vraag 6 12 vraag 7 I vraag 8 D oor de regering wordt voorgesteld een voorkeursrecht voor gemeenten in te stellen. Dit betekent een recht van de gemeente om bij voorrang grond en ander onroerend goed (huizen, bedrijfsgebouwen), nodig voor nieuwe bestemmingen (uitbreidingsplan) aan te kopen. Aan de eigenaren wordt dan de verplichting opgelegd om hun bezit, zodra ze dat kwijt willen, eerst bij de gemeente ter verkoop aan te bieden. Het voorkeursrecht kan gelden overal waar de gemeente plannen heeft. D E»en samenvatting van de verschillende opmerkingen van de afdelingen over het grondbeleid volgt hieronder: a. Is de afdeling vóór of tegen dit voorkeursrecht? Waarom? b. Hoe denkt U over een overheidsvoorkeursrecht (SBL) in ruilverkavelingen? van de afdelingen heeft geen bezwaar tegen het feit dat een voorkeursrecht voor de gemeente wordt ingevoerd overal waar de gemeente plannen heeft, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: de verkeerswaarde van vrije grond en gebouwen dient te worden vergoed: er dient een koopplicht te zijn voor de gemeenten; de gemeente dient zodra zij een bestemming op de grond heeft gelegd, die grond direkt te kopen of een optievergoeding te betalen; er onderzocht wordt of er geen andere mogelijkheden zijn om grondspeculatie tegen te gaan; het in geen geval ten koste van de agrariërs gaat; „dat een gemeente in haar structuurplan geen projekten van andere overheden op mag nemen (waterschap, rijk en provincie;) 88% van de afdelingen alsmede de agrarische commissie van de Bond van Plattelandsvrouwen spreken uit dat zij tegen het voorkeursrecht van de gemeente zijn. Zij hebben daarvoor de volgende redenen: de aanbieder van de grond wordt afhankelijk van de prijs die men wenst te betalen; deze prijs kan in geen enkele verhouding komen te staan met de prijs die het objekt in een open markt waard is; gezien de lange procedure die in het wetsontwerp is ingebouwd, kunnen er zeer nadelige gevolgen ontstaan voor de agrariër; er vindt een drastische ingreep plaats in het spel van vraag en aanbod; de gemeente komt hierdoor in een gunstige positie om de prijs te drukken; zij krijgt een machtspositie. En r.iacht wordt vaak misbruikt; men vreest dat men voor de prijs die de gemeente voor de grond wenst te betalen geen andere grond terug kan kopen; men vreest een verdere aanzet voor een voorkeursrecht-van andere overheden (land schapsparken e.d.); het voorkeursrecht van de pachter wordt meer aangetast dan bij de huidige onteigenings wet. Al deze afdelingen vinden dat de huidige onteigeningswet geen enkel probleem oplevert, steeds is in het verleden gebleken dat die gemeenten, die een vooruitstrevend grondbeleid voeren, geen moeilijkheden ondervonden. Praktisch alle aankopen konden in minnelijk overleg worden geregeld. De huidige onteigeningswet biedt dan ook voldoende perspektief voor de gemeenten vinden ze. Naar de mening van verschillende afdelingen heeft het "stokpaardje" van sommige regeerders er in hoge mate toe bijgedragen dat de projekt-ontwikkelaars er toe overgegaan zijn gronden met een verwachtingswaarde te kopen voor zeer hoge bedragen. Zij zouden ook graag een onderzoek ingesteld willen zien naar de relatie tussen de grondprijs voor de oorspronkelijke eigenaar en de grondprijs bij uitgifte door de gemeente (in uitbreidingsplannen). Verschillende afdelingen kunnen er begrip voor opbrengen dat er gezocht wordt naar middelen om te voorkomen dat er door partikulieren en/of beleggers extreme winsten in uitbreidingsplan nen behaald worden. Maar dat mag in geen geval tot schade voor de agrariër leiden die zijn bedrijf als een economische eenheid moet en wil voeren. Over een overheidsvoorkeursrecht S.B.L. in ruilverkavelingen wordt als volgt gedacht: Door 40% van de afdelingen wordt een voorkeursrecht van S.B.L. in ruilverkavelingen als positief ervaren. Mits de grond gebruikt wordt voor agrarische doeleinden, dus bedrijfsvergroting en het; verkrijgen van een goede verkaveling. Men vindt tevens dat de korting van wegen en waterlopen met behulp van S.B.L.-grond moet worden gecompenseerd. Ook vindt men dat het voorkeursrecht alleen mag gelden indien de ruilverkaveling is gestemd en dan slechts voor een beperkte tijd. Vóór de stemming van een ruilverkaveling zal spijkerhard moeten vaststaan of de grond inder daad gebruikt zal worden voor agrarische doeleinden of althans welke oppervlakte. De S.B.L. dient dezelfde prijs voor de grond te betalen als in vergelijkingsgebieden, waar geen ruilverkave ling is. Het voorkeursrecht van de S.B.L. mag niet gelden bij overdrachten aan kinderen en in de familie. 