D. I n de tuinderij is het planttijd. Een groepje mensen trekt de aandacht. Een trekker voor een plantmachine. Een chauffeur en drie planters. Dat lijkt wel een "menigte" in deze tijd. 't Blijken tuinders te zijn die elkaar helpen. Zijn spoorbreedte en rijenafstand normalisatie nog bij de tijd D e situatie is thans zo dat op verscheidene akkerbouwbedrijven en bij vele loonwerkers al materiaal in gebruik is dat niet meer past bij de huidige normalisatie op 12 xh cm. D e huidige normalisatie op eenheden van 12 Zi cm is, doordat deze vrijwel algemeen wordt toegepast, een belangrijke verworvenheid. De voortschrijdende mechanisatie maakt echter andere rijenafstanden en grotere spoorbreed ten nodig. Teneinde de daaraan verbonden konsequenties te kunnen overzien en om een eventuele overgang naar een normalisatie met grotere rijenafstanden te kunnen begeleiden zal zo snel mogelijk moeten worden begonnen met een proef op praktijkschaal. Het is niet te verwachten dat alle akkerbouwbedrijven op korte termijn zullen omschakelen op een an dere normalisatie. Voor grotere bedrijven als mede voor diverse kombinaties van bedrijven en samenwerking: vormen zou het echter thans zinvol kunnen zijn om de hiervoren bedoelde omschakeling in overweging te nemen Samen met de resultaten van het reeds verrichte on derzoek zal toepassing op praktijkschaal ant woord moeten geven op de vraag of gewijzigde rijenafstanden en grote spoorbreedten tech nisch, arbeidskundig en economisch interes sant en verantwoord zijn voor de verschillende akkerbouwbedrijven in Nederland. S edertdien is de ontwikkeling echter verder gegaan. De trekkers zijn zwaarder geworden en hebben bredere banden nodig om het vermo gen in trekkracht om te zetten. De grotere oogstmachines (tweerijige aardappelrooiers en zesrijige bietenrooiers) vragen wagens met een grotere inhoud. Die zijn er dan ook gekomen, maar al spoedig bleek dat bij de grote wagens geen spoor breedte van 1,50 meter paste. De stabiliteit komt dan in gevaar zodat beladen Consulentschap voor Landbouwwerktuigen en Arbeid te Wagenmgen éS? u e zon is weer weg. Dikke onvriendelijke wolken beheersen het beeld. In de weiden langs de kreek, grazen geschoren schapen. Een grijs baasje is er aan het vissen. Een eind verderop staat een spuitkar water in te nemen... Je hoort hier de leeuwerikken het hoogste lied voeren. De boerderijen lijken verlaten. Alles lijkt zo rustig, 't Is maar schijn zoals U weet Eerst bij jóuw en dan bij mij. Hij heeft zelf zijn spruitenplanten opgekweekt. Begin april in de volle grond gezaaid, nu begin juni forse plan ten, met een mooi vol wortelstelsel, netjes on smet, en nauwkeurig geplant. Het is een klok- matig werkje. Op tijd het plantje in de rubbe ren pakschijven laten klemmen. Gelukkig is het nogal een geerend blokje, dan zit er wat afwisseling in. Maar hij zelf moppert dat het niet opschiet met al die geren. Lekker weer, zegt hij. Planten met zo'n felle zon daar ben ik niet zo erg opgesteld. In de verte zien we de hooischudder nog gaan. Hij wil zon, en de an der niet. Zo is het altijd geweest. Ik zit hier nou voor het tweede achtereenvol gende jaar met spruiten op deze blok zegt hij. Heb je er vorig jaar goed aan verdiend, vragen we. 't Kostje zegt hij op de vlakte blijvend. Alleen die boeren, die moesten niet zoveel voor hun grond vragen. Ik huur los .land, maar ze knijpen er uit wat er in zit. Nou ja, spruitenland is niet het beste voorgewas. Die boer wil ook wat. Bij de dam staat een vrachtwagen. Een beetje vreemd zo midden in het land. Die is van mij zegt hij. Spruiten moet je veilen waar er veel komen. Hier in de buurt krijg je geen prijs. Ik heb nu een tweede handsvrachtwagen en breng ze nou zelf naar Barendrecht. Dan krijg je het onderste uit de kan. Er worden weer nieuwe planten in de plantbak gelegd en