Stichting Proefstation voor de
Akkerbouw en de Groenteteelt
in de volle-grond (P.A.G.V.)
"V óór 1977 hadden het PA, het PGV en het Consulentschap in
Algemene Dienst voor de Groenteteelt in de Vollegrond eigen
publikatieseries die de abonnees, direkt na het verschijnen au
tomatisch ontvingen. Alles wat na 1 januari 1977 wordt uitge
geven, verschijnt als publikatie van het PAGV in een nieuw
omslag met een nieuw vignet. De abonnees zijn hiervan reeds
persoonlijk op de hoogte gesteld, waarbij is aangegeven op
welke wijze een abonnement op de publikaties van het PAGV
kan worden genomen. Inmiddels hebben velen, zowel telers als
firma's zich hiervoor aangemeld.
Grote natriumtekorten
op lichte gronden
N u het onderzoek in de sektoren akkerbouw en vollegronds-
groenten binnen één instelling is geconcentreerd, verschijnen er
publikaties over beide deelgebieden. Daar zullen dus publika
ties bij zijn, die niet voor iedereen van belang zijn. Een inten
sieve vollegronds groenteteler zal weinig belangstelling hebben
voor suikerbieten of karwij. Omgekeerd zullen de meeste ak
kerbouwers weinig interesse tonen voor een publikatie over
kropsla of peulen. Voor het afsluiten van een abonnement zijn
er daarom drie mogelijkheden, a. alle publikaties op het gebied
van akkerbouwgewassen; b. alle publikaties op het gebied van
vollegronds-groentegewassen; c. alle publikaties op het gebied
van akkerbouw- en vollegronds-groentegewassen. Een abonne
ment op categorie a kost 30,— per jaar; op categorie b even
eens/ 30,— per jaar en als u alle publikaties wenst te ontvangen
(dus categorie c) kost het 50,— per jaar.
D e publikaties zijn verschillend van karakter en daarom in
gedeeld in een aantal series. Enkele daarvan zijn:
U it het voorgaande blijkt dus dat het voor iemand die zich
regelmatig op de hoogte wil stellen van de nieuwste ontwikke
lingen, aantrekkelijk is om zich op te geven als abonnee. Bo
vendien biedt een abonnement het voordeel dat u de voor uw
bedrijf nuttige informatie terstond na het verschijnen automa
tisch krijgt toegezonden. De hoofdvestigingsplaats vaft het
PAGV is Lelystad. Daarnaast blijft voorlopig ook Alkmaar nog
als vestigingsplaats bestaan. Degenen die zich als abonnee willen
aanmelden, dienen dit echter te doen bij het centrale kantoor.
PROEFSTATION
I
LD
R ond de jaarwisseling is er in de vakbladen een persbe
richt verschenen waarin officieel werd medegedeeld dat op
30 december 1976 de Stichting Proefstation voor de Ak
kerbouw en de Groenteteelt in de Vollegrond (PAGV) is
opgericht. Deze nieuwe Stichting is ontstaan uit de fusie
tussen het Proefstation voor de Akkerbouw (PA) te Le
lystad en het Proefstation voor de Groenteteelt in de Vol
legrond (PGV) te Alkmaar. Het onderzoek en het publi
ceren gaan uiteraard normaal door. Vanuit het bedrijfsle
ven en andere sektoren komen vragen hoe de publikaties
van het nieuwe Proefstation kunnen worden verkregen. In
dit stukje wordt daarop een antwoord gegeven.
Nieuwe vorm
In de oude situatie werden door niet-abonnees vele bestellingen
gedaan voor afzonderlijke publikaties. Het bedrag per jaar be
steed was dan vaak hoger dan de kosten van een jaarabonne
ment.
Verschillende mogelijkheden
Soorten publikaties
Rapporten. Deze serie omvat hoofdzakelijk boekjes waarin re
sultaten van onderzoek worden vermeld. Dit jaar zijn er reeds
twee verschenen, te weten Rapport nr. 1Verkort werkplan (een
overzicht van alle projekten die het PAGV dit jaar in onderzoek
heeft) en Rapport nr. 2: Standruimteonderzoek bij tuinbonen.
Teelthandleidingen. Een serie boekjes waarin de volledige teelt
van een gewas wordt beschreven, inklusief belangrijke onder
delen als arbeidsbehoefte, saldoberekening, afzet, e.d. Van de
bestaande serie van ongeveer 30 boekjes zijn er inmiddels 20
uitverkocht. Dit jaar is begonnen met herziene uitgaven, die
volledig waren aangepast aan de nieuwste ontwikkelingen. De
herziene teeltbeschrijvingen van blauwmaanzaad en die van
zaaiuien zijn inmiddels vrijwel klaar en zullen respektievelijk in
april en mei verschijnen. Kort daarna volgt die over knol-
bleekselderij. Verder staan voor dit jaar nog die over prei, sluit-
kool, peen (winterpeen en bos- en waspeen) en spruitkool op het
programma.
