Veel coloradokevers
D oordat tengevolge van ongunstige weersomstandigheden de
coloradokever jarenlang een weinig belangrijke plaag is geweest
werden vorig jaar vele overvallen door het massaal op de aard
appelvelden voorkomen van de coloradokever en zijn larven.
Door de droge warme zomer 1976 verliep de ontwikkeling van het
ei tot de in de grond voor verpopping wegkruipende larve zeer
snel, namelijk in enkele weken. Al spoedig daarna werd men weer
verrast door grote aantallen uit de grond komende jonge kevers,
die zorgden voor een nieuwe generatie vraatzuchtige larven.
Plaatselijk zijn najaar 1976 grote aantallen kevers in de grond in
overwintering gegaan, die dit voorjaar weer te voorschijn zijn
gekomen op zoek naar aardappelplanten om hun eieren op af te
zetten. Als in die periode de temperatuur boven de 25 graden
Celsius komt worden de kevers vooral bij broeierig weer zeer
vlieglustig, zoals o.a. op 13 juni dit jaar het geval was. De wind
richting bepaalt hoofdzakelijk waarheen het gaat. Bij plotse
linge afkoeling (in onweersbuien of boven zee) stoppen ze met
vliegen en komen ergens op land of in zee terecht.
D e gelande kevers trachten lopend een aardappelplant te
vinden. Die in zee terecht komen worden door de zeestromingen
bijeengeveegd en tenslotte ergens op het strand geworpen, waar
ze soms in massa op de vloedlijn kunnen worden gevonden.
Aangezien ze enkele dagen in het zeewater kunnen verblijven
kunnen bij die aangespoelde kevers overlevenden zijn. Ze heb
ben echter niet veel kans nog schadelijk te worden, omdat ze
daartoe eerst weer over de duinenrij zouden moeten vliegen. De
kans dat de temperatuur aan het strand direkt weer zo hoog
wordt dat vliegneigingen ontstaan is ook al klein. Bovendien zou
de bij die hoge temperaturen meestal voorkomende oostenwind
de kevers weer richting zee voeren.
H et ging erom dat de kweker werd be
schermd. Het duurde geruime tijd voor het een
en ander bevredigend werd gerealiseerd. In
1966 kwam er een Zaaizaad en Plantgoed Wet,
geënt op de Conventie van Parijs. Momenteel
zijn de ledenstaten; West-Duitsland, Neder
land, Verenigd Koninkrijk Denemarken, Zwe
den, Frankrijk en België. Vermoedelijk zullen
binnen afzienbare tijd ook nog Spanje, Zwit
serland en Zuid Afrika toetreden....
H et landbouwschap ging in 1958 over tot
instelling van een areaalheffing op akker
bouwgewassen ten behoeve van de NAK kwe-
kersvergoedingsfondsen. Voorwaarde voor een
korrekte uitvoering daarvan was een zo exakt
mogelijke statistiek op het punt van de opper
vlakte van gewassen. De uitkering bleef gere
lateerd aan de verhandelde hoeveelheden ge
certificeerd materiaal (bij aardappelen naar
oppervlakte) met dubbele regressie. Prettig was
dat door deze heffing ook de niet beschermde
rassen in de voeding van de fondsen bijdroe
D r. Ir. C. Mastenbroek voorzitter van de
Nederlandse Kwekersbond, memoreerde dat
men begon met dertien leden en een budget
van 1500 gulden. Nu telt de vereniging 246
leden en beschikt over een budget van
214.000,— gulden. Er waren veel kweekbedrij-
ven, soms meer dan Nederland op de been kon
houden. Het is een gelukkig feit geweest dat het
kwekersrecht kwam het is de redding geweest
van veel kwekersbedrijven. Maar ook voor de
Nederlandse kwekersbond
bestaat 50 jaar
D e Nederlandse kwekersbond bestaat vijftig jaar. Deze vereniging van kwekers is in
feite populair gezegd een vakbond van kwekers en veredelaars van rassen bestemd voor
agrarisch gebruik.
Gemiddeld 15 jaar wachten op een nieuw ras!
Plantenziektenkundige Dienst
eieren, mogelijk reeds larven voorkomen. De gele, ongeveer 1 Vi
mm lange eieren worden door de kevers aan de onderkant van
de wat oudere bladeren in hoopjes van 15 of meer afgezet. Bij
gunstig weer komen daaruit na ongeveer een week de larven te
voorschijn. Deze zijn geelachtig-grijs, maar na enkele dagen
worden ze vleeskleurig tot donkerrood. De ontwikkeling van
jonge tot volwassen larf duurt ongeveer 2 tot 3 weken, afhan
kelijk van de temperatuur. Volwassen larven kruipen in de
grond om te verpoppen. Worden op een perceel verpoppings-
rijpe larven (oranjekleurig en ongeveer 1 cm groot) aangetroffen
dan kan een vervolging worden ingesteld wegens het onvol
doende bestrijden van deze plaag. De bestrijdingsplicht geldt
ook voor coloradokeverlarven voorkomende op aardappelop
slag.
