Uitkeringen en premieontvangsten bijna gelijk
I
V
Jaarverslag 1976
Premiegroei van 27,5
1,-
1,-
GOES
n het jaarverslag 1976 van de Z.H.V. (Vereniging voor Ziekenhuis verpleging "Zuid en Noord" wordt melding gemaakt van
een grote stijging van de premie-ontvangsten. Van 16,26 miljoen naar 20,27 miljoen. Een omzet vermeerdering van 27,5%.
Wanneer in aanmerking wordt genomen dat de premie in verband met de strukturele wijziging per 1 januari 1976 nauwelijks is
verhoogd dan is er sprake van een enorme groei. Deze groei is toe te schrijven aan de gunstige premietarieven waarbij
ongetwijfeld het imago van de ZHV een grote rol speelt.
De premie-ontvangsten in de voorgaande jaren beliepen: 1973 - 10.746.057,—1974 - 13.615.221,en 1975 -
16.159.781,-.
ele ziektekostenverzekeraars hebben in het jaarverslag van
het voorgaande boekjaar onder de inleidende woorden de Al
gemene Wet Gezondheidszorgverzekering (A.W.G.) centraal
geplaatst. Ook de Z.H.V. is daaraan niet voorbij gegaan, omdat
immers het voortbestaan van de partikuliere ziektekostenver
zekeraars in hoge mate werd bedreigd. Een jaar later blijkt het
getij enigszins gekeerd te zijn, omdat gebleken is dat bij de
ontwikkeling van de A.W.G. de financiering en de wijze van
premieheffing een belangrijk en moeilijk element heeft ge
vormd. Dit heeft uiteindelijk de doorslag voor de regering ge
geven om er voorlopig vanaf te zien.
Voortbordurend op de Struktuurnota Gezondheidszorg 1974
zyn eind 1976 een tweetal andere wetsontwerpen verschenen, te
weten: Wet Voorzieningen Gezondheidszorg en Wet Tarieven
Gezondheidszorg. Deze wetsontwerpen krijgen alle aandacht
van de werkers in de gezondheidszorg, ook die van de verzeke
raars. In deze wetsontwerpen komen een aantal positieve ele
menten voor, welke getuigen van een doelmatig stelsel van
voorzieningen die afgestemd zullen worden op de lokale en
regionale omstandigheden. De verzekering tegen ziektekosten
komt in de laatste plaats, omdat zij moet worden geprojekteerd
tegen de achtergrond vaneen betere struktuur en een beheerste
kapaciteit en van een verantwoorde regeling voor tarieven en
honoraria.
De partikuliere ziektekostenverzekeraars zijn in genoemde
wetsontwerpen niet op de achtergrond geschoven, maar zien
waarschijnlijk een al vele jaren bepleite wens in vervulling gaan.
Zij verkrijgen namelijk een wettelijke onderhandelingspositie
voor het vaststellen van het tariefs- en honoreringssysteem in de
gezondheidszorg: uiteraard zullen deze onderhandelingen ge
voerd moeten worden binnen het kader van globale richtlijnen.
De regionalisatie wordt in de wetsontwerpen sterk geaccen
tueerd. Het is niet ondenkbaar, dat met de bestaande verzeke
ringssystemen hierop ingespeeld moet worden met als gevolg,
dat de verzekeraars zich eveneens meer regionaal zullen moeten
opstellen.
De vraag rijst binnen welke termijn de beide wetsontwerpen tot
wet verheven kunnen worden gezien de politieke situatie.
Hef is van grote waarde, dat de ziektekostenverzekeraars alle
ontwikkelingen op de voet blijven volgen.
De medische- en paramedische ontwikkelingen staan niet stil en
er dienen zich steeds meer disciplines aan, die menen een taak te
hebben binnen de gezondheidszorg. Daardoor ontstaat een
druk op de verzekeraars om de voorwaarden uit te breiden. Een
landelijke koördinatie op dit gebied is geboden. Het wordt
wenselijk geacht, dat de verzekeraars zich ter voorkoming van
wildgroei in de verzekeringsvoorwaarden zoveel mogelijk kon-
formeren aan de adviezen van de Kommissie Landelijke Orga
nisatie Ziektekostenverzekeraars die na bestudering door een
technische kommissie tot stand komen, aldus een algemene
beschouwing in het jaarverslag.
