Builenbrand in mais P er perceel werden 2 rijen van ieder 100 planten beoordeeld op: 1 aanwezigheid van de aantasting; 2 aantal builen; 3 grootte van de builen. D< Enquête naar het voorkomen van builenbrand in mais in 1976 MAIS....een wonder Mais-allerlei zeer zwaar aangetaste percelen (75% van de planten aangetast) niet hoger wordt dan 10%. Let wel: Het is niet zeker of het gewicht aan builen gelijk te stellen valt met de opbrengst derving. Mogelijke maatregelen ter bestrijding 1 Een ruime vruchtwisseling Doordat de sporen 4 jaar lang kiemkrachtig blijven in de bodem, loopt een maisgewas dat binnen deze periode op een besmet perceel wordt geteeld, grote kans op aantasting. Bo vendien vormt een dergelijk perceel een bron van infektie voor andere percelen in de omge ving. Gezien het karakter van de maisteelt in Ne derland komt van een ruime vruchtwisseling niet veel terecht. Het grootste deel van de mais wordt geteeld op bedrijven met overwegend veeteelt (85% van de Nederlandse mais wordt voor de eigen veevoedervoorziening ver bouwd). De meest voorkomende praktijksi tuatie is dat men per bedrijf één of meerdere percelen voor een aantal achtereenvolgende jaren voor de maisteelt bestemt. 2 Het telen van minder vatbare rassen Binnen het Nederlandse rassensortiment bes taan geen grote verschillen in resistentie (max imaal slechts \Vi punt verschil rassenlijst). In 1976 is builenbrand algemeen opgetreden, verdeeld over alle rassen. 3 Het verwijderen van brandbuilen Besmetting van de grond en infektie van ge zonde planten zou kunnen worden tegenge gaan door alle builen uit het gewas te snijden voordat de vliesjes zijn gebroken. Deze builen moeten dan onmiddellijk worden verbrand of diep worden begraven om verspreiding van de sporen te vermijden. Gezien de grote hoeveelheid werk (men zou het perceel meerdere keren geheel door moe ten werken) is dit advies moeilijk uitvoerbaar. 4 Chemische bestrijding Gewasbehandeling met fungiciden is niet mo gelijk. Builenbrand is geen specifiek met het zaad overgaande aantasting. Veel zaaizaad wordt ontsmet ter voorkoming van schade door kiem- en bodemschimmels. Builenbrand wordt hiermee niet voorkomen. blijkt dat ook in percelen waarop gedurende de afgelopen 4 jaar geen mais is geteeld, builen brand kan optreden. De sporen blijken zich over grotere afstanden dan alleen binnen een perceel te verspreiden. Verspreiding met het zaad speelt geen rol. Meerdere malen is waargenomen dat fritvlie- gaantasting en hagel- of windschade de aan tasting bevorderen. Een verklaring voor dit feit is niet direkt aan te geven. De schimmel heeft geen beschadigingen van de plant nodig om deze binnen te dringen. Opbrengstderving O ver de opbrengstderving door builenbrand zijn weinig gegevens bekend. In de Engelse li teratuur wordt een verlies aan droge stof van 15% per aangetaste plant vermeld in een per ceel waarvan 40% van de planten aangetast waren. Over het gehele perceel gerekend dus een opbrengstderving van 6%. Uit waarnemin gen in Nederland (ir. Ten Hag van het Proefstation voor de Akkerbouw en de enquête van het CAD) bleek dat het gewicht aan builen in percentages van de verse opbrengst ook bij Builenbrand in later stadium (foto PD) In het maandblad "Bedrijfsontwikkeling" heeft Ir. D. van der Beek, Consulentschap in Algemene Dienst voor Plantenziekten en Onkruidbestrijding in de Landbouw in samenwer king met de Stichting Nederlands Graancentrum te Wageningen, een interessant artikel gepubliceerd over het probleem van builenbrand in mais. Mais dat in Nederland nog steeds ieder jaar een groter areaal van onze landbouwgrond beslaat is een belangrijk gewas, zowel voor de veehouder als voor de akkerbouwer die het vaak verbouwt ten behoeve van de veehouder. Ir. van der Beek schrijft het volgende; B uilenbrand, veroorzaakt door de schimmel Ustilago maydis (DC) Corda, is één van de belangrijkste ziekten in mais. De mate van op treden verschilt sterk van jaar tot jaar. In 