De kever via de zee
Waar kevers aanspoelen langs dijken waarachter aardappel-
gronden liggen is de situatie «iets anders. Daar zouden ze lopend
die velden kunnen bereiken. Maar in de praktijk is ook gebleken
dat slechts zelden op deze wijze een aardappelveld besmet raakt.
De bovengeschetste situaties zijn in de week van 13- 18 juni
voorgekomen. De maandag van die week begon met tropische
temperaturen en het was onweersachtig terwijl het dinsdag
plotseling weer koel was. Uit vele plaatsen in het land werden
dinsdag kevervondsten op aardappelen of andere plaatsen ge
meld. Woensdag kwamen talrijke meldingen van kevervondsten
op de vloedlijn van de stranden van Bergen N.H. tot Hoek van
Holland. Door het daarop gevolgde aanhoudende koele weer
waren deze kevers verloren. Het had geen zin zoekakties langs
de stranden te organiseren, te meer niet omdat een volgende
vloed na de aanspoeling door de krachtige noordenwind zo
hoog was dat bijna alle nog levende kevers opnieuw in het water
terecht zijn gekomen en hoger op het strand weer werden afge
zet. Op donderdag 16 juni konden nog slechts dode kevers op de
stranden worden gevonden.
Iedere aardappelteler dient te beseffen dat, voor zover dat nog
niet het geval was, tijdens de vluchten van 13 juni zijn aardap
pelen met kevers besmet kunnen zijn geraakt en dat daarop nu
Aaardappelopslag vormt een probleem bij de bestrijding van de
kever
Aardappelopslag
In 1975 en 1976 hebben zich op aardappelopslag soms veel
larven kunnen ontwikkelen. Ook dit jaar komt aardappelopslag
weer algemeen voor. Daarom is het zaak aan de bestrijding van
de coloradokever op opslag voldoende aandacht te geven.
In alle gevallen waar het loof van de opslag zich mechanisch laat
verwijderen kan de voedselbron voor de kever en de larven
worden weggenomen en ontstaan er geen problemen. In bieten
bijvoorbeeld zal dit regel zijn.
Hoewel opslag in granen doorgaans ijl is en niet veel loof heeft,
waardoor slechts weinig larven voldoende voedsel kunnen vin
den, kan soms de hoeveelheid en omvang van de aardappelop-
slagplanten toch zo groot zijn, dat een bestrijding van de daarop
aanwezige coloradokeverlarven noodzakelijk wordt. Voor een
bespuiting in granen dient dan gebruik te wofden gemaakt van
een middel op basis van fosfamidon (Dimecron).
Een extra probleem wordt gevormd door opslag in mais. Het is
in 1975 en 1976 gebleken dat in mais aardappelopslag tot een
bijna normaal aardappelgewas kan uitgroeien. Daarop kunnen
zich dan massaal coloradokevers ontwikkelen. Maistelers wordt
aangeraden speciale aandacht aan dit probleem te schenken en
zo nodig en zo lang mogelijk het aardappelloof te verwijderen.
Is dat niet meer mogelijk en komen coloradokeverlarven op de
opslag voor dan kan een bespuiting worden uitgevoerd met
chloorfenvinfos (Birlane). Bij een reeds gesloten maisgewas zal
men wel speciale voorzieningen moeten treffen om de spuit-
vloeistof op het aardappelloof te krijgen.
Volkstuinen
In partikuliere tuinen kan de aantasting soms ook zo hevig
worden dat wegvangen met de hand geen doen meer is. In die
gevallen kan een bespuiting worden uitgevoerd met een middel
met beperkte giftigheid dat propoxur bevat en in de handel is
onder de naam Undeen (ook in kleinverpakking).
Bestrijdingsmiddelen
Voor g2bruik in de bedrijfsmatige aardappelteelt staat een groot
aantal middelen tegen de coloradokever ter beschikking. Deze
staan volledig vermeld in het Bericht no. 77-20 van 13/5T7 van
Plantenziektenkundige Dienst en Consulentschap voor Plan
tenziekten: Insektenbestrijding in aardappelen.
Ook licentie voor eigen teelt
gen. In 1966 is deze areaalheffing komen te
vervallen, omdat een dergelijke heffing in de
andere landen onmogelijk zou zijn, en tot on
gelijkheid zou voeren. De kwekers spannen
zich in voor een harmonisatie van de licentie-
tarieven op ongeveer het Nederlandse niveau.
De kwekersbond zou graag zien dat ook over
het gebruik van eigenteelt zaai of plantgoed
licentie zou moeten worden betaald. De for
mulering voor handelsdoeleinden in het kwe
kersrecht zou dan vervangen kunnen worden
door "bedrijfsmatig". Immers zo stellen zij, de
waarde van een ras strekt zich niet alleen uit tot
gecertificeerd uitgangsmateriaal, maar ook
over de nabouw daarvan. Nu komen de kwe
kers hierbij niet aan hun trekken.
