Suksesvol graszaad dorsen,
een kwestie van afstelling en zorg
D e meeste silo's zijn uitgevoerd met wanden
van 1.00-1.20 m. hoog. Bij snijmais geeft dit
meestal maar weinig problemen. De mais
wordt in korte tijd geoogst terwijl het voer na
goed aanrijden weinig bijzakt. Iets anders is het
bij voordrooggras. Meerdere en dikwijls klei
nere partijen worden over de gehele zomer
verspreid ingebracht. Vooral bij een hoge dr.st.
gehalte gaat het aanrijden moeilijker zodat het
voer nog veel bijzakt. Het is dan ook een grote
kunst om een sleufsilo met voordrooggras goed
gevuld te houden. Dikwijls zakt het voer tussen
de wanden waardoor een goot ontstaat. Door
lekkages en toetreden van lucht komt langs de
wanden dikwijls bederf voor. Gesteld mag
worden dat de meeste silowanden voor gras te
hoog gebouwd zijn. Het is dikwijls de vraag of
op kleinere bedrijven de sleufsilo voor voor
drooggras wel verantwoord is. Eij het inkuilen
op een verharde plaat komen vooral bij klei
nere partijen minder moeilijkheden voor.
H et kuilen in sleufsilo's verloopt niet altijd
zonder problemen. Vooral bij kleinere partijen
is de sleufsilo moeilijk te gebruiken. Het goed
vullen en gevuld houden is vooral bij voor
drooggras een moeilijke opgave. Door de kuil
snel leeg te halen is de kans op achteruitgang
van de smakelijkheid het geringst. Door de silo
De ervaring met sleufsilo's
D c tijd om graszaad te oogsten is niet eens meer zo ver verwijderd. Daarbij is het van belang om zo weinig mogelijk
H et bouwen van sleufsilo's voor snijmais of voordrooggras lijkt voor de meeste boeren
een eenvoudige zaak. De ervaring heeft echter geleerd dat het gebruik van deze silo's niet
altijd probleemloos verloopt. Verschillende faktoren kunnen de resultaten sterk bein-
vloeden. In dit artikel wordt op enkele belangrijke punten nader ingegaan.
oogstverliezen te hebben en tevens om geen vermenging met andere zaden te odhf WN 07» HAVE
afvalpercentage zo laag mogelijk te houden. In het graszaadjournaal van het KWEEKBEDRIJF VAN DER HAVE,
wordt het volgende over het dorsen van graszaad geschreven.
Zaadverlies is altijd schadelijk en wordt belangrijker naarmate
de kilogramprijs van het produkt hoger is. De schoningskosten
zijn hoog, het loont daarom de moeite om een laag afvalpercen
tage te bereiken. Door een goede afstelling kan op beide punten
veel bereikt worden.
Ieder jaar weer konstateren we dat partijen vermengd worden
via de dorsmachine, die kennelijk niet goed schoon was.
Doordediv. bewerkingen daarna, gaat'n restant uit dedorsmachi-
ne door de hele partij met het gevolg van een onzuivere partij,
die minder waard is voor de verkoop. Hoe is dit te voorkomen?
Allereerst alle mogelijke kleppen openzetten en de machine met
alle beschikbare wind een poosje leeg laten draaien. Daarna met
een compressor, industriestofzuiger of een slang op de uitlaat
van de motor, van binnen en buiten schoon blazen of zuigen.
Plaatsen waar speciaal op gelet moet worden zijn: (zie figuur) de
stenen vanggoot (1) boven op de klep achter de stromolen (2) in
de schudders (3) onder de retourvijzels en de graanopvoer (4) de
losvijzel van de graantank (5) en het invoerhuis (6). De slang op
de uitlaat kan een handig hulpmiddel zijn. wat ook in het veld te
gebruiken is. Het bestaat uit een stuk pijp, dat over de uitlaat
geschoven wordt, waarover een hittebestendige rubberslang van
10 meter lengte. Het uitblaaseinde dient met isolatiemate
riaal omwikkeld te worden, vanwege de kans om de handen te
branden.
Maai-dorsgedeelte
Bij het van stam dorsen wordt meestal de laagst mogelijke snel
heid aangehouden, dus moet ook de haspelsnelheid aangepast
worden om het "uitkammen" van het zaad te voorkomen.
De omtreksnelheid moet gelijk zijn aan de voorwaartse snelheid
van de maaidorser.
De hartlijn van de haspel moet loodrecht boven de mespunten
liggen ter verkrijging van een regelmatige toevoer en om even
tueel uitvallend zaad in de maaibak te krijgen. Voor staande
gewassen, zoals Rietzwenk en Beemdlangbloem moet men de
haspel zo hoog mogelijk plaatsen.