1976 werd veel builenbrand aangetroffen. Aangezien de mais wordt verwerkt tot veevoer bestond de ongerustheid over de gevolgen van het voeren van mais met grote hoeveelheden brandsporen. Men dacht hierbij aan de moge lijkheid dat de sporen giftig zouden zijn, vooral voor drachtig vee. In de literatuur komen geen duidelijke aan- wijzigingen voor dat brandsporen gevaarlijk zouden zijn voor de gezondheid van het vee. In het verleden blijken koeien wel eens min of meer toevallig grote hoeveelheden builen naar binnen gewerkt te hebben, waarbij slechts in één geval (Duitsland) gemeld wordt dat ver werping van de vrucht is opgetreden. Niettemin is het belangrijk een overzicht te hebben van de omvang van de aantasting. Voor dit doel werden begin september 1976 vanuit het Consulentschap in Algemene Dienst (CAD) Planteziekten enquêteformulieren ges tuurd aan de specialisten planteziekten van de Consulentschappen met een maisteelt van eni ge omvang. Behalve algemene gegevens over builenbrand worden in dit artikel de resultaten van deze enquête vermeld. De builen bestaan uiteindelijk grotendeels uit sporen. Ze zijn omgeven door een wittig vlies, dat in een later stadium breekt, waardoor de sporen zich kunnen verspreiden. De sporen kunnen kiemen en sporidiën vormen, die ge zonde planten kunnen infecteren of die in de grond terecht komen. De sporen die op en in de grond terecht komen kunnen vier jaar kiem krachtig blijven, waardoor in een volgend maisgewas binnen deze periode besmetting vanuit de grond kan optreden. In de praktijk Symptomen en verspreiding Alle groeiende bovengrondse delen van de maisplant kunnen worden aangetast. Op de plaats waar de schimmel de plant binnen dringt, reageert de plant met een abnormale weefselvorming, waardoor builen ontstaan, die soms een doorsnede van ca. 20 cm kunnen be reiken. De schimmel groeit binnen dit weefsel mee en vormt tenslotte een groot aantal sporen. Builenbrand in vroeg stadium (foto F. van der Maas, Apeldoorn) Methode Een onderscheid werd gemaakt tussen percelen waarop de voorafgaande 4 jaar wel en percelen waarop de voorafgaande 4 jaar geen mais was geteeld. Vanwege de relatief geringe verschillen in re sistentie tussen de in Nederland geteelde rassen werd bij de vraagstelling geen onderscheid naar ras gemaakt. De enquête werd uitgevoerd in de 2e en 3e week van septc _ber. Resultaten e resultaten van de enquête zijn weergege ven in de tabellen 1 en 2. Voor het leesbaar maken van de tabellen zijn de cijfers herleid naar 100 planten per perceel. Op alle percelen werd builenbrand geconstateerd, waarbij op het zwaarst aangetaste perceel 75 builen per 100 planten werden geteld en in het minst aan getaste 1 buil per 100 planten. Bij een verge lijking tussen de gebieden (zie tabel 1) komen de gebieden met een intensieve maisteelt ge middeld met iets hogere cijfers naar voren dan de gebieden met een wat minder intensieve en/of jongere maisteelt. Bij beschouwing van de cijfers van alle enquêtepercelen waarop ge durende de voorafgaande 4 jaar geen mais was geteeld en percelen waarop dit wel was ge beurd (zie tabel 2), zien we een gering verschil in aantasting (13,7 tegen 17,3 builen per 100 planten). Dit verschil wordt sterk afgezwakt door het feit dat slechts in de helft van het aantal consulentschappen hogere aantastings- cijfers werden gevonden in percelen met een "voorvrucht" mais. Het Consulentschap in Algemene Dienst voor de Veevoeding noemt als lemiet voor sterk aan getaste mais 30% aangetaste planten. Bij een hoger percentage wordt het voeren van verse mais afgeraden. In 11 van de 135 percelen werd meer dan 30% aangetaste planten gevonden. Een ander criterium, dat weieens is genoemd (bron onbekend), is een gewicht aan builen van 10% van het geoogste verse produkt. In 1976 zijn door ir. B.A. ten Hag van het Proefstation voor de Akkerbouw (PA) de gewichten aan builen bepaald in een reeks gewassen met ver schillende aantastingspercentages en