55% van de afdelingen was tegen een overheidsvoorkeursrecht van de S.B.L. in ruilverkavelingen. Om de volgende redenen: men is bang dat de vrijgekomen gronden besteed zullen worden voor andere doeleinden dan agrarische; al staat de landbouw positief tegenover goed landschapsbeheer door de boeren, men is toch bang dat het grootste gedeelte van de grond gebruikt zal worden voor dit landschapsbeheer. Men wenst niet de pet van landschapsbeheerder opgezet te krijgen, zoals vooral C.R.M. dat voorstaat; de onzekerheid wat de overheid met de grond zal gaan doen. speelt een enorme rol bij de beantwoording van de vragen; men vindt dat een voorkeursrecht kan leiden tot nationalisatie van de grond, wat gezien de uitspraken van sommige progressieve politici, niet denkbeeldig is; men vindt dat de boerenbedrijven in het gebied worden bevroren, indien zij geen gronden aan kunnen kopen. Zij moeten om economische redenen mogelijkheden blijven behouden om hun bedrijf uit te breiden; aantasting van eigendomsrecht: 5% van de afdelingen had hierover geen mening. Wanneer je nu met de grondbank in zee gaat kun je nooit geen eigenaar meer worden. De produkten van het veld zijn vervoerbaar, grond ligt vast en is mede daardoor een begeerd onroerend goed. e regering stelt voor de Onteigeningswet zodanig te wijzigen, dat bij ontei gening niet meer handels- of verkeerswaarde wordt vergoed, maar de gebruiks waarde. Als dit doorgaat, misschien is er inmiddels reeds over beslist, wordt niet meer de waarde voor het toekomstig gebruik, bijv. woningbouw, vergoed, maar wordt een vergoeding gegeven naar het tegenwoordig gebruik. Daarnaast wordt uiteraard in beide gevallen nog wel bedrijfs- en inkomens- schade vergoed. a. Waaraan wordt in de afdeling de voorkeur gegeven, aan een vergoeding volgens de "verkeerswaarde" of aan de "gebruikswaarde"? b. Waarom? n 97% van de afdelingen wordt bij onteigening de voorkeur gegeven aan de handels- of verkeerswaarde boven die van de gebruikswaarde. Als redenen voor deze voorkeur wordt opgegeven: dat dit de waarde is die men bij vrije verkoop kan maken; dat dit de waarde is die de boer voor de grond moet betalen, indien hij vervangende grond moet kopen; dat de grondeigenaar een vergoeding wenst waarvoor hij grond terug kan kopen met dezelfde kwaliteiten qua ligging, kwaliteit en hoedanigheid als het onteigende; dat het zeer onrechtvaardig is dat de overheid goedkoper grond zou kunnen kopen dan een partikulier; bij het invoeren van de gebruikswaarde zou de gemeenschap ten koste van het individu willen profiteren van de enkeling, dit is asociaal; de landbouw speculeert niet met grond, zoals de ontwikkelingsmaatschappij: de gebruikswaarde kan ontaarden in willekeur van de overheid bij de grondprijsbepaling: er zou wel eens een politieke prijs kunnen ontstaan; de verkeerswaarde is in de achter ons liggende jaren voor de landbouw en voor de gemeenten een bruikbaar instrument gebleken. De overheid heeft t.b.v. niet-agrarische doeleinden gron den tegen een redelijke prijs kunnen verwerven. In 3% van de afdelingen gaf men de voorkeur aan de gebruikswaarde, de redenhiervan was: poging om grondprijs omlaag te krijgen; minder speculatiemogelijkheden; Alle afdelingen vonden dat de aankoopprijzen die de gemeenten betalen voor de uiteindelijke uitgifteprijs van zeer ondergeschikte betekenis zijn. Een onderzoek om. de fabel uit de weg te ruimen, dat een verschil van 1,— per m2 die de boer meer of minder ontvangt van doorslag gevend belang zou zijn bij het vaststellen van de uitgifteprijzen van grond en/of de huurprijzen, is dringend nodig. v 12 Heeft de afdeling naar aanleiding van de inleiding van dit vraagpunt nog verdere opmerkingen over het grondbeleid? de landbouw zal zelf een visie moeten ontwikkelen over het grondbeleid in de (naaste) toekomst; zij zal nieuwe oplossingen niet uit de weg mogen gaan; de landbouw wordt met zorg vervuld over de steeds verdergaande overheidsbemoeiing be treffende de grond; dit leidt tot bureaucratie, bevoogding en mogelijk willekeur: de landbouw dient er met kracht voor te waken dat er geen nationalisatie van de grond plaatsvindt; er dienen mogelijkheden te worden gezocht om grondspeculatie. die prijsopdrijvend werkt, tegen te gaan; getracht dient te worden de aanbodzijde van de grond te vergroten door: a. een betere beëindigingsregeling te maken; b. bedrijven in de IJsselmeerpolders uit te geven, ook in eigendom; c. onderdelen van de pachtwet te wijzigen. Hoewel de meningen hierover verschillen, wordt door sommigen voorgestaan, om voortzetting van de pacht na de 65-jarige leeftijd te verhinderen voor diegenen, die bij overdracht van pacht geen opvolgers hebben en het continuatierecht alleen te geven aan diegenen die hun hoofdberoep in de landbouw heb ben. ook zou de vraagzijde in bepaalde banen geleid kunnen worden: a. de overheid dient af te zien van de 33000 ha die zij in eerste instantie aan wil kopen voor reservaten; b. er zou geen grond voor eigen gebruik meer verkocht mogen worden aan niet-agrariërs: het onderverhuren van grond dient met kracht te worden tegengegaan: door gemeenten dient compensatiegrond beschikbaar te worden gesteld: bij de planning van de gemeenten, de provincies en het rijk dient er meer rekening mee gehouden te worden dat grond een schaars artikel is; er moeten pogingen ondernomen worden om de 1 premie voor de hoogste inschrijvers bij publieke verkopingen af te schaffen. Dit werkt prijsopdrijvend. Door enige afdelingen wordt opgemerkt dat er een zekere terughoudendheid tegen ruilverkave ling ontstaat omdat de agrarische bevolking steeds meer gaat denken dat de overheid de ruilver kaveling als een middel gaat zien om gronden toe te spelen aan niet-agrarische doeleinden. De landbouworganisaties dienen deze ongerustheid weg te nemen met woord en daad.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 12