Bladrol, toprol en zuigschade in aardappelen kunt u effektief bestrijden. Dank zij 3-voudig werkend Pirimor. Rond het uitplanten van spruitkool D D, I S pruiten vragen vrij veel stikstof en kali en in mindere mate fosfaat. De behoefte aan stikstof N aast de eigenschappen van het ras zijn natuurlijk ook de grondsoort, de voorvrucht, de struktuur van de grond e.d. bepalend voorde hoogte van 'de stikstofgift. In grote lijnen kan men de volgende hoeveelheden voor het planten geven: korte, stevige rassen 60 a 80 kg N/ha halflange, minder stevige rassen 40 a 60 kg N/ha lange, weinig stevige rassen 0 - 40 kg N/ha D, De helpende hand van ICI. Consulentschap voor de Tuinbouw "Zuid-West Nederland", Goes Ing.F.Vader e teelt van spruiten is in Zeeland nooit uitgebreid geweest. Toch zou het wat betreft de arbeidsbehoefte op veel akkerbouwbedrijven passen. Een nadeel is echter de konkurrentie met suikerbieten, omdat spruiten, evenals ander koolsoorten, het bietencystenaaltje ver meerderen. De laatste jaren is er een wat toenemende belangstelling, zodat het ons nuttig lijkt enkele punten die bij het uitplanten ter sprake komen, nader te bezien. Planttijd e beste planttijd is eind mei voor de vroe gere rassen tot de eerste week van juni, voor de late rassen. Later planten heeft meestal een opbrengst derving tot gevolg. Het tijdstip van planten wordt uiteraard ook bepaald doot de ontwikkeling van de planten en het weer. De planten moeten eerst verhout zijn, om ze kunnen verplanten. Ze moeten daarvoor 7 a 8 weken oud zijn. In veel gevallen is het de bedoeling, om laat te oogsten. Men moet echter niet proberen een laat gewas te telen door later te gaan planten. Vroegheid of laatheid moet men verkrijgen door een vroeg of een laat ras te kiezen. Grondbewerking n de tijd van het planten is het dikwijls droog en warm. De planten kunnen het dan erg taai hebben om in leven te blijven. Omdat het in Zeeland op de meeste bedrijven niet mogelijk is om te beregenen, moet men de omstandig heden zodanig proberen te maken, dat de planten het overleven. In de eerste plaats is een goede ligging van de grond belangrijk. De grond moet niet te grof liggen en goed vochthoudend zijn, om een goede aanslag van de planten te bevorderen. In verband daarmee is het aan te bevelen, om de grond enkele weken voor het planten klaar te maken en ze daarna gesloten te laten liggen. Dit kan b.v. heel goed bereikt worden door een aangedreven eg met verkruimelrol. In de tweede plaats is het aan te bevelen, om als het droog is het plantenbed enkele dagen voordat de planten opgetrokken moeten worden goed nat te maken. De planten zuigen zich dan goed vol en vormen veel nieuwe wortels. Bij het op trekken komen dan ook meer wortels mee. Bemesting is erg athankelijk van het ras. Vooral bij de nu algemeen gebruikte hybride rassen luistert dit nauw. Er zijn rassen, die veel stikstof kunnen verdragen en er zijn er die bij te grote stikstof voorziening vlug tegen de grond gaan. De stikstofvoorziening geldt dan vooral de gift vóór of vlak na het planten. Deze hoeveelheid beïnvloedt sterk de lengtegroei en de mate van stevigheid van de stammen. Rassen, die van nature kort zijn moeten vroeg voldoende stiks tof ter beschikking hebben, om een goede lengte te kunnen bereiken. Bij andere, die minder stevig zijn, moet men in het begin matig of niet met stikstof bemesten. Deze rassen moeten dan echter wel in de herfst, als de lengtegroei klaar is, een grotere gift ontvangen. Aan de hand van ervaringen in de laatste jaren zijn de nu aanbevolen hybride rassen