D l De teelt van blauwmaanzaad blijft speculatief H et binnenlandse maanzaadverbruik is ca. 150 ton. per jaar en daardoor is men qua afzet vrijwel geheel op export aangewezen. De Ne derlandse exporteur ondervindt op de wereld markt grote konkurrentie van de Oostbloklan den Tsjechoslowakije, Hongarije, Roemenië, Joegoslavië en de U.S.S.R. Het totale areaal in deze landen is ca. 70.000 ha met een gemid delde opbrengst van 500 600 kg/ha. Een ge deelte van de produktie in deze landen is voor eigen consumptie en een gedeelte is beschik baar voor export. E en vergelijking van het saldo bij eigen me chanisatie tussen blauwmaanzaad en winter tarwe, laat het volgende zien. H et stro bevat giftige stoffen afkomstig uit het melksap; het is ongeschikt voor cellulose- bereiding, veevoer of strooisel. Het stro heeft daarom weinig waarde. G ezond, goed ontwikkeld blauwmaanzaad kan bespoten worden bij circa 5 cm gewas lengte. Bij een onregelmatig opkomend of zwak gewas kan men beter laten spuiten, bij voorbeeld als het gewas ongeveer 7 cm hoog is. Wanneer bij hef zaaien reeds Asulox is toege past, mag daarna "niet meer dan 6 1 Asulox H et meest bedrijfszeker is een bespuiting dadelijk na het zaaien, gevolgd door een be spuiting na opkomst. Duits straatgras en andere grasachge onkruiden worden uitsluitend met de voor-opkomst-toepassing goed bestreden. Het bestrijdingseffekt van Asulox toegepast na opkomst is slechts goed op nog jonge onkrui den, oudere onkruiden worden dan meestal onvoldoende bestreden. Voor bestrijding van witte ganzevoet en herderstasje en soms witte krodde is meestal een dubbele bespuiting no dig. Komen veel klein hoefblad en akkermelk distel voor., dan verdient het aanbeveling de na-opkomstbespuiting uit te voeren (7,5 1/ha), wanneer de planten van klein en hoefblad bla deren hebben gevormd en de akkermelkdistel nog niet is doorgeschoten. Weinig gevoelige onkruiden zijn melde, wolfmelkachtigen en duivekervel. Laatkiemende onkruiden als zwarte nachtschade, die niet worden bestreden, kunnen bij de oogst nog veel last veroorzaken. B D e struktuur van de grond is voor blauw maanzaad belangrijk. Bij een slechte zuurstof voorziening worden de wortelgroei en de wor- telaktiviteit (opname voedingsstoffen en water) geremd. De kali- en fosfaatbehoefte van blauwmaanzaad is gelijk aan of iets hoger dan die van granen. Over de stikstofbemesting bij blauwmaanzaad is veel onderzoek verricht (Van Roon, 1959). De grondsoort en de keuze van het perceel (o.a. voorvrucht) hebben een grote invloed op de ontwikkeling van het ge was. Een flinke stikstofbemesting komt de zaadopbrengst duidelijk ten goede, maar de hoeveelheid stikstof mag niet dusdanig hoog zijn, dat het gewas gaat legeren. Als regel dient E nige weken na opkomst kan bij droog en schraal weer een thripsaantasting optreden. De bestrijding hiervan is gelijk aan die van thrips in vlas en wel met 1,61. parathion 25% per ha in veel water. Blauwmaanzaad is zeer gevoelig voor thrips; een geregelde kontrole van het ge was is dan ook sterk aan te bevelen. D e betekenis van de teelt van blauwmaanzaad voor de goed doorlatende, kalkrijke klei en zavelgronden met een goed humusgehalte, is in de loop der jaren wisselend geweest. Als typisch handelsgewas heeft de teelt veel ups en downs gekend. In de jaren 1954 -1959 was er een goede markt voor blauwmaanzaad: de prijzen varieerden van 140 tot 180 per 100 kg; er werd 4.000 - 6.000 ha geteeld, voornamelijk in Zeeland, dat de helft van het areaal voor zijn rekening nam. Verzorging PROEFSTATION ontleend aan teelthandleiding no. 1 Proefstation voor de akker bouw en de groenteteelt in de vollegrond. De toenemende konkurrentie uit Oosteuropese landen had tot gevolg dat in de eerste helft van de zestiger jaren het blauwmaanzaad vrijwel geheel van onze bedrijven verdween. Het aantrekken van de prijs en het feit, dat chemische onkruidbestrijding en maaidorsen mogelijk zijn geworden, hebben de arbeidsaanspraken drastisch verminderd. Het areaal is mede hierdoor weer uitgebreid tot ca. 4.000 ha in 1976, waarvan het grootste deel ook weer in Zeeland te vinden was. Daar de konkurrentie uit Oosteuropese landen moeilijk is te overzien, zal blauwmaanzaad voor de Nederlandse akkerbouwer een speculatief gewas blijven. Niettemin zal ook in goede "blauwmaanzaadjaren" een zo gericht mogelijke teelt