Een scherp en goed afgesteld mes, d.w.z. dat de punt van het mes
op de vingerplaat moet rusten en de achterkant net iets vrij, is
voorwaarde voor een goed werk. De vingers moeten in één lijn
liggen.
Een slecht snijdend mes is waarneembaar door het "slaan" van
de aandrijving, terwijl na het stilzetten het mes vol met gras zit
dat niet is afgesneden maar afgetrokken.
Verdelers
Er zijn boogverdelers en torpedo's. In gelegerde gewassen wer
ken de boogverdelers veel beter, het gewas wordt n.l. niet ge
scheiden maar in de hoeken afgeknipt, wat stroppen voorkomt.
Bij de moderne maaidorsers is de konstruktie zodanig, dat beide
methoden toegepast kunnen worden.
Het zwaddorsen
Wanneer het gewas vooraf in het zwad gemaaid is, zijn er ver
schillende mogelijkheden om het zwad op te rapen en in te
voeren in de maaidorser, n.l. zeildoek opraper, pick-up opraper
en trommel opraper.
Voorkeur verdient de zeildoek opraper vanwege het minste ver
lies. De pick-up opraper met opstaande rand geeft weer minder
verlies dan die zonder deze rand.
De omtreksnelheid moet iets groter zijn dan de voorwaartse
snelheid van de maaidorser, echter niet te veel anders kunnen
grote verliezen ontstaan. Oprapen dient in dezelfde richting te
gebeuren waarin gemaaid is, daar anders het zwad op gerold of
vooruit geschoven kan worden, wat vooral bij Roodzwenk en
Raaigrassen grote verliezen kan geven. Een gelijke en regelma
tige invoer is nodig voor goed dorswerk.
Bij brede maaidorsers, waar het doek op één kant van de maai
bak is geplaatst, kan dit problemen geven. Soms wordt de spoel
van de vijzel in die hoek verlengd, een betere oplossing is de
dubbel-zwads Qpraper.
Het dorsen
Het uitdorsen gebeurt door het uitwrijven van het zaad tussen de
draaiende dorstrommel en de stilstaande mantel of korf. Hoe
regelmatiger de invoer, hoe beter het uitdorsen verloopt.
Vooral bij Veldbeemd, waarvan het zaad nogal "vastzit", moet de
afstand tussen trommel en mantel klein zijn en het trommeltoe
rental vrij hoog. Krijgt men te veel kortstro op de zeven dan eerst
het toerental wat verlagen en als dit onvoldoende is dan de
mantel iets wijder zetten, waarbij natuurlijk wel al het zaad
uitgedorsen moet worden.
Na het verlaten van de korf komen stro en zaad op de voorbe
reidingsbodem, deze moet goed schoon zijn, d.w.z. de trappen
mogen niet aangekoekt zijn. Door de heen en weergaande be
weging wordt het zaad naar beneden geschud en komen de
lichtere delen boven te liggen, waarna het materiaal op de zeven
terecht komt.
Zeven
Bij de huidige maaidorsers worden verstelbare zeven toegepast.
Achter de bovenste zeef bevindt zich nog een verlengstuk, wat
kan bestaan uit een Graepelzeef of tandenzeef. Door zijn grote
doorlaat verdient deze laatste geen aanbeveling. Is deze tan
denzeef moeilijk te verwijderen, dan wordt hij ook wel "geblin
deerd" door een stuk hardboard of blik. Hoewel dit gedeelte van
de zeef in hoogte verstelbaar is, wordt het beste resultaat ver
kregen als deze in één lijn met de voorste zeef wordt afgesteld.
De bovenzeef moet zo afgesteld worden dat het zaad er mak
kelijk door kan vallen.
Voor Roodzwenk en Raaigrassen betekent dit een vrij nauwe
afstelling, terwijl bij Veldbeemd in veel gevallen een iets wijdere
afstelling gewenst is, veroorzaakt doordat het zaad pluisjes heeft,
waardoor het nogal "klontert".
De onderste zeven dienen altijd iets wijder te staan, dan de
bovenste, aangezien anders een gedeelte van het zaad er over
heen kan gaan en in de retour terecht komt. waardoor het
nogmaals gedorsen wordt. Dit geeft een extra belasting van
dorsmechanisme en bovenzeef, wat verliezen tot gevolg kan
hebben.
Afstelling wind
De windafstelling luistert erg nauw voor de verschillende gras
soorten. Bij Veldbeemd moet de windmolen afgesloten worden,
wil het zaad niet over de zeven geblazen worden. De snelheid
dient op nul gesteld te worden en de zijkanten van de molen
bijna dichtgemaakt met afschermingsplaten. Een kleine ope
ning is gewenst, anders gaat de molen een vacuum trekken.
