Terugdringen milieuproblemen bij
veehouderijbedrijven vordert gestaag
E r zijn de laatste jaren belangrijke resultaten geboekt op het gebied van het terugdringen en zo mogelijk voorkomen van
milieuproblemen bij veehouderijbedrijven door mest, gier en stank. Zo zijn er verschillende oplossingen gevonden voor de
problematiek van de stankoverlast en mestoverschotten.
D it alles is in 1972 voor het Produktschap voor Veevoeder
aanleiding geweest tot het via een heffing op veevoeder bijeen
brengen van gelden voor de ontwikkeling van methoden om de
milieuhinder te beperken en zo mogelijk geheel te voorkomen.
Aldus ontstond het Fonds Hinderpreventie. Overleg met het
ministerie van Landbouw en het georganiseerde bedrijfsleven
leidde bovendien tot de instelling door de minister van de
Commissie Hinderpreventie Veeteeltbedrijven onder voorzit-
tèrschap van de voorzitter van het Produktschap voor Veevoe
der met als leden vertegenwoordigers van de veevoederindu
strie, het Landbouwschap, de Nationale Raad Landbouwkundig
Onderzoek TNO en het Ministerie van Landbouw en Visserij.
De commissie Hinderpreventie Veeteeltbedrijven heeft tot taak
het doen van voorstellen met betrekking tot het beschikbaar
stellen van gelden uit het Fonds Hinderpreventie voor het ont
wikkelen, onderzoeken en ingang doen vinden van systemen en
maatregelen die het beperken van hinder in de veehouderij
bevorderen.
D e veehouderijbedrijven hebben dikwijls moeilijkheden met
het verkrijgen van een hinderwetvergunning. Het al of niet
veroorzaken van stankoverlast speelt daarbij een belangrijke
rol. De stankproblematiek heeft daarom veelvuldig de aandacht
van de Commissie gehad. Zij heeft gelden beschikbaar gesteld
voor:
I
D«
B
B
D
Schapenkalender
D,
H,
G
MINISTERIE VAN LANDBOUW EN VISSERIJ
COMMISSIE HINDERPREVENTIE VEETEELTBEDRIJVEN
De veehouderij, met name de intensieve veehouderij, heeft sinds de zestiger jaren enorme veranderingen ondergaan. Het
totale aantal dieren is sterk toegenomen, evenals het aantal dieren per bedrijf. Meer dieren per bedrijf betekent meer
mest en gier en deze tezamen kunnen meer stank tot gevolg hebben. In het bijzonder in gebieden met veel bedrijven met
een beperkte oppervlakte grond en grote aantallen dieren kunnen zich wat mest, gier en stank betreft minder gewenste
ontwikkelingen voordoen. Dit geldt destemeer naarmate men dichter bij woonkoncentraties zit of veel verspreide
behuizing wordt aangetroffen. Bovendien stelt de mens steeds hogere eisen aan zijn omgeving. Veel wat vroeger algemeen
aanvaard werd, wordt thans als hinderlijk ervaren en verworpen.
Gewijzigde normen in de samenleving
De Commissie fungeert tevens als adviesorgaan voor het be
stuur van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de
Landbouw, althans voorzover het om zaken van hinderpreven
tie gaat. Bij tal van projekten is zowel door het Fonds Hinder
preventie als door de Stichting O. en S. fonds voor de landbouw
op 50/50 basis een bijdrage gegeven.
Stankbestrijding
- het ontwikkelen van een methode voor en het ingang doen
vinden van de stankbestrijding door middel van beluchten van
mest en gier.
- het bevorderen van het stankvrij uitrijden van mest door het
doen ontwikkelen en ingang doen vinden van mestinjecteurs.
- het ontwikkelen en ingang doen vinden van luchtwassers.
- het ontwikkelen en ingang doen vinden van een methode waarbij
de mest in legkippenhokken wordt gedroogd en de stankontwik
keling beperkt.
- onderzoek betreffende stankveroorzakende processen.
- de ontwikkeling van objektieve meetmethoden ter bepaling van
stankhinder van varkens-, pluimvee- en vieeskalverenstallen.
- onderzoek betreffende de vermindering van stankoverlast door
rantsoenwijziging bij varkens en vleeskalveren.
- onderzoek betreffende stankvermindering door het plaatsen van
hoge schoorstenen voor de afvoer van ventilatielucht.
- onderzoek betreffende de verspreiding van stallucht.
Problemen rond mest en gier
in het leven geroepen mestbanken. Deze waren in 1972 nauwe
lijks van de grond gekomen. De Commissie Hinderpreventie
Veeteeltbedrijven heeft daarom samen met het O. en S.-fonds
voor de Landbouw gelden beschikbaar gesteld voor:
- het bevorderen van de ontwikkeling en het ingang vinden van
transportkombinaties voor het transport van vloeibare mest over
grote afstanden.
- onderzoek betreffende de uitspoeiingsverliezen bij onbeklede
mestputten op verschillende grondsoorten.
- onderzoek betreffende de mogelijkheden van een verplaatsbare
tussenopslag voor mest.
