SPRAK r DE RECHTER^/ KIEZEN EN DELEN (I) N u de verkiezingen in aantocht zijn, is het nuttig in deze rubriek wat meer te vertellen over het kiesrecht, het ka merlidmaatschap en kabinetsformatie. De Tweede Kamer vormt samen met de Eerste Kamer de Staten-Generaal. De Tweede Kamer wordt rechtstreeks gekozen. De Eerste Kamer daarentegen wordt gekozen door de Provinciale Staten. Dat heet dan "trapsgewijze" of "indirekte" ver kiezing, want eerst kiezen de stemgerechtigde inwoners van een provincie (eens in de vier jaar) de Provinciale Staten en vervolgens bepalen Provinciale Staten wie er in de Eerste Kamer zitting zullen nemen. Er bestaan nogal wat verschillen tussen de Eerste en de Tweede Kamer. Zo telt de Eerste Kamer 75 en de Tweede 150 leden. Verder kan de Tweede Kamer altijd proberen wijzigingen aan te brengen in een voorstel van de regering; de Eerste Kamer heeft alleen de keuze tussen verwerpen van een voorstel of het ongewijzigd aannemen. O nlangs is in Brussel besloten om de invoerrechten op con sumptie-aardappelen verder op te schorten tot 15 april a.s. Hiermee zijn deze invoerrechten reeds meer dan een jaar niet meer van kracht. N ederland kent geen distriktenstelsel. Het heeft hier echter bestaan van 1848 tot 1917. Nu is het eigenlijk zo, dat Nederland als het ware één distrikt is, waarbinnen 150 zetels vallen te verdelen. De stem van een Limburger op een bepaalde partij, wordt gewoon geteld bij die van een Zeeuw of een Fries op dezelfde groepering. T ot slot van deze aflevering nog een enkele opmerking over het kiesrecht: er bestaat een verschil tussen het aktief en het passief kiesrecht. Het aktief kiesrecht is het recht om een stem uit te brengen. Dat is een recht, zoals gezegd, van elke Neder lander van achttien jaar en ouder. Het passief kiesrecht is het recht om kandidaat gesteld te worden voor een zetel in de Tweede Kamer. Daarvoor geldt een leeftijdsgrens van vijfen twintig jaar. Het kan voorkomen dat iemand uit 't aktief of passief kiesrecht ontzet is. De rechter kan dat als straf uitspre ken, maar ook personen die zijn veroordeeld tot een onherroe pelijke gevangenisstraf van meer dan een jaar wegens bedelarij of landloperij mogen bij verkiezingen geen stem uitbrengen. In de volgende aflevering van Kiezen en Delen komt aan de orde wat er allemaal gebeurt als de stemmen geteld zijn en een nieuwe Tweede Kamer aan de slag gaat. zo H et onderwijsbeleid van het KNLC wordt bepaald door het KNLC-hoofdbestuur. In feite wordt het voorbereid in de zgn. Beleidskommissie Onderwijs, waarin vertegen woordigers van de provinciale landbouworganisaties zit ting hebben. De kommissie kent bovendien vertegenwoor digers van de Algemene Besturenbond voor beroepsonder wijs, van de Ned.Bond van Plattelandsvrouwen en van het Agrarisch Opleidingscentrum van het KNLC te Dor drecht. Pootaardappelareaal in de EEG in 1976 Onderwijsbeleid In kommissies en diskussies III Tot slot is het van belang te weten, dat de Tweede Kamer in beginsel om de vier jaar wordt samengesteld, terwijl de zittingsduur van de Eerste Kamer zes jaar bedraagt. Kiesrecht Iedere Nederlander van achttien jaar en ouder is stemgerech Gezien de marktsituatie was het Landbouwschap reeds eind vorig jaar van mening, dat een opschorting van de invoerrechten na 28 februari van dit jaar ongewenst zou zijn. Het Landbouw schap staat dan ook op het standpunt, dat niet nogmaals een opschorting na 15 april a.s. mag plaatsvinden. Gedurende de afgelopen periode van schaarste van aardappe len in de EG heeft er invoer plaatsgevonden uit bepaalde derde landen, waar gevaarlijke aardappelziekten voorkomen. Nu de aardappelmarkt verruimd is, vindt het Landbouwschap het niet verantwoord het risiko van besmetting nog langer te laten be staan. Daarom zou 't gewenst zijn, indien men de invoer van aardappelen uit bepaalde landen zou staken. In Frankrijk heeft de overheid inmiddels besloten om