Bij Roodzwenk kunnen de zeven iets nauwer gesteld worden en
iets meer wind gegeven worden door de afschermingsplaten aan
de windmolen iets open te doen.
'Bij Engels en Italiaans raaigras kan de afscherming een kwart tot
half opengezet en het toerental van de windmolen eventueel iets
opgevoerd aorden.
Bij Veldbeemd de windkleppen zo stellen dat de wind op het
achterste deel van de zeven is gericht. Bij opvoering van de
hoeveelheid wind, b.v. bij Engels raaigras, de wind op het
voorste deel van de zeven richten.
Schudders
Kontrole op verstoppingen is nodig, aangezien het zaad dat uit
het stro geschud wordt, gemakkelijk terug moet kunnen lopen
naar de voorbereidingsbodem. Het doek boven de schudders
altijd omhoog hangen bij graszaad dorsen.
Graantank
Het leegmaken van de graantank kan soms problemen geven en
veel tijd kosten, er zijn gevallen bekend dat het de helft van de
dorstijd in beslag nam. is hieraan te doen?
In de eerste plaats zo schoon en droog mogelijk proberen te
dorsen. Ten tweede de graantank nooit te vol laten lopen, dus
regelmatig lossen.
Een in de praktijk toegepaste en geschikste methode is. om de
kap boven de losvijzel aan één kant los te maken. Hieraan
maakt men een hendel of touw, waardoor men de kap kan
bewegen en brugvorming voorkomen wordt. Voorzichtigheid is
hierbij geboden, te veel toevoer doet de vijzel vastslaan met alle
onaangename gevolgen vandien.
Ervaring en inzicht van de bestuurder zijn daarnaast de beste
waarborgen, die er toe kunnen bijdragen voor het welslagen van
het vlot en gooed graszaad dorsen.
De voersnelheid
O m broei en schimmel te voorkomen moet
met een bepaalde snelheid de silo worden
leeggemaakt. De ervaring heeft geleerd dat 1
m. vorderen per week-minimaal is. Wil men
van een bepaald voedermiddel de hele stalpe-
riode voeren dan betekent dit voor 26 weken
ook minimaal 26 m.
Met aan- en afloop moet de lengte van de silo
dan 30-32 m. zijn.
De breedte en de hoogte van de wanden moe
ten aan deze lengte worden aangepast.
Hiervoor is een berekening nodig die voor elk
bedrijf weer anders is.
Voorbeeld berekening afmetingen sleufsilo
B ij goed aanrijden kan bij snijmais gerekend
worden op 180-200 kg d.s. per m3 en bij voor
drooggras op 150-160 kg d.s. per m3.
Bij 180staldagen en bruto lOkgd.S. per g.v.e. is
dit 1.800 kg d.s. per g.v.e.
Is b.v. de verhouding Vi snijmais en lA voor
drooggras dan is per g.v.e. nodig:
Snijmais x 1800 kg 1200 kg: 200 6 m3
per g.v.e. Voordroog 'A x 1800 kg 600 kg: 160
3.75 m3 per g.v.e.
Op deze manier kan voor elke verhouding de
benodigde m3 silo inhoud bepaald worden.
Nemen we b.v. een bedrijf van 80 g.v.e. dan zou
in ons voorbeeld de berekening bij een gemid
delde hoogte van 1.20 m als volgt zijn:
Snijmais 80 x 6 m3 480: 1.20 400 m2 32
m 12.5 m breed. Voordrooggras 80 x 3.75 m3
300 1.20 250 m2 32 m. 7.80 m. breed.
Dit is een theoretische benadering van de ge
wenste afmetingen.
Praktisch worden de silo's niet breder gemaakt
dan 10 m. In ons voorbeeld zou de snijmaissilo
dan ook 400 m2 10 40 m. lang worden. Ook
de aan te nemen gemiddelde hoogte moet
praktisch bekeken worden waarbij het systeem
van uithalen bepalend is.
De wandhoogte
Samenvatting
langer en smaller te maken stijgen de bouw
kosten per m3 relatief snel.
Met een berekening vooraf kan men de ge
wenste afmetingen bepalen en zelfs tot de con
clusie komen dat een sleufsilo niet op het be
drijf past. Vooral voor kleinere partijen heeft
de rijkuil op een verharde plaat dikwijls de
voorkeur.
C.R.A. Tilburg
M. v.d.Ven
HET VULLEN VAN SLEUFSILO'S