Mededelingen
Een serie met onderwerpen waarvan het gewenst is, ze snel en
in korte vorm aan de praktijk en andere belanghebbenden door
te geven in de vorm van een Voorlichtingsbrief. Onderwerpen
die zich hiervoor lenen, zijn o.m. rassenberichten, bestrijding
van opslag, maatregelen tegen ziekten. Dit jaar zijn er reeds 2
Zo is er onlangs een rapport verschenen over de standruimte bij
tuinbonen.
Voorlichtingsbrieven verschenen, te weten nr. 1: gebruikswaar-
deonderzoek bij herfstrodekool en nr. 2: gebruikswaarde-on
derzoek bij blankblijvende tuinbonen.
Hoe abonneren?
Het adres daarvan is: PAGV. Edelhertweg 1, Lelystad, telefoon
03200-22714.
Wij ontvingen van het P.A.G.V.
O nlangs hebben wij de rapporten 1 en 2 van het Proefstation
voor de Akkerbouw en de Groenteteelt in de Vollegrond ont
vangen. Rapport nr. 1: "Verkort werkplan 1977", februari 1977;
prijs 5,— Rapport nr. 2: "Standruimte-onderzoek bij tuin
bonen", februari 1977, geschreven door ir. P.H.M. Dekker en
ing. Tj. Buishand; prijs f 4,—
De rapporten kunnen worden besteld door het verschuldigde
bedrag over te maken op postgirorekeningnr. 2249700 t.n.v. het
PAGV, Edelhertweg 1 in Lelystad, onder vermelding van rap
portnummers).
Het "Verkorte werkplan 1977" geeft een kompleet overzicht van
de projekten die het PAGV dit jaar heeft lopen, met per projekt
een korte omschrijving van de opzet en uitvoering.
Het is bedoeld voor een ieder die kort en duidelijk wil weten
welke problemen het PAGV onderzoekt, en het waarom daar
van.
Het "Standruimte-onderzoek bij tuinbonen" is in 1976 op een
lichte kleigrond in Lelystad uitgevoerd met zes witbloeiende
tuinboonrassen. Het doel van dit onderzoek was eventuele ras
verschillen in optimaal aantal planten per m2 te analyseren en
het optimale aantal planten per m2 vast te stellen. De rassen zijn
vergeleken bij 13, 18 en 24 planten per m2. De afstand tussen
de rijen was steeds 50 cm.
Door verhoging van het plantgetal van 13 naar 24 planten per
m2 namen zowel de gewas- als de korrelopbrengst met 13% toe.
De financiële meeropbrengst was echter vrijwel gelijk aan de
hogere kosten voor zaaizaad. Verhoging van het plantgetal is
economisch dus nauwelijks interessant.
Verhoging van het plantgetal heeft bij dit onderzoek geen in
vloed gehad op de sortering en op de Tm-waarde.
Het optimale plantgetal hangt sterk af van uitwendige omstan
digheden. In koele en vochtige zomers vormen de planten meer
vegetatief gewas en zal 'h optimum lager liggen dan in droge
warme zomers. Ook op groeikrachtige gronden kan men vol
staan met een lager plantgetal dan op de zware klei.
Onderzoekresultaten
In de periode april 1975 tot en maart 1976 on
derzocht het Bedrijfslaboratorium bijna 50.000
grondmonsters van grasland op de bemes
tingstoestand, waarvan er ruim 20.000 tevens
op de natriumtoestand werden onderzocht. Dit
betekent dus een gemiddelde score van onge
veer 40 procent. De regionale verschillen in
belangstelling voor dit onderzoek zijn echter
zeer groot. Voor veengronden (meer dan 25
procent humus) bestaat nog geen adviesbasis
voor dit onderzoek en dan heeft onderzoek
voor de praktijk uiteraard geen zin. Verder zijn
de gehalten aan natrium in een brede kust
strook van een vijftigtal kilometers veelal vol
doende hoog als gevolg van het bij stormen
inwaaiende zeewater.
Waarom deze krappe natriumtoestand?
Natrium is evenals kalium een element dat ge
makkelijk uitspoelt. Voor lichtere gronden be
tékent dit dat in de meeste gevallen elk jaar een
onderhoudsbemesting moet worden gegeven.
Imvroeger jaren ging dit automatisch omdat de
laagprocentige kali-zouten (kali-20 en kaïniet)
tevens een flinke hoeveelheid natrium als bal-
lastzout bevatten. Op veel bedrijven is veran
dering gekomen in deze situatie door de
zwaardere rundveebezetting met daarnaast
nog dikwijls de mest die beschikbaar komt van
de veredelingstak. Kalibemesting is dan vaak
niet nodig en dat betekent dat de ballaststof
natrium ook niet op het land komt. Weliswaar
bevatten stalmest, dunne mest en gier ongeveer
1 kg zuivere natron per ton mest, maar dat is op
de lichtere gronden in het algemeen onvol
doende om de natriumtoestand op peil te hou
den. Op zwaardere gronden zal dit beter ge
lukken, doch in deze gebieden is de verede
lingstak veelal minder groot en dus minder
mest beschikbaar.