noodzakelijk zijn. Produktie en prijzen De omvang van de export van deze landen, waarvan de hoeveelheid en de gevraagde prijs moeilijk zijn te voorzien, beïnvloedt de prijs op de wereldmarkt en daardoor de prijs voor de Nederlandse telers in sterke mate. Gebruik van blauwmaanzaad H lauwmaanzaad bevat 45 - 55% olie. Door koude persing van maanzaad, dus zonder ge lijktijdige verwarming, wordt uit het zaad een heldere, gele, bijna reukloze en voortreffelijk smakende spijsolie verkregen. Warme persing bij 60 - 70 graden Celsius levert een hoger ren dement, de olie is dan roodachtig van kleur en zurig van smaak. De zo verkregen olie is niet zonder voorbehandeling als spijsolie te gebrui ken. Fabrieksmatig wordt ook eerst koude persing toegepast voor spijsolie en het residu wordt daarna onder verwarming uitgeperst. Het dan verkregen produkt wordt gebruikt voor fabri cage van zeep en vernis. De spijsolie dient voor direct huisgebruik of - na harding - voor berei ding van margarine. Grafiek 1. Ontwikkeling van het areaal blauwmaanzaad in Nederland en de gemiddelde prijs (1947 - 1976). gem. beursprijs in gld./100 kg 325 300 - 1 275 - 250 - 225 - 200 - 175 - 150 - 125 - 100 - 75 - -6000 -5000 -4000 - 3000 -2000 - 1000 1960 In grafiek 1 zijn het areaal en de gemiddelde prijs in guldens per 100 kg uitgezet. In de pe riode 1954 t/m 1959 lag de markt voor blauw maanzaad goed; er werd 2.000 tot 6.000 ha van dit gewas geteeld en de prijzen voor het zaad varieerden van 140 tot 180 per 100 kg. In de jaren 1960 - 1964 liep de prijs, onder invloed van de toenemende konkurrentie uit Oosteu ropese landen, sterk terug tot ca. 60,- per 100 kg. Onder druk van deze lage prijzen vermin derde het areaal steeds meer, tot in 1963 - 1965 het blauwmaanzaad zo goed als geheel van onze bedrijven was verdwenen. In 1966 leefde de belangstelling voor de teelt weer wat op, voornamelijk door de goede prijs in 1964 - 1965, maar door de veranderde arbeidsvoor ziening op de akkerbouwbedrijven, nam de areaaluitbreiding van dit toen nog arbeidsin tensieve gewas, geen grote afmetingen aan. In de jaren 1974 - 1976 was het aanbod op de wereldmarkt van blauwmaanzaad uit de Oost bloklanden gering, waardoor de prijzen in deze periode flink gestegen zijn. Hierdoor is ljet areaal in Nederland sterk uitgebreid. Saldo vergelijking wintertarwe en blauwmaan zaad saldo in gld. per ha blauwmaan winter zaad tarwe 2.390 2.030 2.830 2.320 2.657 2.030 omschrijving Noordelijk kleigebied Centraal kleigebied Zuidwestelijk kleigebied De resterende perskoek wordt gebruikt voor veevoer. Het bevat een hoog eiwitgehalte (ca.35%) en bovendien nog 10 - 12% vet. Het grootste deel van de zaadopbrengst wordt echter niet geperst, doch wordt vooral in Duits land, Oostenrijk en de Verenigde Staten direct gebruikt bij de bereiding van maanzaadkoe ken, kerst- en ander fijn brood en op maan zaadbroodjes. Beslist geen opium Het zaad bevat geen giftige stoffen en dus ook geen opium. Opium wordt verkregen uit het gedroogde melksap van verschillende papa versoorten, dat bij beschadiging van de bast naar buiten vloeit. Het Nederlandse blauw maanzaad heeft een zeer gering opiumgehalte, waardoor de opiumwinning voor de bereiding van morfine van geen belang is. Onkruidbestrijding na opkomst worden gebruikt in verband met kans op ge wasbeschadiging. Als niet voor de opkomst is gespoten, dan kan na opkomst 7,5 1 Asulox gebruikt worden. Effekt op het onkruid Percelen waar veel van deze moeilijk te bes trijden onkruiden te verwachten zijn, dient men liever niet te gebruiken voor de teelt- van blauwmaanzaad. Effekt van Asulox op ondervruchten van blauwmaanzaad lauwmaanzaad is een goede dekvrucht voor grassen, klavers en karwij. Uit proeven en praktijkervaringen is bekend dat veldbeemd- gras en witte klaver een Asulox-bespuiting niet verdragen. Karwij en roodzwenk tegelijk ge zaaid met blauwmaanzaad, verdragen de voor-opkomstbespuiting redelijk goed. Wel is er enige kans op groeiremming'van de jonge karwij en een wat dunnere stand van het rood zwenk, maar bij latere toepassing van Asulox zal de schade aan de ondervrucht veel groter zijn. Bemesting De gedeelte N-gift kan als bezwaar hebben, dat het gewas onregelmatig afrijpt. Dit vormt bij het maaidorsen een bezwaar. Het strooien van kalksalpeter een week voor de bloei is soms moeilijk uitvoerbaar: