Graslandproduktie door planning verbeterd
Gebruik het aanwezige grasland goed
H et gebruik van het grasland laat op verschillende be
drijven te wensen over. Hierdoor blijven de opbrengsten te
laag en de kwaliteit van de zode loopt snel achteruit. De
melkgift van de koeien valt tegen of de voederkosten wor
den te hoog, omdat te veel krachtvoer bijgevoerd moet
worden.
P.van Nes
C.A .R. Barendrecht
Evenals in 1975 is in 1976 op een aantal melkveebedrijven,
verdeeld over het gebied van het vroegere C.A.R. Baren
drecht, het graslandgebruik gepland en door de veehouders
het werkelijk gebruik bijgehouden. Beide jaren deden de
zelfde bedrijven (12) mee met uitzondering van 2 bedrijven
die alleen in 1976 hebben meegedaan. Bij de verwerking
van de gegevens zijn een aantal interessante uitkomsten
over de zomerperiode berekend.
1975
28,2
2,83
348,0
3,4
0,7
1976
30,5
2,84
298,0
5,0
1,5
Veebezetting - Stikstofgebruik - Bijvoeding
Tabel 1.
oppervlakte grasland in ha
veebezetting in g.v.e. per ha grasland
kg stikstof per ha grasland (incl. org. mest)
bijvoeding in de zomerperiode
kg krachtvoer per koe per dag
kg drogestof ruwvoer per koe/dag
De veebezetting is over beide jaren praktisch gelijk. Een aantal
bedrijven heeft nog jongvee uitgeschaard en dit is buiten de
berekening gelaten. In 1976 is gemiddeld 50 kg N per ha minder
gegeven dan in 1975. Dit is een gevolg van de zeer droge zomer.
In 1976 is 1.6 kg krachtvoer per koe/dag meer gevoerd en tevens
nog een 0,8 kg drogestof uit ruwvoer.
De spreiding is echter groot.
1975 1976
kg krachtvoer 2,2 tot 4,5 3,9 tot 7,6
kg ds. ruwvoer 0,0 tot 1,5 0,0 tot 3,0
Enerzijds heeft dit te maken met het niveau van de melkpro-
duktie en anderzijds met het weidegebruiksysteem.
De uitkomsten in tabel 4 laten zien wat de gevolgen zijn geweest
van de droge zomer (gebiedsverschillen ten aanzien van bo-
demvocht en regenval).
Planning en werkelijk gemaaide oppervlakte en opbrengsten
Tabel 2.
1975 1976
maaien van de eerste snede volgens planning 56 54
maaien van de eerste snede volgens werkelijkheid 62 54
maaien in totaal volgens de planning 146 140
maaien in totaal volgens de werkelijkheid 112 100
gemaaid voor kuilgras in 73 74
gemaaid voor hooi in 26 24
kg drogestof per ha via kuilgras 3330 2600
kg drogestof per ha via hooi 4600 3290
De uitkomst van planning en werkelijkheid van de eerste snede
komt heel dicht bij elkaar. Dit houdt in dat planning voor de
eerste snede zeer zinvoi is. Over de datum waarop de eerste
snede is gemaaid, geeft tabel 5 inzicht.
Bij het maaien in totaal, wijkt de planning nogal wat af van de
werkelijkheid. Dit houdt niet in dat planning voor de tweede en
latere sneden niet zinvol zou zijn. In 1976 is ten opzichte van
1975 iets minder aan ha gemaaid en gezien de droge zomer valt
deze uitkomst nog niet tegen. De ha-opbrengst is echter be
langrijk lager geweest (ongeveer 25%). De verhouding
hooien/kuilen is praktisch gelijk gebleven.
In 't kort
Een goed graslandgebruik is de bakermat voor een zo
goed mogelijke bedrijfsuitkomst. Verlerlei bedrijfsom
standigheden hebben invloed op de grasgroei. Met daar
naast de moeilijk te beinvloeden weersomstandigheden.
Juist omdat zoveel faktoren de grasgroei en de benutting
van het gras beinvloeden is het zeer zinvol om vooraf een
planning te maken.