Natriumtekort-produktiedaling
Het natriumgehalte van het ruwvoer (gras,
hooi en kuil) dient minstens 0,15 procent Na in
de droge stof te bedragen. Bij een goede op
volging van de bemestingsadviezen en een
goed grasbestand (een hoog percentage Engels
zaaigras) kan dit gemakkelijk worden bereikt.
In dit geval kunnen ook dieren met een hoge
melkproduktie voldoende natrium opnemen,
want met melk wordt relatief veel natrium af
gescheiden. Laat de aanvoer van natrium te
wensen over, dan zal het dier eerst de vrij grote
buffervoorraad na/rium in de lichaamsvochten
aanspreken en afscheiden met de melk. Raakt
deze voorraad geleidelijk (dit kan maanden
duren) uitgeput, dan zal de melkproduktie da
len, de eetlust verminderen, likzucht optreden
en ook vermagering. Genoemde symptomen
zijn niet altijd even duidelijk herkenbaar, te
meer omdat met de krachtvoermineralen, lik
stenen, pekelbakken en zouttoevoeging aan
kuilen natriumtekorten gedeeltelijk of zelfs
trium, die met stalmest en gier wordt verstrekt,
(een kg Na2 0 per ton) dient daarbij eerst te
worden verrekend. Voor de dan nog ontbre
kende hoeveelheid natrium kan een keuze
worden gemaakt uit één van de volgende
meststoffen.
Uit de resultaten van het grondonderzoek bij het Bedrijfslaboratorium te Oosterbeek, blijkt,
dat, vooral op de graslanden op de lichtere gronden belangrijke tekorten aan natrium worden
gevonden. Ruim 60 procent van de onderzochte percelen op de lichtere gronden dient een zware
natriumbemesting te ontvangen, terwijl ruim 30 procent met een normale jaarlijkse onder
houdsbemesting kan volstaan. Aangezien natriumtekorten de gezondheid en produktie van het
melkvee in nadelige zin kunnen beïnvloeden, is het voor de veehouder van belang voldoende
aandacht aan dit facet van de bemesting en de veevoeding te schenken.
Meststof:
natron
Landbouwzout
50
Na Ka Mag
20
Kalizout 40 procent
10
Chilisalpeter
35
Stima-kencica (13-0-3-13)
10
Stima-kencica (10-3-3-18)
10
Gehalten in aan:
16
13
10
10
40
3
3
13
0,02
0,02
geheel kunnen worden opgeheven. Voert men
relatief veel snijmais, dan dient extra te worden
opgelet. Naast de vele goede kwaliteiten heeft
snijmais één nadeel, namelijk dat het arm is
aan mineralen, waaronder natrium. Speciaal
wanneer snijmais wordt gevoerd naast weide-
gang, zoals op steeds meer bedrijven in het
oosten en zuiden plaatsvindt, moet extra op
natriumtekort worden gelet, temeer omdat de
krachtvoergiften in die periode veelal klein
zijn.
Natriumtekorten bij het melkvee geven in het
algemeen geen spectaculaire ziekteverschijn
selen te zien, maar zijn meer te beschouwen als
een sluipend kwaad, dat de melkproduktie
speciaal bij hoog produktieve dieren doet te
ruglopen. Dit feit is ernstig genoeg om alle
aandacht aan natrium te schenken.
Bemesting met natrium-meststoffen
Ondanks het feit dat met krachtvoer en even
tueel likstenen, pekelbakken enz. natrium ter
beschikking komt, verdient het zeker aanbeve
ling om het bemestingsadvies na grondonder
zoek zo goed mogelijk op te volgen. De na-
De twee laatstgenoemde meststoffen (die te
vens nog wat kalk bevatten) zijn tevens inte
ressant voor percelen, die behalve natrium, ook
magnesia- en kobalttekort hebben.
Gebruik van chilisalpeter op zandgrasland
heeft tot gevolg dat het kalkgehalte van het gras
wordt verlaagd.
Beregening en uitspoeling
Afgelopen zomer is veel beregeningsappara-
tuur aangeschaft en het lijdt geen twijfel dat
deze apparatuur komende zomer intensief zal
worden ingezet teneinde zo mogelijk wat re
serves aan ruwvoer te verkrijgen. In een jaar
met normale regenval is de kans op overmatige
watergiften, met als gevolg extra uitspoeling
van natrium en kali, dan zeker aanwezig. In de
afgelopen jaren zijn op bedrijven met berege-
ningsinstallaties zeer lage natriumcijfers in het
ruwvoer aangetroffen. Daarom is het op be
drijven met regeninstallaties van belang de be
weging in de bemestingstoestand scherp te
blijven volgen.
Regelmatig grondonderzoek (ook op natrium)
is daarbij onmisbaar.