Krachtvoergift kan in de weideperiode vaak lager U it goed weidegras kan veel goedkope melk worden geproduceerd. Veel krachtvoer ver strekken is een kwestie van "touwtrekken". Zorgen voor goed weidegras vraagt aandacht voor het graslandgebruik. Op heel wat bedrij ven wordt te gemakkelijk veel bijgevoerd en op deze wijze worden de fouten in de beweiding weggewerkt. Beëindigingsvergoeding veehouderij vastgesteld V D e vergoeding aan het bedrijfshoofd bedraagt 12.500,- bij een bedrijfsomvang van minstens 2500 berekeningseenheden. Voor elke berekeningseenheid boven de 2500 wordt de vergoe ding met 5,- verhoogd tot een maximum van 75.000,-. De vergoeding voor de werknemer is onafhankelijk van de be- drijfsgrootte vastgesteld op 4.500,-. H et is voor de veehouder belangrijk om de bijvoeding van de koeien in de zomerperiode nuchter te bekijken. Hoge melkprodukties per koe zijn belangrijk, maar de kostprijs van deze melk bepaalt voor een belangrijk deel of de veehouder er wat van overhoudt. De voerkosten zijn een belangrijke post. Daar de adviezen die bij de veehouders komen de laatste tijd niet altijd eensluidend zijn en soms wat verkeerd kunnen worden begrepen, willen we nogmaals op de bijvoeding ingaan. D e ministers van landbouw, mr.A.van der Stee en volks gezondheid en milieuhygiëne, mevrouw mr.I. Vorrink, hebben de tijdelijke beëindigingsvergoeding voor bepaalde bedrijven met intensieve veehouderij vastgesteld. Voorstel tot wijziging van het Hinderbesluit Ministerraad aanvaard Aanvragen tot 11 september 1977 De specialist voedervoorziening C.R.A. Eindhoven ing. J.G.A. Mies Onderzoek wijst de weg kg kr. voer Voor perioden hoofdperioden voorjaar zomer najaar Proefgroep Melkproduktie Vetgehalte Melkvet gem. 3.7 26.4 3.79 1001 23.6 3.71 875 21.1 3.59 757 18.4 3.68 677 Controlegroep lokkoekje Melkproduktie Vetgehalte Melkvet 25.8 3.91 1010 20.5 3.87 794 18.3 3.57 653 15.2 3.75 570 Uit goed weidegras veel melk Via een juiste beweiding is het effekt van de bijvoeding op de melkproduktie veel geringer dan velen denken. Veel proeven tonen dit aan! Op vele plaatsen is in het verleden onderzoek De resultaten zijn als volgt: verricht om het effekt van bijvoeren na te gaan. Het is zinvol om twee proeven genomen op de Proefboerderij Cranendonck te Maarheeze te bespreken. Proefin 1970 In 1970 is de proef uitgevoerd met twee zo goed mogelijk vergelijkbare groepen van elk 8 koeien. Aan de dieren van de proefgroep werden ge durende de weideperiode 2 kg krachtvoer verstrekt en aan de controlegroep slechts een lokkoekje. dan bij 's nachts opstallen. De beweidingstijd voor de koeien is dan beperkt. Dit verschil in grasopname moet met extra krachtvoer worden opgevangen. De graskwaliteit is in het voorjaar beter dan later in het seizoen, zodat dan ook voor dieren met hogere produktie meer krachtvoer nodig is. Ten aanzien van graskwaliteit en grasopname zijn en worden berekeningen en proeven op gezet om nauwkeuriger te kunnen adviseren. In afwachting daarvan kan voorlopig van on derstaande overzichten worden uitgegaan. Melkproduktie uit goed weidegras. andere melkkoeien vaarzen Uit deze proef blijkt dat, wanneer er naar pro- duktieniveau wordt bijgevoerd, er wel enig re sultaat kan worden geboekt. Vanaf welke produktie bijvoeren? Dit is afhankelijk van: - het beweidingssysteem i.v.m. grasopname, -jaargetijden i.v.m. graskwaliteit. Ten aanzien van de grasopname kan er reke ning mee worden gehouden dat bij dag en nacht weiden de koeien meer gras opnemen, Hoofdperiode Voörperiode mei-half half juni begin sept. Proefgroep Krachtvoer op stal juni begin sept. eind weideper. kg melk 2 kg 26.2 23.45 19.86 14.36 vet 3,52 3,73 3,63 3,92 Controlegroep. kg melk lokkoekje 26.2 22.15 19.20 14.93 vet 3,47 3,84 3,67 - 3.95 Periode van de dag en nacht 's nachts dag en nacht 's nachts weidetijd: weiden opstal weiden opstal mei 24 20 20 16 juni 23 19 18 14 juli 23 19 18 14 aug. 21 18 17 13 sept. 19 16 15 11 10 okt. 18 14 14 Soort krachtvoer veel te verspillen. Ook in de weideperiode is het belangrijk om uit te gaan van krachtvoer met een hoge V.E.M. (voorheen ZW). Goed weidegras heeft altijd een overmaat aan v.r.e., zodat het eiwitgehalte in het krachtvoer zonder bezwaar lager mag zijn dan in A-brok (12-14%). Het eiwit in krachtvoer is momenteel te duur om hiervan Naast weidegras kan dus het beste weidebrok of energiebrok met minimaal 940 V.E.M. en 6-8% v.r.e. worden gevoerd. Voer dus geen krachtvoer met een lagere V.E.M. dan 940. Wordt naast weidegras nog aanmerkelijk ruw- voer, bijvoorbeeld snijmais, gevoerd dan is A-brok op'zijn plaats. De gemiddelde melkvetproduktie van de proef- en controlegroep bedroeg resp. 875 en 850 gram per dier per dag. Geringe effekten dus van de bijvoeding. Proef in 1971 Deze proef werd uitgevoerd met twee verge lijkbare groepen van 9 koeien. De koeien van de controlegroep kregen enkel een lokkoekje. De