Tijdig inspelen is dan mogelijk (bijv. voeraankoop bij
dreigend tekort, in te zetten machines bij de ruwvoer-
winning).
De deelnemende veehouders staan zeer positief ten op
zichte van dit voorlichtingswerk en het is voor de voor
lichter een richtlijn voor zijn advisering.
Hoeveelheid wintervoer en standaardkoeproduktie
Tabel 3.
kg drogestof per g.v.e. in de stalperiode:
gepland
werkelijk
gemiddelde standaardkoeproduktie zomerper.
gemiddelde melkgift per koe/dag zomerper.
1975 spreiding 1976 spreiding
7,9 3,0-11,8
7,7 3,1-11,5
31,8 28,0-36,8
17,2 14,3-19,5
7,4
5,6
32,9
17,3
4,6-12,0
2,3- 8,6
28,6-36,2
14.0-19.7
Dat in 1976 minder ruwvoer is gewonnen, moet zijn oorzaak
hebben in de droge zomer. In 1975 kwam de geplande en wer
kelijke hoeveelheid met elkaar overeen.
Indien de bijvoeding in 1976 hetzelfde niveau gehad zou hebben
als in 1975, zou er nog minder ruwvoer aanwezig zijn geweest.
De spreiding in melkgift heeft te maken met bedrijfsniveau,
kalftijd en leeftijd van de veestapel. Van een aantal bedrijven
mag de constante standaardkoeproduktie wel genoemd worden.
Gemiddeld ligt het niveau op een goed peil.
Berekende drogestofproduktie per ha grasland
Tabel 4.
kg drogestof per ha grasland
verschil 1976 ten opzichte van 1975
groep 1: bedrijven op de Eilanden
vnl. kleigrond
groep 2: bedrijven in Midden Delfland
klei- en veengronden
1975
spreiding
1976
spreiding
11.700
10.150-13.417
9.970
12.133-7.495
- 1.730 kg drogestof
verschil
11.480
9.320
- 2.160
12.000
10.880
- 1.120
Bij beide groepen bedrijven zitten enkele bedrijven die een
gedeelte van het grasland in 1976 hebben beregend. Bij de
opbrengstberekening van het grasland is rekening gehouden
met de hoeveelheid krachtvoer en ruwvoer die is bijgevoerd.
Evenals het weidegebruikssysteem. (dag en nacht weiden - 's
nachts opstallen - zomerstalvoedering). Een drietal bedrijven op
de Eilanden behaalden, zonder beregening, 3.280 kg ds per ha
minder dan in 1975.
Technische data bij het graslandgebruik in 1976
Tabel 5.
begonnen met maaien van de eerste snede op:
geëindigd met maaien van de eerste snede op:
aantal beweidingsdagen per perceel
met melkkoeien geweid op eerste snede tot:
met weiden op 'tgroen begonnen op:
aantal "rustdagen" tussen 2 beweidingen (tussen le en 2e
aantal "rustdagen" tussen 2 beweidingen (tussen 2e en 3e
oppervlakte gelijktijdig gemaaid:
14 mei
6 juni
6
22 mei
12 juni
sn.)
sn.)
spreiding
7 mei-21 mei
20 mei-15 juni
3 K - 10
16 mei-3 juni
3 juni-23 juni
26
24
5 ha
Normaal gesproken is het maaien van percelen voor de eerste
snede op 6 juni te laat voor een goede kwaliteit ruwvoer en het
behouden van een goede graszode.
Er zijn echter percelen die "laat" zijn en daarom is -het soms
verklaarbaar waarom enkele percelen laat gemaaid worden.
Voor een goede graskwaliteit is het noodzakelijk om de data
-"weiden op 't groen"- en -"geweid op le snede"- zo dicht
mogelijk bij elkaar te krijgen.
In 1976 is het aantal "rustdagen" beinvloed door de droogte.
Sommige veehouders moesten snel omweiden vanwege een
grastekort.