de import stop te zetten. De onderwerpen die hier aan de orde komen hebben be trekking op het landbouwonderwijs en het huishoud- en nijverheidsonderwijs, omdat dit de voornaamste schoolty pes zijn waarvan de landbouworganisaties de besturen vormen. De Beleidskommissie Onderwijs staat onder voorzitterschap van de heer ing. J. Kaan te Anna Paulow- na. Provinciaal Op provinciaal niveau zijn er verschillende bestuursvormen voor dit onderwijs. Het meest gebruikelijk is een provinciale onderwijskommissie die advies uitbrengt aan het provinciaal hoofdbestuur van de landbouworganisatie. In deze provinciale kommissies zijn dan veelal vertegenwoordigers opgenomen van de plaatselijke kommissies, die in de praktijk de verbinding met de betrokken scholen onderhouden. Op deze wijze is er een heel netwerk opgebouwd van verant woordelijken voor het onderwijs in het verband van een land bouworganisatie. Visie op het geheel Aan de orde komen daarbij zaken als de benoeming van leer krachten, het leerlingenbestand, de voorzieningen, het te geven onderwijs en kursussen. Op al deze terreinen zijn, naar gelang van onderwijssoort tal van ontwikkelingen gaande, waarover een schoolbestuur en een provinciale organisatie standpunten tigd. Dat is niet altijd zo geweest. In de vorige eeuw was het kiesrecht voorbehouden aan groepen die aan bepaalde ken merken voldeden. Nederland kende toen belastingkiezefs (mensen die belasting betaalden. Wat niet iedereen in die dagen moest!), woningkiezers (mensen die een zeker huurbedrag ver woonden), loonkiezers mensen die tenminste een bepaald be drag per jaar verdienden), spaarkiezers (mensen die een klein bedrag bij elkaar gespaard hadden) en e-xamenkiezers (mensen die in het bezit waren van het een of andere diploma). Pas aan het begin van deze eeuw is het algemeen kiesrecht ingevoerd. Sindsdien is er nog wel 't een en ander veranderd. De belang rijkste wijziging vondt plaats in 1970. De opkomstplicht werd afgeschaft, waardoor iedereen in het vervolg zelf maar moest uitmaken of hij het de moeite waard vond van zijn stemrecht gebruik te maken. Daarvoor bestond er een plicht om op de dag van de verkiezingen naar het stemlokaal te gaan. Wie dat naliet, kon veroordeeld worden tot een betrekkelijk geringe boete. Niet alleen binnen Nederland is het kiesrecht en alles wat daarmee samenhangt aan verandering onderhevig, ook bestaan er verschillen tussen de gekozen aanpak hier en die in andere Westerse landen. Engeland bijvoorbeeld kent een distrikten- stelsel. Het land is opgedeeld in evenveel distrikten als er zetels zijn. Binnen een bepaald distrikt doen verschillende partijen hun uiterste best om de ene beschikbare zetel te veroveren. De partij die de meeste stemmen haalt, komt vóór die zetel in aanmerking. De stemmen die zijn uitgebracht op de verliezende partijen zijn verder voor de samenstelling van de volksverte genwoordiging van geen enkel belang. Daardoor kan het voor komen, dat een partij die landelijk in totaal twintig procent van alle stemmen haalt, met nog geen tien zetels (van de 200 b.v.) in het parlement vertegenwoordigd is. Kiesdrempel Het is niet moeilijk om uit te rekenen hoeveel kiezers hun stem op een bepaalde partij moeten uitbrengen, wiLdie partij op tenminste één kamerzetel aanspraak kunnen maken. Stel, dat zeveneneenhalf miljoen Nederlanders stemmen gaan en er 150 zetels zijn te verdelen, dan is de kiesdeler 50.000 stemmen. Dat wil zeggen, dat een bepaalde partij voor elke 50.000 stemmen één kamerzetel gaat innemen. (Het aantal uitgebrachte stem men delen door het aantal zetels). Er is wel eens gepleit voor het invoeren van een kiesdrempel. Daarmee wordt een dam opge Achtergrond 13 e reden, waarom de invoerrechten al enkele malen opge schort zijn in Brussel, was de vrees voor een te krap aanbod. Aan de hand van de oogstresultaten van 1976 werd algemeen ver wacht, dat de voorziening dit seizoen