De stand van zaken
Uitkeringen: Tot en met 31 december is 15,86 miljoen aan
schade uitgekeerd ten laste van het verslagjaar. Daarenboven is
4,33 miljoen gereserveerd voor de uitkeringen ten laste van
1976, welke nog in 1977 zullen plaats vinden, d.w.z. dat van de
verzekerde gulden 0,97 aan schade is uitbetaald. Het totaal
aan uitkeringen benaderd daarmee het bedrag aan premie-ont
vangsten.
Resultaten: Dat het resultaat rekening houdend met de ren
te-opbrengsten, het overschot van de schadereserve 1975 minus
de algemene kosten toch nog positiefis, lag niet in de lijn van de
verwachtingen. Dit positieve resultaat steekt weliswaar schril af
tegen de voordelige saldi van de afgelopen jaren, maar daarop
waren de besluiten van de algemene vergadering afgestemd,
aangezien de ontstane overschotten van de laatste jaren ten
goede moeten komen aan de verzekerden. Wij zijn echter zeer
verheugd, dat de aanslag op die overschotten minder snel is
gegaan, waardoor een waarborg is geschapen het premiebeleid
wat evenwichtiger te doen verlopen. Een beheersing van de
kosten in de gezondheidszorg is vooralsnog een holle phrase.
Reserves: De reeds bestaande premiereserve (vergrijzingsreser
ve), een doorn in het oog van vele ziektekostenverzekeraars op
non-profitbasis, is konform de richtlijnen van de Verzekerings
kamer aangevuld met 2,5% van het bruto-premie-inkomen en
vermeerderd met het voorgeschreven rentepercentage van 5 en
bedraagt nu 1.628.442,— Het voordelige saldo was lang niet
toereikend om de vrije reserve op peil van 25% te houden,
waardoor een aanslag is gepleegd op de egalisatiereserve van
886.155,— uitgedrukt in procenten 22,32.
Met de reserves wordt ruimschoots voldaan aan de inmiddels
min of meer bekend zijnde E.E.G.-richtlijnen. Een verdere in
tering daarop, mits deze niet plaats vindt in een enkel jaar, wordt
niet als bezwaarlijk geacht.
Administratiekosten: Dat de administratiekosten en de kosten
van beheer in absolute bedragen behoorlijk zijn gestegen is in
verband met de groei een logische zaak. De procentuele stijging
is echter te verwaarlozen en geeft tegen de achtergrond van de
minimale premieverhoging als gevolg van de stijging van de
kosten in de gezondheidszorg een bijzonder gunstig beeld te
zien. Als wij bovendien nog bedenken, dat in verband met de
verdere automatisering in de totale algemene kosten een een
malige post is begrepen dan kan hier wel gesproken worden van
een volledige kostenbeheersing.
Leden: De groei van het premie-inkomen kan voor dit verslag
jaar bijna volledig toegeschreven worden aan de toename van
het aantal verzekerden. Het aantal ingeschrevenen in de
hoofdverzekeringen is van 34.346 per 31 december 1975 naar
42.705 gestegen per ultimo 1976, dit is 24,34%. Als daarbij de
bijverzekeringen betrokken worden, zoals die bijvoorbeeld van
de huisarts dan zien wij daar een groei van 42,17%. Het is
financieel gezien aantrekkelijk, dat daardoor wederom een ver
jonging van het verzekerdenbestand heeft plaats gevonden. In
1975 maakte de groep van 45 jaar en ouder 31,29% uit van het
totale verzekerdenbestand, terwijl dit in 1976 is teruggelopen tot
29,07%.
Dit zal ongetwijfeld van invloed zijn op de resultaten, omdat de
statistiekcijfers nu eenmaal aangeven, dat het risiko bij de leef
tijd van ongeveer 45 jaar enorm gaat stijgen.
Het aantal opnamen in relatieve zin is licht gedaald, maar
daarmee is het bewijs niet geleverd, dat een en ander een gevolg
is van de verjonging. De verschuiving van de klinische naar de
poliklinische behandelingen kan hieraan eveneens d^bet zijn,
terwijl de verlaging van de gemiddelde opnameduur eveneens
in het oog springt.