- het ontwikkelen en ingang doen vinden van methoden voor de
tussenopslag van dunne mest op akkkerbouwbedrijven.
- het afdekken van mestopslagplaatsen ter voorkoming van
stankhinder.
- de ontwikkeling van roerapparatuur voor grote opslagputten
voor dunne mest.
- het testen van apparatuur voor het scheiden van dunne mest in
vloeibare en vaste mest.
- het drogen van mest met behulp van ventilatielucht in legkip
penhokken.
- het verregenen van beluchte kalvermest.
- het gebruik van kalvergier in populierenbossen.
n bepaalde gebieden wordt op verschillende intensieve
veehouderijbedrijven met weinig grond meer mest geprodu
ceerd dan op de beschikbare grond voor bemesting kan worden
aangewend. De voor de hand liggende oplossing is transport
naar andere bedrijven waar wel behoefte is aan mest. Voorzover
het gaat om vaste mest of geringe transportafstanden vormt dit
geen probleem. Bij de moderne nationale huisvestingssystemen
wordt de mest echter veelal in vloeibare vorm geproduceerd.
Bovendien moet in gebieden met veel intensieve veehouderij de
mest dikwijls over grote afstanden worden getransporteerd.
Hiervoor bestaan de door het O. en S.-fonds voor de Landbouw
De meeste mensen vinden dat mest stinkt en daarover valt niet te
twisten. Daarom wordt er ook heel wat onderzoek verricht om dit
probleem te verhelpen.
Verantwoorde bemesting
'e normale bestemming van natuurlijke mest is altijd het
land geweest. Nu er steeds meer bedrijven met betrekkelijk
weinig grond en veel dieren zijn gekomen en daarnaast blijkt dat
sommige gewassen als b.v. mais zeer grote stalmestgiften ver
dragen, rijst de vraag hoe ver men met de bemesting met na
tuurlijke mest kan gaan aleer men van vervuiling van bodem,
grond of oppervlaktewater moet spreken. Teneinde op die vraag
een antwoord te kunnen geven heeft de Commissie Hinderpre
ventie Veeteeltbedrijven gelden uitgetrokken voor:
- onderzoek betreffende verplaatsing en mineralisatie van orga
nische fosforverbindingen uit stalmest en gier in de grond.
- onderzoek aangaande absorptie organische fosfaten in de bo
dem.
- onderzoek met betrekking tot transport en accumulatie van
fosfaat in de grond.
Biologische afbraak van mest en gier
ij het zoeken naar een oplossing voor een plaatselijk of re
gionaal overschot aan mest of gier kan o.m. worden gedacht aan
biologische afbraak. Op dit terrein is in Nederland heel wat
werk verricht. De Commissie Hinderpreventie Veeteel'.bedrij-
ven heeft het gestimuleerd door gelden beschikbaar te stellen
voor:
- onderzoek naar de mogelijkheden tot verbetering van de biolo
gische afbraak van mest en gier.
- onderzoek betreffende denitrificatie van stikstof uit het effluent
van een zuiveringsinstallatie voor varkensgier.
- fosfaatverwijdering uit kalverdrijfmest door middel van chemi
sche flocculatie.
- de bouw van een centrale zuiveringsinstallatie voor kalvergier te
Elspeet.
- anaerobe verwerking van varkensdrijfmest.
Gebruik van mest voor andere doeleinden dan bemesting
ij een eventueel overschot aan natuurlijke mest rijst de vraag
of de mest ook voor andere dan bemestingsdoeleinden kan
worden gebruikt. Er moet in dat geval antwoord worden gege
ven op vragen als: kan de mest nog verder worden afgebroken
dan thans bij de biologische afbraak het geval is, kan de bij
afbraak verkregen microbiële massa voor voederdoeleinden
worden gebruikt, kan de eiwitrijke mest van bepaalde dieren tot
veevoeder worden verwerkt, kan er eiwit uit mest worden ge
wonnen, zit eiwit mogelijk voornamelijk in bepaalde frakties
van de mest e.d.
De Commissie Hinderpreventie Veeteeltbedrijven heeft het ter
hand nemen van onderzoek op deze terreinen gestimuleerd
door het beschikbaar stellen van gelden voor:
- onderzoek over het gebruik van gedroogde pluimveemest in de
rundveehouderij.
- onderzoek betreffende een optimale winning van microbiële
massa uit mest.
- onderzoek betreffende bruikbaarheid van mest door splitsing in
frakties.
- onderzoek betreffende afbraak van het cellulose- hemicellulose-
ligninecomplex in mest.
Beperking eventueel milieuoverlast door wijziging samenstelling
veevoer
e samenstelling van het veevoer bepaalt in hoge mate de
samenstelling van de mest. Geeft men een dier belangrijk meer
fosfaat dan het nodig heeft, dan komt er meer fosfaat in de mest
terecht en kan er in bepaalde situaties een geringere hoeveelheid
stalmest per ha worden verstrekt. Beperking van de hoeveelheid
fosfaat in 't veevoeder tot het noodzakelijke is daarom wense
lijk. Sommige toevoegingen aan veevoer komen vrijwel geheel
in de mest terecht. Dit is het geval met koper. Het is dan wen
selijk na te gaan wat er met het koper in de grond gebeurt en zo
dat enig nadelig effekt heeft of het koper in het veevoeder door
iets kan worden vervangen. Dit alles is voor de Commissie
Hinderpreventie Veeteeltbedrijven o.m. aanleiding geweest tot
het stimuleren van onderzoek op het terrein van:
- invloed voedersamenstelling op de samen-, stelling van mest.
