cm met een rijpad van 42 cm). Andere voorwaarden voor de uitvoering van deze werkwijze zijn: Een goede standdichtheid (zo weinig moge lijk dikhalzen); Niet eerder loofmaaien dan het moment waarop het loof voor omstreeks 75% is afge storven; Een grote ventilatorkapaciteit in de bewaar plaats; Een warmtebron die dé buitenlucht minimaal 10 gr. C kan verwarmen. M Büi De mechanisatiemogelijkheden kunnen bij het rijpadensysteem optimaal worden benut. Oprapen et oprapen van de uien gebeurt overwe gend met getrokken aardappelkettingverza- melrooiers. De rooimessen worden vervangen door zogenaamde uienscharen, die aan de zij platen van de machine zijn aangebracht. Bij tweerijige machines dient de opnameket ting door middel van overlangs aangebrachte strippen te worden versmald om het terugrol len van de uien tegen te gaan. Evenals bij het rooien behoren de kettingen steeds vol met uien te liggen. Door het voor de opnameketting aanbrengen van een haspel met rubber flappen wordt het opnemen van de uien verbeterd. Het is voorts van belang de kettingen en andere plaatsen die aanleiding tot beschadiging kunnen geven van rubber of kunststof te voorzien. Uit een onderzoek is gebleken, dat bij een val hoogte van 50 cm op een harde ondergrond ernstige beschadiging van de uien kan optre den Met klem wordt dan ook aangeraden de hoogte van de zijtransporteur regelmatig bij te stellen. Bovendien is het belangrijk op één plaats te laden, zodat spoedig een "heuveltje" ontstaat. Hiermee wordt bereikt dat slechts een klein gedeelte van de uien rechtstreeks op de bodem van de wagen valt. Om dezelfde reden moet men bij het in de bewaarplaats brengen de stortbak niet leeg- draaien. Beschadiging van de uien, die het eerst van de wagen komen, wordt hierdoor voorko men. Drogen Zo is het mogelijk om uien, waarvan bij het binnenbrengen de halzen vrijwel droog zijn, met alleen buitenlucht te drogen. Na een geslaagde velddroging kan dan na drie a vier weken konstant ventileren worden aan genomen, dat voldoende vocht is afgevoerd. Bij deze werkwijze liggen de uien echter lang op het veld, hetgeen in ons klimaat risiko voor kleurverlies met zich meebrengt. Zelfs na een De hoedanigheid van het produkt op het moment van opslag en de bij de oogst gevolgde werkwijze zijn van grote betekenis voor het bewaarrendemen t. Naast het vermijden van bescha digingen dient ernaar te worden gestreefd de natuurlijke kleur te behouden. Zowel bij het oogsten als bij het in de bewaarplaats brengen, moet een te grote valhoogte worden voorkomen. Het verlagen van de temperatuur kan alleen met sukses gebeuren, als het produkt steeds droog blijft. Nadat de uien door interne ventilatie en door ventilatie met buitenlucht geleidelijk weer op het niveau van de buitentemperatuur zijn ge bracht, kan tot koelen worden overgegaan. Hiervoor moet telkens als de buitentempera tuur lager is dan de temperatuur in de be- waarruimte worden geventileerd. Zo lang de bewaartemperatuur niet beneden -2 gr. C zakt, kan tijdens een vorstperiode zonder bezwaar geventileerd worden. Voor langdurige ventila tie wordt het inblazen van lucht beneden -4 gr. C ontraden. Naarmate het voorjaar vordert, wordt het ui teraard moeilijker om in met buitenlucht ge koelde ruimten een lage temperatuur te hand haven. In deze periode dient het ventileren zo veel mogelijk beperkt te blijven tot noodzake lijke ventilatie om ademhalingswarmte en vocht af te voeren. Vanzelfsprekend zijn ook hiervoor koude nachten met een lage relatieve luchtvochtigheid het meest geschikt. Uit het vorenstaande blijkt, dat voor het venti leren geen vast schema te geven is. Weersom standigheden en hoedanigheid van de partij spelen hierbij een overheersende rol. Over het gehele bewaarseizoen gerekend, kan men de ventilatiebehoefte stellen op gemid deld 25 a 30 uur per week. Bewaarverliezen ontstaan door beschadigde, rotte (veelal wondrot), kale en uitgelopen uien. Voorts treedt gewichtsverlies op door verdam ping. Van een gezonde partij uien, waarin geen broei of uitwendige spruitvorming voorkomt, bedraagt na het drogen het gewichtsverlies door verdamping ca. 1-1,5% per maand. Voor zeer lange bewaring is