op brengsten. in feite een wonderplant; ca. 20 35 kg zaaizaad levert 50.000 k 60.000 kg waardevol voeder in een tijdsbestek van 5 maanden. een sympathiek gewas, behorend bij de "aankleding" van het landschap van eind mei tot begin oktober. onkruidonderdrukker nummer één.een mestverslinder; kan ca. 70 ton organische rundermest per ha verdragen. een gewas dat in de wisselbouw van de veehouderij volledig op zijn plaats is. Bij een vergelijking tussen de PA-gegevens en de enquêtegegevens, bleek dat de gemiddelde aantasting van alle enquêtepercelen (tabel 1) ongeveer een vers gewicht aan builen zal heb ben van 2%. Bij het aanhouden van dit per centage voor het gemiddelde, komen we slechts voor het zwaarst aangetaste perceel (75 builen per 100 planten) aan de limiet van 10 gewichts procenten aan builen. De andere percelen liggen hier duidelijk onder. V eevoedersi tua tie H oewel builenbrand algemeen voorkwam in 1976, zijn ook dit jaar, voorzover nu bekend, geen moeilijkheden voortgekomen uit het voe ren van aangetaste mais. Hierbij moet worden vermeld dat bij het afrij pen van de mais een groot gedeelte van de builen uiteenvalt. Het zelfde gebeurt bij het verhakselen. Zeker wan neer het advies wordt opgevolgd om sterk aan getaste mais wat later te oogsten, mag worden aangenomen dat slechts een klein gedeelte van de schimmelsporen in het uiteindelijke pro dukt terecht komt. Uit waarnemingen van Ten Hag bleek dat de gewichtspercentages aan builen in aangetaste gewassen in de tweede helft van september en later sterk afnamen. Bij het inkuilen van de mais zouden de sporen in de loop der tijd ver dwijnen. Konklusie Van de epidemiologie van de schimmel is vrij weinig bekend. Er zijn grote ver schillen in aantasting per jaar, waarvoor geen duidelijke verklaringen te geven zijn. Een chemische bestrijding is niet mogelijk, voor zover bekend. "Resis tente" rassen worden eveneens aange tast. Vruchtwisseling heeft weinig effekt. Builenbrand hoeft geen moeilijkheden in het veevoer op te leveren. Tabel 1 Aantasting builenbrand per consulentschap per perceel per 100 planten Hybridemais is de aanduiding van een groep rassen uit verschillende rijpheidsklassen die volgens een bepaald procédé zijn gekweekt. Het beginsel van dit procédé bestaat daarin, dat talrijke inteeltlijnen gemaakt worden door kunstmatige zel/bestuivingen te maken in geschikt basismateriaal. Heterosis Het heterosiseffekt ontstaat wanneer men goed bij elkaar passende, niet verwante inteeltlijnen met elkaar kruist. Hierdoor worden maishybriden tot stand gebracht met een speciale, krachtige groei en ontwikkeling; het heterosisejfekt. Twee typen Er bestaan twee principieel verschillende maistypen nl. dentmais en flintmais. Dentmais heeft een ingedeukte korrel, waarvan het zetmeel betrekkelijk zacht is, terwijl flintmais ronde korrels met harder zetmeel heeft. De moderne vroege maishybriden zijn vaak een combinatie van beide typen. Het maisareaal bedroeg in 1976: In Nederland: ca. 88.500 ha In Europa ca. 12.500.000 ha In Amerika ca. 28.000.000 ha Wereldareaalca. 120.000.000 ha Consulentschap: Aantal percelen Aantal Aantal Verdeling builen naar aanget. builen doorsnee in planten 3 cm 3-7 cm 7 cm Zwolle 15 24,8 29,7 26 49 25 Doetinchem 15 15,1 17,1 30 50 20 Arnhem 10 22,3 25,5 34 43 23 Tiel 10 9,6 16,8 46 32 22 Utrecht 16 12,7 14,7 25 29 46 Zevenbergen: zand 11 6,9 7,4 35 30 35 klei 15 4,5 4,6 43 33 24 Tilburg 11 14,9 15,0 58 31 11 Eindhoven 20 13,8 17,0 29 43 28 Roermond 12 10,0 32 33 35 Gem. over totaal 135 12,7 15,8 33 40 27 Tabel 2 Aantasting builenbrand, gemiddeld per perceel, per 100 planten, in percelen waarop de voorafgaande 4 jaar één of meerdere keren wel en in het geheel geen mais geteeld is "Voorvrucht" Aantal percelen Aantal aanget. planten Aantal builen Verdeling builen naar doorsnede in 3 cm 3-7 cm 7 cm Geen mais Wel mais 57 78 10,0 14,6 13,7 17,3 '34 34 37 41 29 25

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 11