het gewas kan er dan reeds fors voor staan. Wanneer ^genoemd tijd stip in 'n droge periode valt, is het mogelijk dat de planten bij gebrek aan voldoende bodem- vocht, de gestrooide kalksalpeter niet tijdig ge noeg kunnen opnemen. Om deze redenen is het beter de tweede N-gift te verstrekken in de vorm van een ureum-bespuiting over het ge was, tot een hoeveelheid van ten hoogste 46 kg N per ha 100 kg ureum/ha). De op het blad gespoten ureum wordt door het blad opgeno men en bevordert in de eerste plaats de zaad- produktie. De korrel-sjroverhouding wordt hierdoor zeer begunstigd. Ziekten en plagen Bij warm weer in de zomer kan maanzaad door zwarte luis worden aangetast. Een eenmalige bespuiting met 0,5 kg Pirimor per ha is af doende en kan daardoor een gunstige invloed hebben op de zaadopbrengst en het korrelge wicht. De larven van de blauwmaanzaadgalwesp (Ti- maspis papaveris) veroorzaken in bepaalde gebieden zo nu en dan schade, doordat het aangetaste gewas noodrijp wordt en vroegtijdig gaat legeren. Er is geen bestrijdingswijze be kend. De lichtgele larven van de blauwmaanzaads- nuitkever (Stenocarus fuliginosus) kunnen de jonge planten - en met name de wortels ervan- beschadigen, waardoor soms planten wegval len. Bestrijdingsmogelijkheden zijn niet be kend. In een legerend gewas kunnen spreeuwen lelijk huishouden, vooral door het beschadigen van de zaadbollen, met als gevolg zaadverlies tij dens de oogst. Bestrijding met knalapparaten helpt meestal maar tijdelijk. Bij een (te) dichte stand van het gewas en na bepaalde weersomstandigheden, kan kort na opkomst valse meeldauw (Peronospora arbo- rescens) optreden. Wanneer valse meeldauw optreedt voor de bloei, openbaart het zich door een geelachtig verkleuren van de bladeren. Aan de onderkant is eerst een wit, later een meer paarsachtig schimmelpluis te zien. Aan getaste jonge planten vallen soms geheel weg; bloemstelen zijn sterk gedraaid en gekromd. De bollen van aangetaste planten bevatten geen zaad. Bij aantasting van een afstervend gewas vertonen de bladeren hoekige bruine vlekken. In dit stadium veroorzaakt de ziekte geen schade meer. Bestrijding van valse meel dauw met chemische middelen biedt tot nu toe weinig mogelijkheden. Daar de schimmel in de grond overblijft, is een ruime vruchtwisseling gewenst. Reeds tijdens de opkomst kunnen plantjes aangetast zijn door verdorringsziekte (Pyre- nophora calvescens). Deze plantjes vertonen een bruinzwarte verkleuring en een insnoering, die veel doet denken aan wortelbrand bij bie ten. De planten genezen niet van deze aantas ting. De ziekte gaat met het zaaizaad over, maar verspreidt zich ook door middel van sporen in het veld. Door zaadontsmetting is de ziekte tegen te gaan. aan blauwmaanzaad ca. 20 kg N per ha méér te worden gegeven dan aan stevige wintertarwe- rassen. Dit betekent dat de gift tussen 100 en 135 kg N per ha dient te liggen en bij zeer stikstofrijke gronden 80 90 kg N per ha moet bedragen. Wanneer men bij het zaaien wat zuinig te werk is gegaan en later blijkt, dat het gewas te schraal is, kan dit verholpen worden door ca. 7 a 10 dagen voor het begin van de bloei een stikstofbemesting te geven met kalk salpeter of door een ureumbespuiting over het gewas. Uit proeven is gebleken dat blauw maanzaad gunstig kan reageren op een ge deelde stikstofbemesting. De eerste gift, die bijvoorbeeld tweederde van de totale N-gift kan bedragen, wordt bij het zaaien verstrekt en de rest wordt dan na circa één week voor het begin van de bloei gegeven (Van Roon, 1959). In een later groeistadium kan de verdorrings ziekte vlekken veroorzaken op de stengels, bladnerven en zaadbollen. Onder de grond is bij de aangetaste planten vaak een donkerge kleurde insnoering waar te nemen. Soms wor den de wortels geheel afgesnoerd, zodat de planten omvallen. De opbrengstdepressie door deze aantasting valt meestal wel mee. Bij het dorsen treedt wel weer zaadbesmetting op. Rattekeutelziekte (Sclerotinia sclerotiorum) kan ook in blauwmaanzaad vrij veel schade aanrichten. Vlak voor het afrijpen wordt het ondereinde van de stengel witachtig, waarna de plant plotseling om kan vallen. In de stengel zitten dan de zgn. rattekeutels. Mogelijk treedt Sclerotinia secundair op na een Pyrenophora-aantasting in een later groeista dium. 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 7