mechanische koe ling vereist. Hierbij onderscheidt men twee systemen, t.w. het direkt na het drogen opslaan bij een temperatuur van 0 tot -2 gr. C alsmede een luchtgekoelde bewaring tot begin januari gevolgd door mechanische koeling tot aan het tijdstip van afleveren. Het bij mechanische koeling toepassen van een temperatuur beneden -2 gr. C wordt ontraden. De reden hiervoor is dat langdurige opslag bij een lagere temperatuur bevriezingsschade ver oorzaakt. Ook bij opslag in mechanisch ge koelde ruimten worden hoge eisen aan de luchtcirculatie gesteld. Onvoldoende ventilatie veroorzaakt kondensatie op het produkt. Met het oog op eventuele warmteverliezen moet met een overkapaciteit van 10 tot 20% rekening worden gehouden. Dit houdt in dat voor bovenstaand voorbeeld de luchtverhitter een kapaciteit van ca. 40.000 Kcal/uur moet hebben. Na beëindiging van de kunstmatige droging waarmee afhankelijk van de hoeda nigheid van het produkt één k twee weken moet worden voortgegaan, kan het nuttig zijn enige tijd intern te ventileren. Vervolgens dient ter afronding van het droog- proces nog minstens een week konstant met buitenlucht geventileerd te worden. Bewaren e bewaring van uien vindt overwegend plaats in met buitenlucht gekoelde ruimten, waarin het produkt losgestort of in stapelkisten wordt bewaard. De bewaring in vorstvrije ruimten heeft de voorkeur boven de zgn. provisorische opslag in open schuren of loodsen. In niet voldoende gei'soleerde of onvoldoende gesloten ruimten treden grotere temperatuur schommelingen op, waardoor de kwaliteit van het produkt sneller terugloopt. Ook tijdens de bewaring kan kleurverlies ont staan als gevolg van broei. Na het drogen moet daarom gedurende de ge hele bewaarperiode regelmatig en voldoende lang geventileerd worden om kondensvorming tegen te gaan. Voor hei toepassen van deze methode moet een ventilator beschikbaar zijn die per m3 uien 150 m3 lucht per uur bij een statische tegendruk van 30 mm waterkolom levert. Als tijdens het drogen de buitentemperatuur 15 gr. C is en men de inblaaslucht tot 25 gr. C wil opvoeren, moet de lucht 10 gr. C worden op gewarmd. Neem vervolgens aan dat de celin houd 40 ton bedraagt en dat per m2 omstreeks 550 kg uien worden opgeslagen. De soortelijke warmte van lucht is 0.31. Uitgaande van deze gegevens kan voor de door de warmtebron te leveren kapaciteit de vol gende berekening worden gehanteerd. Totale Aantal graden Benodigde luchthoeveelheid opwarmen van aantal per uur x de buitenlucht x S.V. lucht - Kcal/uur 11.000 m5 x 10 x 0.J1 - 34.100 (73x150) Het beste effekt geeft een bespuiting kort nadat het loof begint te strijken. Op dit tijdstip moet het vroegst gestreken loof nog geheel groen zijn. Het gevolg van een al dan niet gedwongen uitstellen van de bespuiting is, dat het loof van de vroegst gestreken planten onvoldoende middel opneemt. Voor het bepalen van het meest gewenste spuittijdstip is het dan ook raadzaam tegen het strijken de ontwikkeling van het gewas nauwkeurig te volgen. Gewassen met veel dikhalzen en/of onvoldoende uit gerijpte bollen komen niet voor een bespuiting met malei'ne hydrazide in aanmerking. Door deze toepassing worden dergelijke bollen zacht. Ook op gewassen met verdord of ziek loof kan een bespuiting beter achterwege blijven. Belangrijke bij het spuiten in acht te nemen voorwaarden zijn voorts: Spuit zo mogelijk tijdens windstil weer; Zorg voor een juiste hoogte-instelling van de sproeibomen; Draag er zorg voor dat elke spuitdop dezelfde hoeveelheid sproeivloeistof afgeeft; Voorkom zoveel mogelijk het slingeren van de sproeibomen; Zorg voor een juiste aansluiting van de sproeibanen; Gebruik schone spuitapparatuur; zo heeft het in de spuittank voorkomen van resten van groeistoffen funeste gevolgen voor het produkt. Om een goede verdeling van de sproeivloeistof te verkrijgen, dient de aanwending in minimaal 500 l water per ha plaats te vinden. Het verdient aanbeveling aan de sproei vloeistof een uitvloeier toe te voegen. De ervaring heeft geleerd dat bij 10 uur droog weer na de bespuiting het middel in voldoende mate door het blad is opgenomen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 9