door de heer N.J. Snoeck van het P.A.G.V. te Alkmaar in een schema gezet. Daarin kan men aflezen welke rassen kort en stevig zijn en weike langer en minder stevig zijn. In 't kort Bij het planten van spruiten moet men op verschillende zaken letten. Belan grijk is b.v. de plantafstand. Deze moet afgestemd zijn op de omstandigheden en de bedoelingen die men met het ge was heeft, zoals vroeg of laat oogsten^, plukken met de hand of met een machi ne, wil men een grof produkt of een fijn produkt enz. Verder zijn belangrijk de planttijd, een goede grondbewerking, een aangepaste stikstofbemesting en na het planten een goede verzorging. Ho pelijk kan men met deze gegevens zijn nut doen voor een geslaagde teelt van spruiten. stevigheid/ lengte kort vrij kort half lang vrij lang lang zeer stevig Goldmine Lancelot Predora Valiant Arid direkt kontakt damp door het blad Luizen moeten radikaal aangepakt worden, want ze kunnen grote schade veroorzaken door het overbrengen van virusziekten als bladrol in pootgoed en toprol in consumptie aardappelen. Alleen'Pirimor'is daarom goed genoeg, want'Pirimor' werkt snel, is prettig te verwerken èn bereikt langs 3 wegen een grondige doding van de schadebrengers: door direkt kontakt,via dampwerking en middels penetratie naarde onderkant van het loof. Bovendien spaart'Pirimor'de natuurlijke vijanden van de luis. 'Pirimor' is in pootgoed te gebruiken vanaf opkomst, in de normale dosering van 0,5 kg per ha, en ook vóór het selekteren, waarbij de matige giftigheid van bijzonder belang is. In consumptieaardappelen kan toprol worden voorkomen door rond half juni met 0,5 kg'Pirimor'te spuiten. stevig Prince Askold Peer Gynt Topscore Fasolt Bastion Sigmund Rovoka Perfekt Line Citatoi Rasmunda vrij stevig Sun Line Parsifal Dorema Leonore matig stevig Midora King Arthur Lunet Rampart De totale behoefte van de meeste rassen is 200 kg N per ha. De rassen, die in het voorjaar weinig krijgen, moeten dus in het najaar, als de lengtegroei gestopt is (eind september, begin oktober) 'n groter gift ont vangen. De behoefte aan fosfaat is 100 kg P205 per ha. Als de toestand van de grond goed is, moet 200 kg K20 gegeven worden. Een ruime voorziening aan kali bevordert de stevigheid van het gewas. Aantal planten 'e plantafstand heeft een grote invloed op de ontwikkeling van het gewas. Een nauwe afstand heeft de volgende effekten. 1. De groei wordt vertraagd. Dit is van belang op grond met een grote groeikracht, b.v. oud weiland of bij gul groeiende rassen. 2. De afrijping wordt afgeremd, Men krijgt dus een later gewas. 3. De stammen worden langer. De spruiten zitten daardoor verder uit elkaar, zodat de kans op rot klei ner is. 4. De sortering van de spruiten wordt kleiner. De gewenste sortering is afhankelijk van de afzetmoge lijkheden. Voor het binnenland wordt een fijnere spruit gevraagd. Voor export, vooral naar West-Duit- sland, wordt een grove sortering gevraagd. Als men aanvoert op een veiling, waar voornamelijk voor het binnenland ingekocht wordt, moet men een fijne spruit aanvoeren. Op een exportveiling kan men di kwijls van een grotere sortering meer maken. 5. De arbeidsbehoefte neemt toe. Bij machinaal plukken moet elke stam afgehakt en ingestoken wor den. Verder moet men rekening houden, met de oogstme- thode. Bij meermalige handpluk kan men met een kleiner aantal planten per ha volstaan dan voor één malige pluk. Rekening houdend met bovenstaande faktoren, kan men de volgende plantaantallen aanhouden: vervolg op pag. 18 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 15