Van de eerste snede is per keer 5 ha gelijktijdig gemaaid en
gezien de totale oppervlakte die van de eerste snede is gemaaid,
is dit Vi deel.
In 3-4 weken is dan, bij een gemiddelde veldperiode van 7
dagen, de eerste snede geruimd. Om het laatste deel van de
eerste snede op tijd te kunnen maaien, moet vroeg met maaien
worden begonnen.
Spec. Voedervoorziening
J.J. Bogers,
C.R.A. Tilburg.
Perceelsgrootte is belangrijk
Een korte beweidingsduur per perceel geeft lagere beweidings-
verliezen, dan een lange beweidingsduur en dus hogere op
brengsten. Bovendien komt het grasland sneller vrij, zodat meer
groeidagen gedurende de weideperiode worden verkregen.
Men moet niet streven naar een hoge opbrengst per snede. De
eerste snede 2000 tot 4500 kg droge stof per ha en de latere
sneden tot 3500 kg droge stof per ha.
Stel de maaimachine goed af en laat een stoppel van minimaal 5
cm. staan. Een korte veldperiode na het maaien geeft minder
verliezen en bevordert de hergroei van het gras. Schud dus het
gras dezelfde dag als gemaaid wordt en schud dagelijks. Als in
het materiaal 45% droge stof bereikt is, kan worden ingekuild.
Bloten van het grasland is nodig
Voor het verkrijgen van goed weidegras en voor het behoud van
de zode moet gebloot worden, nadat het perceel tweemaal be
weid is. Na beweiding in te lang gras moet altijd gebloot worden.
Bemesting met stikstof
Strooi voldoende stikstof en strooi deze direkt na het vrijkomen
van de percelen. Uitstel van de stikstofbemesting kost grasop
brengsten.
Voor beweiding wordt per ha tot eind juli 80 kg N per snede
verstrekt en daarna 60 kg en 40 kg N. per ha. Voor het maaien
van de eerste snede 100-120 kg N. per ha. Bij een tweede en
derde snede 100 kg N. per ha, daarna per snede 80 kg N. per ha.
Gewenste graslengte bij het inscharen
Bij het inscharen in kort gras kan een hoge melkopbrengst uit
gras gekregen worden, terwijl de beweidingsverliezen gering
zijn, bovendien is de hergroei van het gras na uitscharen be
langrijk sneller dan na beweiding in te lang gras.
De gewenste lengte van weidegras is 11-15 cm
Voor een goed verloop van de beweiding van de eerste snede
moet het vee vroeg de weide in.
Maximaal 4 dagen weiden per perceel
Per koe is de volgende oppervlakte per perceel nodig.
Aantal dagen weiden
2
3
4
Bij dag en nacht weiden
1.8
2.7
3.7
are
are
are
Bij 's nachts opstallen
1.5
2.3
3.
are
are
are
Grasland bestemd voor maaien
Bij dag en nacht weiden is in het voorjaar een totale oppervlakte
nodig van 19 are per koe, voor pinken is de behoefte 9 a 10 are
per pink. De rest van de eerste snede kan gemaaid worden voor
kuil of hooi. Wanneer ruwvoer wordt bijgevoerd is een kleinere
oppervlakte nodig voor beweiding. Het maaien moet op een
zodanig tijdstip gebeuren dat de beweiding optimaal kan ver
lopen. Begin daarom in het voorjaar met maaien' bij een droge
stof opbrengst van 2000 kg per ha. Deze opbrengst wordt
verkregen ongeveer 10 dagen na het uitscharen van de koeien.
Bijvoeren
In de voorzomer kunnen de koeien met goed weidegras bij dag
en nacht weiden en met 1 kg koek 25 kg melk produceren.
Worden de koeien 's nachts opgestald dan is voor deze produk-
tie 2.5 kg krachtvoer nodig.
Wanneer het grasland goed gebruikt en verzorgd wordt kan men
hoge opbrengsten verwachten. De melkgift per koe wordt
gunstig beinvloed. Men krijgt wintervoer van hoge kwaliteit en
houdt goed grasland over.