- vermindering van milieuoverlast door wijziging van het P-ge
halte in varkensvoeders.
- de koperhuishouding in de grond.
- kopertoevoeging in varkensvoer.
- de fysiologische werking van koper in het maagdarmstelsel van
het varken.
Watergebruik eendenhouderij
Iedere bedrijfstak heeft zijn bijzondere gevallen. Zo vormt bij de
rond Harderwijk gekoncentreerde eendenhouderij het hoge
watergebruik een probleem dat dreigt uit te lopen op hoge
aanslagen van de zijde van het zuiveringsschap. Dit is voor de
Commissie aanleiding geweest een onderzoek te bevorderen
naar de mogelijkheden het waterverbruik te beperken. Herge
bruik van water biedt perspektief.
Vliegenbestrijding
Hinder door vliegen vormt nogal eens een belemmering bij het
verkrijgen van een hinderwetvergunning. Bovendien houden
sommige voor de bestrijding van vliegen gebezigde bestrij
dingswijzen bepaalde gevaren in. Mogelijk verdient het stimu-
leren van onderzoek terzake in de nabije jaren aanbeveling.
juni 1977
darmen gevonden. Door snel en vakkundig scheren kan het
optreden van de scheerziekte aanmerkelijk worden beperkt.
Wassen
et verdient aanbeveling om bij het scheren van schapen de
volgende voorzorgsmaatregelen te nemen:
- Scheer voorzover mogelijk bij droog weer. Natte vachten gaan
in de regel door broei of schimmelvorming in kwaliteit achte
ruit.
- Omdat pas geschoren schapen nogal gevoelig zijn voor kou, is
het wenselijk voor een beschutte plek te zorgen, waar de dieren
kunnen schuilen voor regen en wind.
- Pas geschoren schapen zijn gevoelig voor zonnebrand. Zorg
daarom voor een schaduwrijke plek.
- Laat de dieren zo mogelijk 12 uur voor het scheren niet eten
i.v.m. de zogenaamde scheerziekte, waarvan de verschijnselen
de volgende zijn:
de dieren zonderen zich af, worden onrustig, lopen op, gaan
liggen en sterven. Bij sektie wordt meestal een draaiing van de
e schapen dienen minstens één maal per jaar gewassen te
worden tegen huidaandoeningen, luizen en teken met een in-
sektendodende vloeistof.
Om goede resultaten te krijgen dient men alle schapen en lam
meren in dezelfde periode te behandelen. Het gemakkelijkst zijn
de dieren te hanteren als ze direkt na het scheren worden ge
wassen. Voor het wassen is dan bovendien minder vloeistof
nodig. Het wassen van de dieren enkele weken na het scheren
heeft echter het voordeel, dat de vloeistof door de inmiddels
gegroeide wol beter wordt vastgehouden.
Het wassen van de dieren door onderdompeling is een nogal
zwaar en tijdrovend werk. Het is eenvoudiger de dieren door een
speciaal vervaardigde badinrichting of sproeiinstallatie te drij
ven.
Afwennen
ebleken is, dat 8 a 12 weken oude lammeren, die gespeend
worden, net zo goed of zelfs beter groeien dan dieren, die bij hun
moeder blijven. Vroeg spenen heeft het voordeel, dat de ooien
waarvan de lammeren zijn afgenomen, op een schrale weide
kunnen worden gehouden. Op deze wijze kunnen we de beste
percelen voor de lammeren reserveren.
De hierna volgende punten zijn van belang voor de groei:
- Hok de lammeren bij het spenen gedurende één of meer dagen
op en geef de dieren alvorens ze in een verse weide te brengen
een behandeling tegen maagdarmwormen.
- Zorg ervoor, dat de dieren ruim worden geweid of worden
omgeweid, liefst zonder op de oude percelen terug te komen.
Voor het weiden van lammeren zijn kunstweiden (vers land)
uitermate geschikt. Op percelen waar in het voorjaar ooien met
lammeren werden geweid kunnen na half juni beter geen lam
meren meer worden geweid i.v.m. maagdarmwormbesmetting.
- Bij gebrek aan ruimte doet men er goed aan de overtollige
weidelammeren van de hand te doen. Het komt nogal eens voor,
dat de verkoop van speenoude lammeren uitgesteld wordt, om
dat er toch voldoende gras aanwezig is. Het gevaar bestaat dan
echter, dat men de gunstige marktperiode, waarin veel vraag is
naar weidelammeren mist. De mogelijkheid, dat de prijzen van
tot de herfst aangehouden lammeren nauwelijks hoger of zelfs
lager liggen, is zeker niet uit te sluiten.
9