koeien in de proefgroep werden gevoerd naar produktieniveau als volgt: minder dan 15 kg melk - 2 kg krachtvoer per dag, meer dan 27.5 kg melk - 5 kg krachtvoer per dag. Het krachtvoer is 's morgens individueel ver strekt. In 't kort - Aandacfit voor een goede beweiding spaart krachtvoer en maakt hoge melk produktie uit weidegras mogelijk. - Het voeren naar produktieniveau van de koeien is ook in de weide belangrijk. Dit voorkomt overmatig krachtvoerge- bruik. - In mei, juni en juli is uit goed weidegras 20-24 kg melk mogelijk, afhankelijk van het beweidingssysteem. - Bedenk dat de kwaliteit en opname van weidegras van vele zaken afhankelijk zijn, met name in de nazomer vraagt dit extra bijvoer. - Voer steeds brok met een goede, dus hoge energiewaarde, 940 V.E.M. of meer. Het v.r.e.-gehalte mag laag zijn: 6-8 v.r.e. Voorwaarden aan de werknemer oor een vergoeding komt in aanmerking een werknemer, Voor de beëindiging van het uitoefenen van intensieve veehouderij op landbouwbedrijven, waarop vóór 1 januari 1972 intensieve veehouderij werd uitgeoefend en sindsdien ononderbroken wordt uitgeoefend, kan aan het bedrijfs- hoofd en diens werknemers een vergoeding worden toege kend indien na 1 januari 1976 een beslissing tot gehele of gedeeltelijke weigering van een hinderwetvergunning on herroepelijk is geworden. Voorwaarden aan het landbouwbedrijf en het bedrijfshoofd O m voor een vergoeding in aanmerking te komen, dient: - de intensieve veehouderij reeds voor 1 januari 1972 - en sindsdien ononderbroken - te zijn uitgeoefend; - de huidige bedrijfsomvang van de intensieve veehouderij niet meer dan 15% groter te zijn dan het gemiddelde van de bedrijfs omvang in de jaren 1971 en 1972; - de bedrijfsomvang van de intensieve veehouderij op basis van de meitelling 1976 minstens 2500 berekeningsëenheden te be dragen; - na 1 januari 1976 een beslissing tot gehele of gedeeltelijke weigering van een hinderwetvergunning onherroepelijk te zijn geworden; - geen bijdrage uit hoofde van het Beëindigings vergoedingsbe- sluit van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw of uit hoofde van de Beschikking rijksbijdragen boerderijverplaatsing te zijn toegekend. De belangrijkste voorwaarde voor het bedrijfshoofd/ de on dernemer is dat hij zijn hoofdberoep in de landbouw heeft en nog geen 65 jaar is. die: - op het tijdstip van de aanvrage tussen de 50 en 65 jaar is; - op het tijdstip van de aanvraag een arbeidsovereenkomst heeft met het bedrijfshoofd, die een vergoeding ontvangt; - onder het stelsel van de sociale verzekering valt; - sinds 1 januari 1967 verzekerd is geweest bij het Bedrijfspen sioenfonds voor de landbouw of dat voor het bloembollenbe- drijf, en wel sinds 1 januari 1972 tenminste 26 weken per ka lenderjaar; - gedurende 1975 en 1976 een arbeidsovereenkomst heeft gehad met het bedrijfshoofd, die een vergoeding ontvangt; - zijn dienstverband heeft moeten beëindigen ten gevolge van het beëindigen van de intensieve veehouderij op het betrokken bedrijf. Hoogte van de bijdrage De bedrijfsomvang wordt als volgt bepaald: Diersoort Berekeningseenheden per dier mestkalveren meststieren mestvarkens fokvarkens legkippen, legeenden, kalkoenen, opfokhennen en mestkuikenmoederdieren mesteenden en andere eenden dan legeenden 30 60 15 100 1,5 0,5 Na de weigering van de hinderwetvergunning, nu als pleister op de wonde, een beëindigings regeling. Aanvragen voor 1 september 1977 Een aanvrage voor een vergoeding dient voor 1 september 1977 te worden ingediend bij de hoofdingenieur - direkteur voor de landinrichting in de provincie waarin het bedrijf is gelegen. De aanvraagformulieren zullen verkrijgbaar zijn bij de Dis- triktbureauhouders van de Stichting tot Uitvoering van Land- bouwmaatregelen. Indien niet voldaan is aan de voorwaarde dat een beslissing tot gehele of gedeeltelijke weigering van een hinderwetvergunning na 1 januari 1976 onherroepelijk is geworden, wordt de aan vraag aangehouden. Dit is eveneens het geval indien een aan vraag is ingediend voor een bijdrage uit öoofde van de Be schikking rijksbijdragen boerderij verplaatsing of uit hoofde van het Beëindigingsvergoedings besluit van de Stichting Ontwik kelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw. Binnenkort zal een brochure met nadere informatie verschijnen. De gemeenten zullen schriftelijk nader op de hoogte gesteld worden. Alle intensieve veehouderijbedrijven hinderwetplichtig D e Ministerraad heeft 13 mei j.l. zijn goedkeuring gehecht aan de door mevrouw I. Vorrink voorgestelde wijziging van het Hinderbesluit. Dit voorstel houdt in dat de intensieve veehou derij als categorie van hinderwetplichtige inrichtingen .in^het Hinderbesluit zal worden opgenomen. De aanwezigheid van een mestopslag op veehouderijbedrijven zal op zich geen reden tot hinderwetplicht betekenen. 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 11