nog krapper uit zou vallen dan in het vorige. Op grond daarvan heeft het Landbouwschap zich aan het begin van het afzetseizoen niet al te zeer verzet tegen de in Brussel bepaalde opschorting. Wel heeft het Land bouwschap regelmatig gewaarschuwd voor de plantenziekten- kundige risiko's van de import uit bepaalde landen. De be voegde instanties zijn herhaaldelijk gewezen op de noodzaak om elke invoer van gevaarlijke ziekten te voorkomen. De gehele marktsituatie is inmiddels sterk veranderd. De prijzen zijn een stuk gedaald en verwacht wordt, dat de invoer van vroege aardappelen groter zal zijn dan normaal. dient te bepalen. Dit vraagt om een visie op de verdere ontwik keling van het onderwijs als geheel. Als men de achtergronden te weinig kent zal het zelfs diegenen die er meer regelmatig mee te maken hebben overvallen, dat bepaalde opleidingen opeens verdwijnen en plaats moeten maken voor andere, nieuwere vormen. Deze veranderingen wekken nogal eens onrust in de scholen, waarVan het personeel zich onzeker gaat voelen: zullen zij gehandhaafd blijven, is hun opleiding en bevoegdheid nog wel aan de omstandigheden aangepast? Soms komen de veran deringen in het onderwijs dan ook over als een heilloos moeten, waardoor de wijzigingen niet de kern kunnen raken en eerder aanpassingen zijn aan de situatie waarin men reeds werkt. Veranderingen Voorbeelden van dergelijke veranderingen zijn er te over. En kele jaren geleden werd zo het vak "Algemene Technieken" in het lager beroepsonderwijs ingevoerd. Elk schooltype deed dit op zijn eigen wijze terwijl het oorspronkelijk de bedoeling was geweest, dat dit vak voor alle schooltypen gelijksoortig zou zijn. Het bleek bij de uitvoering niet haalbaar. Op zeker moment werd de oude i.n.a.s.-opleiding (inrich ting-assistenten, een 2-jarige opleiding op het niveau van het middelbaar huishoud- en nijverheidsonderwijs) vervangen door een 1- en 2-jarige "interim algemene schakelklas", ook i.n.a.s. genoemd. De opzet van deze schakelklas bleef nog in de mist, temeer omdat zij moest aansluiten op het net 4-jarig geworden lager huishoud- en nijverheidsonderwijs. In dit soort onderwijs moet men vaststellen dat de van hoger hand verlangde veranderingen in zoverre wel eens te snel gaan, dat men onvoldoende de einddoelen van dit onderwijs heeft kunnen vaststellen. En het eerste wat men toch moet weten is welk einddoel men wil bereiken. Begeleiding De scholen hebben vaak behoefte aan meer begeleiding bij deze ontwikkelingen. Daarvoor blijkt van overheidswege echter te weinig geld beschikbaar. Veel wordt op nationaal niveau uitge dacht, terwijl er te weinig aandacht is voor de vraag hoe al deze worpen tegen frakties van een geringe omvang. Op dit moment telt de Tweede Kamer zeven frakties van drie leden of minder. De voorstanders van een kiesdrempel meneh, dat zo'n versnip pering de slagvaardigheid van de volksvertegenwoordiging niet ten goede komt. Als de kiesdrempel, op vier zetels zou worden gesteld, dan moet een partij (in het eerder gegeven voorbeeld) tenminste 200.000 stemmen behalen, wil ze in de Tweede Ka mer komen. Onder andere in West-Duitsland bestaat een kies drempel. Veel partijen Het grote aantal partijen dat in de Tweede Kamer vertegen woordigd is, is een ander kenmerk van het Nederlandse parle mentaire-stelsel. In West-Duitsland zijn de zetels in het parle ment over drie partijen verdeeld, in de Verenigde Staten over slechts twee. In Nederland telt het parlement maar liefst zestien frakties. Voor alle duidelijkheid: een fraktie wordt gevormd door kamerleden die namens dezelfde partij in de Tweede Ka mer zitting hebben. De grootste frakties zijn die van de Partij van de Arbeid (43 leden), de Katholieke Volkspartij (27 leden), de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (22 zetels), de Anti Revolutionaire Partij (14 zetels) en de Politieke Partij Radicalen 7 zetels). Elke fraktie heeft