Bestuurszaken
Met het oog op het nieuwe verenigingsrecht zijn binnen afzien
bare tijd statutaire wijzigingen te verwachten en het wordt
wenselijk geacht, dat de strukturele opbouw daarbij in ogen
schouw wordt genomen.
In de bestuurssamenstelling kwam in het afgelopen jaar geen
wijziging. De aftredende bestuursleden stelden zich herkiesbaar
en werden als zodanig met algemene stemmen wederom be
noemd.
3
Het produkt van de algemene vergadering, dat wil zeggen de
drang tot temporisering van de premie en de verbetering van de
verzekeringsvoorwaarden, ligt nu ter tafel. Een globale weerga
ve van de resultaten is gegeven. In samenspel met bestuur en
leden is uiteindelijk een alleszins bevredigend resultaat bereikt.
Een bijsturing in verband met de voortschrijdende kostenont
wikkeling is na overleg met de ledenraad per 1 januari 1977
noodzakelijk gebleken.
Men is er over verheugd, dat het dienstbetoon aan de verzeker
den in ruime mate kon worden gehandhaafd. Inmiddels is de
ervaring dat de overheid ten aanzien van de premievaststelling
haar stempel op het beleid drukt. Enerzijds bestaat daartegen
geen bezwaar, omdat de non-profit-verzekeraar de verzekerden
niet met een hogere premie wil belasten dan noodzakelijk is.
Anderzijds wordt deze inmenging niet geheel juist geacht, om
dat daardoor o.a. het administratieve apparaat extra wordt be
last en de duidelijkheid voor de verzekerden er niet op wordt
verbeterd. Men zal zich hierbij moeten neerleggen al blijft het
streven erop gericht een meer evenwichtige situatie te bewerk
stelligen.
De gunstige premie- en uitkeringsvoorwaarden en de totale
financiële positie verschaffen daartoe in elk geval de nodige
waarborgen.
BALANSEN PER 31 DECEMBER
ACTIVA
1976
1975
1. Vaste eigendommen
f
478.334,-
f
491.258,-
2. Hypothecaire leningen
100.000,-
3. Effecten
3.382.103,-
3.404.503,-
4. Leningen op schuldbekentenis
5. Deposito's
353.500,-
357.750,-
12.448.658,-
10.555.806,-
6. Banken
203.331,—
353.274,-
7. Kas en Giro
241.434,-
220.314,-
8. Van deelnemers te vorderen
96.017,-
75.045,-
9. Verzekeringsmaatschappijen
204.127,-
128.644,-
10. Andere debiteuren
786.872,-
19.120,—
11. Lopende intrest
373.133,—
230.715,-
12. Bedrijfsuitrusting
18.567.510,—
15.936.430.-
PASSIVA
13. Eigen reserve
14. Egalisatiereserve
15. Reserve Fonds voor
bijzondere gevallen
16. Premiereserve eigen rekening
17. Schadereserve eigen rekening
18. Aan deelnemers verschuldigd
19. Verzekeringsmaatschappijen
20. Andere crediteuren
21Overige passiva
1976
1975
5.179.829,—
4.039.945-
3.084.641,-
3.970.796,-
100.000,-
100.000,-
1.628.442,-
1.057.580,-
4.826.613,-
3.604.909,-
3.084.171,-
1.915.888,—
68.495,-
36.933,-
309.501,-
856.781,—
285.818,—
353.598,-
18.567.510,-
15.936.430
Verlies- en winstrekening 1976
LASTEN
Boekjaar
Ziekte- en ongevallentekening
1. Premie aan herverzekeraars
2. Toeneming premiereserve e.r
3. Toeneming schadereserve e.r.
4. Schade
5. Provisierekening
6. Kosten
Voordelig saldo
Vorig boekjaar
BATEN
364.483,-
570.862,-
1.221.704,-
18.492.249-
750,-
1.279.414,-
243.560,-
217.543,-
435.118,—
698.457,-
13.205.797,-
750,-
961.921,-
2.037.929-
22.173.022,- 17.557.515,—
Ziekte- en ongevallentekening
7. Premies
8. Intrest
9. Andere baten
10. Winsten op beleggingen
3oekjaar
20.719.316,—
1.450.063,-
1.493,—
2.150,—
22.173.022,-
Vorig boekjaar
16.159.781,—
1.391.446,—
1.288,-
5.000,-
17.557.515 -