met modderige vingers gaan ze verder. O mstreeks 1952 werden in ons land de eerste pogingen ondernomen om de spoorbreedte van trekkers, wagens en machines en de rijenafstanden van de akkerbouwgewassen te normalise ren. Het doel van de normalisatie was meer uniformiteit in de machines en minder opbouwtijd. In een aantal akkerbouwgebieden vond een normalisatie gebaseerd op een veelvoud van 11 cm, ingang, maar tot een landelijke norm kwam het niet. Met de ontwikkeling van de mechanisatie naar grotere eenheden bleek al spoedig dat een verruiming van de rijenafstanden nodig was. Dit leidde tot de normalisatT op een eenheid van 12 Vi cm, waarbij aardappelen op 75 cm werden geteeld, suikerbieten op 50 cm en granen op 25 cm. Trekkers, wagens en machines hadden daarbij een vaste spoorbreedte van 1,50 m. In een periode van ca. vijf jaar (1960 1965) is vrijwel de gehele akkerbouw in Nederland op de norm van 12 xh cm omgeschakeld. Dat is de samenwerking tussen akkerbouwbedrijven onderling en tussen akkerbouw- en loonbedrijven sterk ten goede gekomen. wagens kunnen omvallen. Ook konstruktief is een spoorbreedte van 1,50 meter moeilijk te realiseren. De grote wagens worden nu dan ook op spoorbreedten van 1,60 tot 1,80 meter gele verd. Ook zware trekkers staan vaak niet meer op een spoorbreedte van 1,50 m. De grotere spoorbreedte past ook beter bij de ploegen met grotere werkbreedte die thans veel worden verkocht. Van 12 xh naar 15 cm Reeds in 1970 werd dit voorzien en daarom heeft het Consulentschap voor Landbouw werktuigen en Arbeid zich bezonnen op andere normalisatiemogelijkheden. Ampele overwe gingen leidden daarbij tot een schema voor een normalisatie op een eenheid \an 15 cm. Daar bij passen dan een spoorbreedte van 1,80 m en rijenafstanden van 90 cm voor aardappelen en 45 of 60 cm voor suikerbieten. Onafhankelijk van Nederland kwam men ook in de Duitse Bondsrepubliek tot eenzelfde normalisatie voor de toekomst. Om de mogelijkheden van de norm op 15 cm te kunnen beoordelen was onderzoek naar de invloed van grotere rije nafstanden op de opbrengst van onze belan grijkste akkerbouwgewassen nodig. Verder werd het wenselijk geacht om de technische konsequenties van de grotere spoorbreedten en rijenafstanden in een praktijksituatie na te gaan. Onderzoek rijenafstanden O m de invloed van grotere rijenafstanden op het opbrengstniveau na te gaan werden door enkele regionale proefboerderijen in samen werking met P.A., I.M.A.G., L.H., I.B., en Het gewas suikerbieten gaf in de proeven bij een rijenafstand van 40 cm gemiddeld onge veer 2meer opbrengs in vergelijking met een rijenafstand van 50 cm. Verwacht mag worden dat er bij 45 cm geen opbrengstderving zal plaatsvinden. De resultaten van deze proeven wijzen in de richting dat een overgang op een rijenafstand van 90 cm voor aardappelen en van 45 cm voor suikerbieten het opbrengstni veau niet wezenlijk zal aantasten. Het is denk baar dat de in de proeven gekonstateerde op brengstvermindering bij aardappelen in de praktijk door een aangepaste teelt zou kunnen worden voorkomen. Werktuigen en trekkers worden steeds groter en zwaarder. Breder dan 1.50 meter De spoorbreedte van toen schiep geen proble men. Niet alle bedrijven hebben er mee te maken. C.L.A. in de jaren 1971 - 1975 op verschillende grondsoorten proefvelden aangelegd. Aardap pelen werden geteeld op rijenafstanden van 75, 90 en 105 cm en suikerbieten op rijenafstanden van 40, 50, 60 en 70 cm. In deze proeven gaven konsumptie-aardappe- len op een rijenafstand van 90 cm gemiddeld een geringe opbrengstvermindering (ca. 3%) ten opzichte van de teelt op een rijenafstand van 75 cm. Bij pootgoed en vroege konsump- tieaardappele was de opbrengstderving 2 x zo hoog. De praktijk zal het antwoord moeten geven

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 11