De Zaaizaad en Plantgoed Wet bepaalt de
duur van de bescherming op tenminste 15 en
ten hoogste 25 jaar voor akkerbouwgewassen.
Bij algemene maatregel van bestuur kregen de
aardappelrassen 25 jaar en de rassen van de
overige gewassen 20 jaar bescherming. Verlen
ging is niet mogelijk.
Dankzij kwekers hogere financiële opbrengst
Er zijn veel betere rassen dan Bintje
P rofessor Dr. Ir. J. Sneep hoogleraar plan
tenveredeling hield een interessante inleiding
over vijftig jaar kweekwerk en veredeling. Hij
vroeg respekt voor de kwekers van het eerste
uur, die met veel liefde en toewijding werkten
ten algemene nutte zonder ooit de zekerheid te
hebben van een redelijke beloning. Geert
Veenhuizen was zo'n man. Hij heeft o.a. de
Eersteling op zijn naam staan. De grote ont
wikkeling in de aardappelveredeling kwam na
M. van Wezel
Wanneer men bedenkt dat het een zeer moeizaam en langdurig werk is om voor de praktijk
geschikte landbouwgewassen op de markt te brengen, kan men ook wel begrijpen dat
zoiets niet meer in de hobbysfeer kan plaatsvinden. Gemiddeld duurt het vijftien jaar om
een nieuw ras geschikt voor de praktijk, vrij te geven. Hierin gaat een enorme hoeveelheid
onderzoek en werk zitten dat betaald moet worden. De rassen die we in de rassenlijst
aantreffen zijn slechts het topje van de ijsberg. Daarnaast loopt de kweker nog de kans dat
rond de tijd dat hij het nieuwe ras voor gebruik in de praktijk klaar heeft de behoefte naar
iets dergelijks verminderd is. De rassen die werkelijk geschikt zijn die moeten uiteindelijk
zorg dragen voor de vergoeding van de gemaakte kosten in de vorm van kwekersrechten en
licenties.
Omdat de praktijk het meest profiteert van goede bruikbare rassen is het ook logisch dat
door hen een bijdrage wordt verleend om het speurwerk naar nieuwe rassen in de toekomst
financieel mogelijk te maken.
Aardappelrassenproefveld op het RIVRO. Jaarlijks worden honderden nieuwe rassen beoordeeld
op hun gebruikswaarde voor teler, verwerker en konsument. De resultaten worden gepubliceerd
in Rassenberichten en Rassenlijst. Tegelijkertijd wordt aan de hand van morfologische ken»
merken onderzocht of de nieuwe rassen zich voldoende onderscheiden van de bestaande. Dit is
noodzakelijk voor inschrijving in het Nederlands Rassenregister en het verkrijgen van kwekers»
rec*1*" Foto Rivro Wageningen
landbouw was het belangrijk, want ruwweg
kan men de jaarlijkse meeropbrengst dankzij
het speurwerk van de kwekers voor de Neder
landse landbouw op 20.000.000 gulden
stellen. Sommige rassen zijn een lang leven
beschoren, bij de aardappelen hoemde hij
Bintje, Eigenheimer en Eersteling. Overigens
wil het helemaal niet zeggen dat er geen goede
vervanger voor Bintje zou zijn, of zelfs nog
beter. Veel oude rassen zijn er ook bij de gras
sen ofschoon door voortdurend bijsturen de
kwaliteit nog steeds verbeterd wordt.
De heer Mastenbroek was van mening dat
Nederland de buitenlandse konkurrentie heel
goed aan kan. Er staan meer Nederlandse ras
sen in buitenlandse rassenlijsten dan omge
keerd. Vooral bij de grassen hebben we een
enorme sterke positie opgebouwd.
de tweede wereldoorlog. Voor de fabrieksaar
dappel is toen de resistentie tegen de aardap
pelmoeheid ingekweekt. Voorde fabrieksaard
appelstreek was dit van groot belang. Met de
resistentie tegen Phytophthora is het niet gelo
pen zoals men graag had gezien. Ook hij ging
nog even in op Bintje. Dit gewas is nog steeds
favoriet voor export en binnenlandse con
sumptie. Toch zijn er moderne rassen die Bintje
op vele punten evenaren en zelfs overtreffen.
Maar de op Bintje ingestelde teeltwijze en een
zeker conservatisme laten voor andere rassen
nu nog geen ruimte.
Momenteel wordt weer veel gewerkt met aard
appelrassen uit de z.g. genenbank streken in
Zuid-Amerika. Het aantal chromosomen
wordt teruggebracht om te kunnen kruisen met
vreemde originele aardappelsoorten,
vervolg op pag. 10