een fraktievoorzitter, die bij belangrijke aan gelegenheden namens de hele groep het woord voert. Het be kendste voorbeeld daarvan is de bespreking van de Troonrede en de Miljoenennota. In deze stukken vertelt de regering wat zij het komende jaar van plan is. Verlies van kiesrecht Mr.Peter van Heemst. De consumptie in de EG is sterk teruggelopen. De voorraden in Nederland zijn iets groter dan vorig jaar, terwijl de export niet bijzonder groot is. Op grond hiervan bestaat de algemene ver wachting, dat de voorziening in de EG ruimschoots is gewaar borgd. In "La pomme de terre fran^aise" is een overzicht opgenomen van de oppervlakte pootaardappelen in de EEG per ras en per land. Van de ca. 400 vermelde rassen blijkt dat slechts 22 rassen ruim 60% van het totale areaal uitmaken. Bintje is met een areaal van 18.080 ha of 17,5% van het totale areaal het meest geteelde ras in de EEG. Hiervan zijn Neder land met 51,8% en Frankrijk met 39,6% de voornaamste teelt- gebieden. Het Verenigd Koninkrijk neemt met 28% het grootste aandeel van de pootgoedteelt voor zijn rekening. Nederland komt met 27% als goede tweede, gevolgd door West-Duitsland en Frank rijk met resp. 19 en 16%. Denemarken en Ierland komen nog niet aan de 5%, terwijl de pootgoedteelt in Italië, België en Luxemburg nauwelijks van belang is. nieuwe mogelijkheden met de beperkte middelen in het onder wijs zelf gerealiseerd zouden kunnen worden. De schoolbestu ren gaan er dan ook steeds meer toe over om in gezamenlijk verband ruimte te scheppen voor begeleiding van scholen. Karakter van beroepsopleiding Een punt van diskussie wordt ook steeds meer de vraag in hoeverre een beroepsopleiding algemeen óf gespecialiseerd dient te zijn en op welke leeftijd men deze opleiding moet kunnen afronden. Steeds duidelijker wordt het, dat het lager beroepsonderwijs en het m.a.v.o. twee verschillende wegen zijn naar een beroepsopleiding die dan op het leeftijdsniveau van 16-19 jaar zal dienen plaats te vinden. Het lager beroepsonder wijs wordt dan ook beroeps-oriënterend onderwijs genoemd: de -echte opleiding vindt pas daarna plaats. Maar hiermee is het probleem als het ware naar later verschoven. Momenteel zijn er flinke diskussies aan de gang over de vraag of de lagere techni sche school b.v. als vorm van het beroeps-oriënterend onderwijs wel voldoende aansluit op de bestaande vervolgopleidingen zoals de middelbaar-technische school, de leerlingstelsels e.d. Men is nu op zoek naar een 2-jarige vervolgopleiding van be roepsgericht dagonderwijs gericht op de opleiding voor het be drijfsleven. We zien daarbij dat het bedrijfsleven minder tijd, geld en aandacht kan besteden aan leerlingen in leerlingstelsels en dat de huidige middelbare technische scholen een te hoog (kennis)niveau handhaven. Dit laatste is mogelijk door de grote behoefte van velen om. verder te leren. Daarbij wordt de kans steeds groter dat zij, die minder begaafd zijn minder kansen hebben en met minder opleiding genoegen moeten nemen. Geen gelijke kansen Ondanks de politieke doelstellingen van minister Van Keme- nade (spreiding van kennis en gelijke kansen op onderwijs) blijkt dat zelfs met de extra uitgaven voor onderwijs geen gelijke kansen worden bereikt. Wie meer mogelijkheden heeft heeft ook meer mogelijkheden om betere kansen te benutten binnen het onderwijs en de opleiding. Wie minder mogelijkheden krijgt wordt door de drang van de anderen om meer onderwijs te volgen naar lagere opleidingen verwezen. Het onderwijs in zijn totaliteit kan de behoefte aan opleiding feitelijk niet bevredigen. Dit is een soortgelijke ontwikkeling als die we zien op de ar beidsmarkt, waar ook niet ieder meer een kans schijnt te heb ben, laat staan een gelijke kans. J.R. Westerhuis Opnieuw opschorting tot 15 april - .A Hoogst ongewenste situatie Consumptieaardappelen en invoerrechten

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 4